Op deze plek heb ik al meerdere keren aandacht besteed aan de (on)mogelijkheid om een vermogensaanwasbelasting te hanteren voor vastgoed.1 De Opinie van vorig jaar was de op één na best gelezen Opinie,2 hetgeen aangeeft hoezeer dit specifieke thema leeft in de belasting- en vastgoedpraktijk. De rendementen (waarde en inkomsten) van vastgoed staan onder druk door de stijgende rente, inflatie en de aangekondigde maatregelen van minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening). Als gevolg van deze maatregelen wordt het aanhouden van verhuurde woningen onaantrekkelijker door het reguleren van huur in het middensegment. Daarbovenop komen nog eens de verduurzamingsopgaven waar de investeerders voor staan. De MSCI-vastgoedindex rapporteert over 2022 voor alle objecten een direct nettorendement van 3,1%.
De toonzetting van mijn bijdragen over de vermogensaanwas- en winstbelasting was van meet af aan kritisch. De discussie over de vermogensaanwasbelasting wordt sinds een kleine tien jaar gevoerd, en de ‘uitdagingen’ – management-jargon voor problemen – werden en worden almaar groter naarmate meer praktische aspecten in kaart zijn gebracht. De invoering ervan was – en dat is al veelzeggend – gepland na de verkiezingen van 2025. Recentelijk gaf de staatssecretaris aan dat het praktisch onhaalbaar is om de afgesproken invoeringsdatum van 2026 nog te halen.3 Ondertussen lijkt de vermogensaanwasbelasting voor vastgoed aangeschoten wild te zijn geworden. Volgens de website van de Jagersvereniging moet je een dier onnodig lijden besparen. Nu hoor ik u denken: je kunt wel eeuwig kritisch zijn – lekker makkelijk –, maar heb je ook een oplossing? Daarom pleit ik in deze Opinie voor een levensreddende bypassoperatie. De geesten lijken er inmiddels rijp voor te zijn. In de aanloop naar die operatie volg ik met name de communicatie tussen staatssecretaris Van Rij en de Tweede Kamer.