Bij grensoverschrijdende juridische fusie ontstane goodwill niet splitsbaar
Bij grensoverschrijdende juridische fusie ontstane goodwill niet splitsbaar
Gegevens
- Publicatiedatum
- 13 juli 2023
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Vennootschapsbelasting/Dividendbelasting
- Relevante informatie
Door een grensoverschrijdende juridische fusie zijn het gehele vermogen en alle rechtsverhoudingen van de verdwijnende vennootschap F (gevestigd in België) onder algemene titel overgegaan op de verkrijgende rechtspersoon E (gevestigd in Nederland). F is door de fusie ontbonden zonder vereffening en opgehouden te bestaan. E is in het kader van de fusie hernoemd tot X (belanghebbende). In 2016 is van rechtswege een (nieuwe) vestiging van X in België ontstaan, waaraan het gehele vermogen en alle rechtsverhoudingen die voorheen toebehoorden aan F zijn toegewezen. Deze Belgische vestiging vormt zowel voor Nederlandse als voor Belgische fiscale doeleinden een vaste inrichting. Nadien heeft een juridische afsplitsing plaatsgevonden, waarbij een 100%-dochter van X is opgericht (G). Uiteindelijk is de feitelijke leiding van G verplaatst naar België en juridisch omgezet naar een commanditaire vennootschap op aandelen naar Belgisch recht. Nadat de inspecteur de aanslag Vpb 2016 heeft opgelegd, stelt X in haar bezwaarschrift dat geen rekening is gehouden met de afschrijvingen op de synergievoordelen die toerekenbaar zijn aan een toename van de belastbare winst van X in Nederland. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de fusie goodwill heeft doen ontstaan, omdat de fusieprijs hoger is dan de marktwaarde van de verkregen activa en passiva. Deze goodwill dient echter niet als zelfgekweekte goodwill te worden gekwalificeerd, maar moet worden aangemerkt als gekochte goodwill. De fusieprijs voor de door belanghebbende onder algemene titel verkregen activa en passiva van F bedraagt € 10,8 mln. Voor zover deze fusieprijs de reële waarde van de verkregen identificeerbare activa en passiva overtreft, kan deze meerwaarde derhalve worden aangemerkt als gekochte goodwill. De synergiegoodwill die bij de onderhavige fusie door de nauwe samenwerking van de ondernemingen is ontstaan, moet tot de externe goodwill ofwel de gekochte goodwill gerekend worden. Dit leidt tot het oordeel dat de synergiegoodwill geen zelfgekweekte goodwill is. Nu geen sprake is van zelfgekweekte goodwill is de activering ervan niet belast. Naar het oordeel van het hof dient de vergoeding voor de meerwaarde die besloten ligt in de activa en passiva van een met de eigen onderneming samen te voegen bedrijf en waarbij aannemelijk is dat ook iedere vergelijkbare derde deze vergoeding zou willen betalen, fiscaal te worden gekwalificeerd als goodwill die is verknocht aan de desbetreffende activa en passiva en die als een niet-splitsbare restpost moet worden beschouwd van hetgeen boven de som van de waarde van de afzonderlijke activa is betaald. De inspecteur heeft naar het oordeel van het hof bovendien terecht gesteld dat de begrippen ‘te verwachten synergievoordelen’ en het fiscale begrip ‘goodwill’ niet aan elkaar gelijk kunnen worden gesteld. Het hof verwerpt daarom het standpunt van belanghebbende dat zij een deel van de goodwill op haar (hoofd)huisbalans kan activeren en daarop in Nederland kan afschrijven voor het belastingjaar 2016. Weliswaar is aannemelijk dat met de juridische fusie ook in de Nederlandse onderneming van belanghebbende synergievoordelen werden beoogd (inkoopvoordelen en kostenbesparingen) die na de fusie daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Beslissend is echter dat belanghebbende uitsluitend een prijs heeft betaald voor de in de verkregen onderneming besloten liggende meerwaarde (goodwill). Dergelijke goodwill is fiscaal niet ‘splitsbaar’ omdat zij volledig betrekking heeft op de activa en passiva van de verkregen onderneming. Bovendien is het hof van oordeel dat de op de fusie gevolgde juridische afsplitsing, waarbij alle activa en passiva van de verkregen onderneming zijn afgesplitst naar de buiten Nederland gelegen vaste inrichting van een nieuw opgerichte vennootschap, tot gevolg heeft dat er geen bedrag aan goodwill kan zijn achtergebleven op de fiscale hoofdhuisbalans van belanghebbende. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
(Beroep ongegrond.)