NTFR 2024/935 - Informatieverzoeken in de WOZ: vragen staat vrij, antwoorden is niet vrijblijvend

NTFR 2024/935 - Informatieverzoeken in de WOZ: vragen staat vrij, antwoorden is niet vrijblijvend

mEP
mr. E.D. Postemasenior juridisch adviseur bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Bijgewerkt tot 4 juni 2024

Art. 47 lid 1 onderdeel a AWR bepaalt dat ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor de belastingaanheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Voldoet een belastingplichtige niet aan deze verplichting, dan kan de inspecteur dit op grond van art. 52a lid 1 AWR vaststellen in een zogenoemde informatiebeschikking.1 Een onherroepelijke informatiebeschikking heeft belangrijke consequenties, namelijk omkering en verzwaring van de bewijslast (art. 25 lid 3 AWR voor de bezwaarfase en art. 27e lid 1 AWR voor de beroepsfase). De hiervoor genoemde bepalingen zijn op grond van art. 30 lid 1 Wet WOZ ook van toepassing op de waardebepaling en de waardevaststelling ingevolge de Wet WOZ (‘de inspecteur’ moet dan ingevolge art. 231 lid 2 onderdeel b Gemw worden gelezen voor ‘de heffingsambtenaar’). Toch wordt in WOZ-zaken niet vaak een informatiebeschikking vastgesteld.

Informatieplicht

De informatieplicht van art. 47 lid 1 AWR kan worden onderverdeeld in een actieve en een passieve informatieplicht. De actieve informatieplicht is opgenomen in onderdeel a. Een belastingplichtige moet op verzoek van de inspecteur antwoord geven op vragen en moet daarbij actief op zoek gaan naar antwoorden. Er is sprake van een inspanningsverplichting. Onderdeel b bevat een passieve informatieplicht. Een belastingplichtige dient boeken, bescheiden en andere gegevensdragers voor raadpleging beschikbaar te stellen als de inspecteur daarom vraagt. De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt (art. 49 AWR).2 Het is aan de inspecteur om te bepalen of dit mondeling, schriftelijk of op andere wijze geschiedt, en binnen welke termijn dat moet gebeuren, mits hij daarbij de redelijkheid in acht neemt en rekening houdt met de belangen van de belastingplichtige.3 De inspecteur kan niet onbeperkt om informatie vragen. De gegevens en inlichtingen moeten van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van de belastingplichtige. Daarbij is voldoende dat de inspecteur zich in redelijkheid op dat standpunt kan stellen.4 De informatie hoeft dus niet daadwerkelijk van belang te zijn voor de belastingheffing van de belastingplichtige. Verder is de inspecteur bij een informatieverzoek gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur,5 moet dit verzoek voldoende onderbouwd zijn en mag het geen zogenoemde ‘fishing expedition’ inhouden.6

Permanente marktanalyse

Gemeenten en samenwerkingsverbanden dienen jaarlijks de waarde van de binnen hun werkgebied gelegen onroerende zaken vast te stellen. Hiervoor worden marktgegevens (huur- en verkoopcijfers) verzameld, geregistreerd en geanalyseerd. Voor een goede analyse zijn niet alleen de primaire objectkenmerken (bouwjaar, type woning, gebruiksoppervlakte, perceeloppervlakte, bijgebouwen) van belang, maar ook de secundaire objectkenmerken (kwaliteit, onderhoud, uitstraling, doelmatigheid, voorzieningen, ligging). De secundaire objectkenmerken worden onder andere verzameld en gecontroleerd door middel van inlichtingenformulieren die de gemeente of het samenwerkingsverband naar de eigenaar van een onroerende zaak stuurt. Meestal wordt een inlichtingenformulier naar de koper(s) van een onroerende zaak gestuurd, maar aan het sturen van een dergelijk formulier hoeft geen transactie ten grondslag te liggen. Uit deze formulieren kan informatie worden gehaald over bijzonderheden bij de verkoop (bijvoorbeeld verkoop aan kinderen), de onderhoudstoestand van de onroerende zaak en eventuele verbouwingen. Het doel van inlichtingenformulieren is tweeledig. In de eerste plaats wordt de informatie gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak zelf. In de tweede plaats zorgt de informatie ervoor dat de onroerende zaak kan worden gebruikt als vergelijkingsobject voor de waardevaststelling van andere onroerende zaken. Het eerste punt (vaststelling van de waarde van de onroerende zaak zelf) maakt dat het invullen en retourneren van een inlichtingenformulier op grond van art. 47 lid 1 AWR verplicht is. Het is namelijk van belang voor de ‘eigen’ belastingheffing.

