Recht op aftrek elders belast van Rijnvarende terecht nagevorderd

Recht op aftrek elders belast van Rijnvarende terecht nagevorderd

Gegevens

Nummer
2024/1282
Publicatiedatum
25 juli 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2024:1465
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 15 Verdrag Nederland – Zwitserland, Art. 16 AWR

In zijn aangifte IB/PVV 2017 heeft belanghebbende loon uit dienstbetrekking bij een Zwitserse werkgever opgenomen en een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geclaimd met de omschrijving ‘Zeevarenden artikel verdrag CHE’. De aanslag is overeenkomstig de aangifte opgelegd. In geschil is of de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting terecht is nagevorderd. Volgens belanghebbende worden aangiften van medewerkers van zijn werkgever centraal behandeld met speciale aandacht, en worden ze doorgaans aangehouden in afwachting van de uitkomst van lopende procedures bij de Hoge Raad. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval op het relevante toetsmoment (nog) geen sprake is van bijkomende omstandigheden, op grond waarvan de inspecteur gehouden was tot nader onderzoek van de aangifte. Eind juli of begin augustus 2019, ten tijde van het opleggen van de definitieve aanslag, was er namelijk nog nauwelijks jurisprudentie over de toepassing van art. 15 lid 3 Verdrag Nederland-Zwitserland ten aanzien van medewerkers van de werkgever van belanghebbende. Rechtbank Den Haag deed juist rond die tijd (op 2 augustus 2019) uitspraak in de zaak die uiteindelijk heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1845, NTFR 2022/79. Dat de Belastingdienst (breed) toen nog niet in kaart had welke belastingplichtigen allemaal in dezelfde positie zaten en dus het afdoen van hun aangiften en het – geautomatiseerd – opleggen van hun aanslagen niet kon blokkeren, vindt de rechtbank niet onbehoorlijk: er gaat enige tijd overheen om dat soort acties in gang te zetten. Kortom: er was volgens de rechtbank eind juli, begin augustus 2019 (nog) geen sprake van een feit dat de inspecteur ‘redelijkerwijs’ bekend had kunnen zijn. Er is dus sprake van een nieuw feit, dat navordering rechtvaardigt.

(Beroep ongegrond.)