Niet aannemelijk dat sprake is van aftrekbare kosten levensonderhoud ex-echtgenote

Belanghebbende was in 2020 gehuwd. Rechtbank Oost-Brabant heeft op 5 november 2021 de echtscheiding uitgesproken en aan belanghebbende een alimentatieverplichting opgelegd. In hoger beroep heeft hof Den Bosch deze alimentatieverplichting nader bepaald. Sinds 2018 leven belanghebbende en zijn ex-echtgenote duurzaam gescheiden. Belanghebbende heeft meerdere woningen in eigendom. De ex-echtgenote woont in een van die woningen. Belanghebbende heeft schriftelijk aan de inspecteur verklaard dat hij van de ex-echtgenote geen huur ontvangt omdat zij weigert huur te betalen. In de aangifte IB/PVV 2020 heeft belanghebbende kosten levensonderhoud van echtgenote in aftrek gebracht. De kosten zien op de door de echtgenote meegenomen boedel, kosten van de advocaat en kosten van de woning waar de ex-echtgenote verblijft. De inspecteur laat de kosten niet in aftrek toe.

De rechtbank oordeelt dat met betrekking tot het meenemen van de boedel belanghebbende niets heeft gesteld waaruit aannemelijk wordt dat sprake is van een periodieke uitkering of verstrekking. De kosten komen niet voor aftrek in aanmerking. Ook de advocaatkosten zijn niet aftrekbaar. De rechtbank oordeelt dat advocaatkosten alleen aftrekbaar zijn indien ze zijn gemaakt voor het verkrijgen van alimentatie. In dit geval zijn kosten gemaakt inzake het verweer tegen het verzoek van de ex om een alimentatieplicht op te leggen. Met betrekking tot de woning waarin de echtgenote verblijft, oordeelt de rechtbank dat ook hiervoor geen bedragen in aftrek kunnen worden gebracht. Dat de echtgenote geen huur betaalt, betekent nog niet dat de woning ter beschikking wordt gesteld als gevolg van een onderhoudsverplichting, Het lijkt er eerder op dat de ex geen recht had op verblijf zonder huur, maar dat belanghebbende zich bij de situatie heeft neergelegd.

(Beroep gegrond.)