Accountant aansprakelijk jegens derde op grond van onrechtmatige daad wegens onjuiste advisering

Accountant aansprakelijk jegens derde op grond van onrechtmatige daad wegens onjuiste advisering

Gegevens

Nummer
2024/2021
Publicatiedatum
9 december 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:11242
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie

Eiseres is bij het overlijden van haar echtgenoot aandeelhouder van een vennootschap geworden. In die vennootschap zat een pensioenverplichting en een rentedragende rekening-courantvordering.

Aan de accountant wordt door de vertegenwoordiger van de vennootschap meegedeeld dat overwogen wordt om de pensioenvennootschap op te heffen. Op verzoek van de vertegenwoordiger heeft de accountant een berekening gemaakt van de financiële consequenties van de opheffing. Die berekening is gebaseerd op de fiscale waarde van de pensioen- en stamrechten.

Na de opheffing van de vennootschap volgt een voorlopige aanslag die aanzienlijk hoger uitvalt dan de accountant had berekend. Die aanslag is gebaseerd op de economische waarde van de pensioen- en stamrechten.

De civiele kamer van rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2024:11242) oordeelt dat de accountant jegens eiseres niet toerekenbaar tekort is geschoten in zijn opdracht. Eiseres was immers geen contractuele wederpartij van de accountant. Aansprakelijkheid wordt wel aangenomen omdat de accountant met de berekening op basis van fiscale waarde onrechtmatig handelde jegens eiseres. Onder omstandigheden kan het schenden van de zorgplicht ook een onrechtmatige daad jegens een derde opleveren. Dat is met name het geval als de accountant vanwege het belang dat een derde aan zijn berekening zal hechten, rekening ermee moet houden dat die derde zijn gedrag mede door de inhoud van die berekening laat bepalen en nalaat maatregelen te treffen om te voorkomen dat die derde aan de berekening ten onrechte of onjuiste betekenis toekent. De rechtbank verwijst daarbij naar HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2080 (Vie d’Or) en HR 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:149.

Voor de beoordeling van het causaal verband tussen de onrechtmatige daad van de accountant en de gestelde schade dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de feitelijke situatie na de onrechtmatige daad van de accountant en de hypothetische situatie zoals die geweest zou zijn als de accountant niet onrechtmatig had gehandeld. Voor de hypothetische situatie dient te worden uitgegaan van wat bij het uitblijven van de onrechtmatige daad feitelijk zou hebben plaatsgevonden, waarbij uitgangspunt moet zijn dat geen normschending zou hebben plaatsgevonden. Uiteindelijk wordt causaal verband aangenomen.

Eigen schuld van eiseres wordt niet aangenomen. Op de gevorderde schadevergoeding vindt uit het leerstuk van de kansschade een correctie van 10% plaats. De accountant wordt veroordeeld om aan eiseres ruim € 135.000 te vergoeden.