NTFR 2024/1219 - Geen rechtvaardiging voor afwijkende cassatieprocedure in Caribische belastingzaken

NTFR 2024/1219 - Geen rechtvaardiging voor afwijkende cassatieprocedure in Caribische belastingzaken

pdAvS
prof. dr. A.J.H. van Suilenbuitengewoon hoogleraar Caribisch formeel belastingrecht aan de University of Curaçao en redactielid van NTFR. Verder is hij senior raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en was hij van 2018 tot en met 2021 lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Bijgewerkt tot 16 juli 2024

Ter gelegenheid van het afscheid van prof. mr. Gerard Meussen is op 20 juni 2024 door de Radboud Universiteit te Nijmegen een symposium georganiseerd. Dit symposium had als thema ‘een rechtvaardig belastingstelsel’. Tijdens dat symposium heb ik een voordracht gehouden over de afwijkende cassatieprocedure bij de Hoge Raad in Caribische belastingzaken.

1. Inleiding

De landen binnen het Koninkrijk zijn autonoom en soeverein ter zake van de belastingheffing. Een gevolg hiervan is dat sinds 10 oktober 2010 het Caribische deel van het Koninkrijk vier fiscale jurisdicties kent, namelijk die van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Caribisch Nederland (BES-eilanden). Zowel op het terrein van het materiële als het formele belastingrecht zijn er verschillen tussen de jurisdicties. Eerder heb ik voorstellen gedaan om het fiscale procesrecht in de vier Caribische jurisdicties te uniformeren.1 Tot dusver nog zonder succes. Maar niet alleen tussen deze vier jurisdicties bestaan vele onwenselijke procesrechtelijke verschillen, ook in de cassatieprocedure bij de Hoge Raad bestaan verschillen tussen Nederlandse belastingzaken en Caribische belastingzaken. Dat lijkt op het eerste gezicht allesbehalve rechtvaardig. Vandaar dat ik daarvoor aandacht vraag.

Eerst nog een stukje geschiedenis. Al sinds 1915 is de Hoge Raad de hoogste rechter in belastingzaken in Europees Nederland. Meer dan honderd jaar later kan ook een Caribische belastingzaak aan de Hoge Raad worden voorgelegd. Pas vanaf 1 juli 2016 is het namelijk mogelijk om tegen belastinguitspraken van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie cassatieberoep in te stellen bij de Hoge Raad.2

2. Nederlandse bepalingen van toepassing

Op de cassatieprocedure bij de Hoge Raad zijn de procesrechtelijke bepalingen van de Nederlandse AWR en Awb van toepassing.3

Dit betekent onder meer dat in Caribische cassatieprocedures de bepalingen van toepassing zijn omtrent geheimhouding van stukken,4 schadevergoeding5 en incidenteel cassatieberoep.6 Dit terwijl in de Caribische procedures in eerste aanleg en hoger beroep deze regelingen volstrekt onbekend zijn. Dat de Caribische belastingrechter geen schadevergoeding kan toekennen, betekent dus ook dat het Caribische belastingrecht verschoond blijft van de door de Hoge Raad gecreëerde mandarijnwetenschap over de vergoeding van immateriële schade bij overschrijding van de redelijke termijn.7 Dit is niet helemaal waar, want als de Hoge Raad in een Caribische belastingzaak zelf de redelijke termijn overschrijdt, zal volgens de Nederlandse maatstaven wel een vergoeding van immateriële schade worden toegekend.8

Dat de AWR en de Awb van toepassing zijn in Caribische cassatieprocedures, betekent ook dat de Nederlandse tarieven aan griffierecht worden geheven,9 hoewel de salarissen in de Caribische landen toch beduidend lager liggen. Voor bepaalde belastingsoorten, zoals de omzetbelasting, is zelfs een nóg hoger tarief verschuldigd. Omdat de Cariben hun eigen bijzondere belastingmiddelen kennen, zoals een Algemene Bestedingsbelasting op Bonaire of een Belasting op Bedrijfsomzetten op Sint Maarten, is niet altijd even duidelijk of het lage of het hoge griffierecht voor die zaken in cassatie is verschuldigd.10 Het ministerie van Justitie werkt momenteel aan een verduidelijking van de Regeling verlaagd griffierecht voor Caribische belastingzaken.11 Maar goed, in ieder geval is duidelijk dat voor het heffen van griffierecht de wetgever geen onderscheid maakt tussen Nederlandse en Caribische belastingzaken.

3. Gerechtvaardigde afwijkingen in Caribische cassatieprocedure

Op andere onderdelen maakt de wetgever wél een onderscheid. Zo wijkt de cassatieberoepstermijn bijvoorbeeld af. Voor Nederlandse belastingzaken bedraagt die termijn zes weken,12 voor Caribische belastingzaken twee maanden.13 Deze langere termijn sluit aan bij de bezwaar- en beroepstermijn in de Caribische jurisdicties.

Een ander verschil is dat rechtspersonen, belastingadviseurs en advocaten uit de Cariben niet verplicht zijn om digitaal te procederen bij de Hoge Raad. Vanaf 15 april 2020 moeten deze partijen hun stukken via het webportaal van de Hoge Raad indienen. Maar daarvoor moeten zij wel beschikken over eHerkenning. Voor de aanvraag van eHerkenning is een inschrijving bij de Kamer van Koophandel in Europees Nederland vereist. Het merendeel van de Caribische bedrijven zal niet aan dit vereiste voldoen, zodat zij geen eHerkenning kunnen aanvragen. In die gevallen is men niet verplicht digitaal te procederen.14

4. Ongerechtvaardigde afwijkingen in Caribische cassatieprocedure

De verschillen in beroepstermijn en digitaal procederen zijn naar mijn idee gerechtvaardigde afwijkingen. Dit geldt echter niet voor de volgende twee afwijkingen. Ten eerste het ontbreken van de mogelijkheid om in Caribische belastingzaken sprongcassatie in te stellen. En ten tweede de onmogelijkheid om cassatieberoep in te stellen tegen een uitspraak op verzet van een Caribische belastingrechter.

4.1. . Sprongcassatie

4.2. . Cassatie tegen uitspraak op verzet

4.3. . Wetsgeschiedenis

5. Slotsom