Waterzuiveringsheffing voor tweepersoonshuishouden naar drie vervuilingseenheden is niet discriminatoir
Waterzuiveringsheffing voor tweepersoonshuishouden naar drie vervuilingseenheden is niet discriminatoir
Gegevens
- Nummer
- 2025/530
- Publicatiedatum
- 21 maart 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Heffing lokale overheden
- Relevante informatie
Alle woningen worden voor de waterzuiveringsheffing aangeslagen naar drie vervuilingseenheden. Alleen voor eenpersoonshuishoudens geldt een uitzondering: zij worden aangeslagen naar één vervuilingseenheid. Belanghebbende, die een tweepersoonshuishouden voert, vindt dat discriminatoir. Tweepersoonshuishoudens worden volgens haar stelselmatig aangeslagen naar te veel vervuilingseenheden. Voor alle andere meerpersoonshuishoudens is dat niet zo. Belanghebbende wil dat haar heffing wordt gebaseerd op twee vervuilingseenheden. De feitenrechters hebben belanghebbende in het ongelijk gesteld. Ook bij de Hoge Raad krijgt zij nul op het rekest. De Hoge Raad overweegt daartoe als volgt.
De wetgever heeft met de zuiveringsheffing beoogd om tot een eenvoudig uitvoerbare heffing per huishouden te komen. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de heffing evident onredelijk is doordat deze bij woningen als uitgangspunt is gebaseerd op drie vervuilingseenheden, waarbij alleen voor eenpersoonshuishoudens een uitzondering geldt. Daarbij is ook van belang in welke mate gelijke gevallen ongelijk worden behandeld, dan wel ongelijke gevallen gelijk worden behandeld. Het gaat voor tweepersoonshuishoudens – bij de vergelijking van de wettelijke heffing naar drie vervuilingseenheden – slechts om een verschil van één vervuilingseenheid, wat in dit geval neerkomt op € 58,24. Een dergelijk verschil kan om doelmatigheidsredenen worden aanvaard. Dat de wetgever alleen een uitzondering heeft gemaakt voor eenpersoonshuishoudens valt binnen zijn ruime beoordelingsvrijheid.
Een en ander wordt niet anders nu waterschappen inmiddels digitaal toegang hebben tot de bevolkingsregistratie en inzicht kunnen verkrijgen in het op een adres ingeschreven aantal bewoners van een woning. De wetgever heeft namelijk ook oog gehad voor het effect op de uitvoerbaarheid en de uitvoeringskosten in geval van uitbreiding van het aantal categorieën huishoudens. Daarbij heeft kennelijk een rol gespeeld dat bij een dergelijke uitbreiding méér tijdsevenredige aanpassingen van de heffing nodig zouden zijn als gevolg van wijzigingen van het aantal bewoners van een woning in de loop van een kalenderjaar.
(Cassatieberoep ongegrond.)