Informatiebeschikking

Stuurt de betrokkene het ingevulde inlichtingenformulier niet retour of worden op andere wijze gestelde vragen niet beantwoord, dan kan de heffingsambtenaar een informatiebeschikking vaststellen. De informatieplicht van art. 47 lid 1 AWR ziet op de informatie waarover de belastingplichtige beschikt dan wel redelijkerwijs kan beschikken.7 Inpandige foto’s vallen hier niet onder. Het maken en vervolgens insturen van foto’s is derhalve niet verplicht, maar vormt slechts een alternatief voor een inpandige opname waaraan medewerking op grond van art. 50 AWR jo. art. 30 lid 1 Wet WOZ wél verplicht is.8 Een informatiebeschikking moet duidelijk vermelden welke gegevens en inlichtingen niet zijn verstrekt. Tevens moet daarin worden gewezen op de gevolgen van het niet-nakomen van de informatieplicht (omkering en verzwaring van de bewijslast).9 Een informatiebeschikking kan ook nog in de bezwaarfase worden vastgesteld.10 Omdat het in WOZ-procedures vaak gaat over waardeverminderende elementen, kan het de heffingsambtenaar helpen om direct na ontvangst van een bezwaarschrift vragen te stellen over de feitelijke staat van de onroerende zaak. Blijven de vragen onbeantwoord, dan kan hij een informatiebeschikking vaststellen. Het vaststellen van een informatiebeschikking in de bezwaarfase is niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, ook niet als dat in een vroeg stadium van de bezwaarfase gebeurt.11

Rechtsbescherming

De informatiebeschikking is ingevoerd om effectieve rechtsbescherming te bieden aan belastingplichtigen die worden geconfronteerd met controlehandelingen van de inspecteur.12 Het is een voor bezwaar vatbare beschikking. De keerzijde hiervan is dat er een extra procedure is gecreëerd. Dit betekent in de praktijk dat eerst over de informatiebeschikking wordt geprocedeerd en vervolgens over het achterliggende besluit (zoals een WOZ-beschikking). De termijn voor het vaststellen van een belastingaanslag of beschikking wordt verlengd met de periode tussen de bekendmaking van de met betrekking tot die belastingaanslag of beschikking genomen informatiebeschikking en het moment waarop deze informatiebeschikking onherroepelijk komt vast te staan of wordt vernietigd.13 Als een belastingaanslag of beschikking wordt vastgesteld vóór het onherroepelijk worden van de informatiebeschikking, vervalt de informatiebeschikking.14 Indien een (hoger) beroep tegen de informatiebeschikking ongegrond wordt verklaard, wordt een nieuwe termijn gegeven om aan de daarin gestelde verplichtingen te voldoen.15 De lange doorlooptijd van procedures over informatiebeschikkingen was het belangrijkste knelpunt dat werd geconstateerd in een evaluatie die in 2016 werd uitgevoerd.16 Dit is nog steeds het grootste knelpunt, zo blijkt uit een door mr.dr. E.A.M. Huiskers-Stoop in opdracht van het ministerie van Financiën uitgevoerd onderzoek.17 In het naar aanleiding van dit onderzoek opgestelde rapport worden een aantal mogelijke oplossingsrichtingen genoemd die op ambtelijk niveau nader worden onderzocht.18 Voorbeelden van genoemde oplossingsrichtingen zijn het terugbrengen van een gerechtelijke procedure over de informatiebeschikking naar één feitelijke instantie met mogelijkheid tot cassatie, en het instellen van een gespecialiseerde (landelijke) kamer bij rechtbanken en/of gerechtshoven die zich uitsluitend bezighoudt met informatiebeschikkingsprocedures.

Tussenuitspraak

Afsluiting