Aflevering 11

In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan de vergoedingsrechten die de erfpachter en de opstaller toekomen bij het eindigen van hun recht. Naar aanleiding van HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:628 wordt hierbij tevens aandacht besteed aan het overgangsrecht en aan de vraag of strijd met de dwingendrechtelijke bepaling van art. 5:99 BW vernietigbaarheid of nietigheid tot gevolg heeft.

Het bestuur stelt het Maagdenhuis – als stichting – zelfstandig te besturen. De bisschop vordert een verklaring voor recht dat de benoeming van bestuurders zonder zijn statutaire goedkeuring ongeldig is en dat door hem benoemde bestuurders toegang moeten krijgen tot de administratie. Na een negatief oordeel van de rechtbank Amsterdam, die aanneemt dat er sprake is van een stichting, oordeelt het hof Amsterdam dat het Maagdenhuis wel een zelfstandig onderdeel van de rooms-katholieke Kerk is en wijst de vorderingen toe. Het cassatieberoep wordt verworpen.

Pas na het instellen van een meerderjarigenbewind blijkt dat de betrokkene eerder al een algemene volmacht verleende om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. In de algemene volmacht is bepaald dat deze eindigt op het moment dat het vermogen van de volmachtgeefster onder bewind wordt gesteld. Leidt het vernietigen van de onderbewindstelling tot het herleven van de volmacht, of is deze definitief tot een einde gekomen?

Alle wegen leiden naar Rome. Het vestigen van een hypotheekrecht mislukt doordat ten aanzien van het desbetreffende pand nog een reeds tenietgegaan hypotheekrecht stond ingeschreven in de openbare registers. Het probleem: dit hypotheekrecht behoort toe aan een reeds ontbonden en verdwenen BV. Deze niet-bestaande BV is dan ook niet meer in staat om het hypotheekrecht door te laten halen. In een tweetal zaken waarin partijen met bovenstaand probleem worden geconfronteerd worden twee verschillende wegen bewandeld; de goederenrechtelijke en de ondernemingsrechtelijke. In beide zaken wordt desondanks eenzelfde resultaat behaald. De goederenrechtelijke weg zal niet veel stof doen opwaaien, de ondernemingsrechtelijke weg daarentegen wel. In deze bijdrage worden beide wegen belicht en wordt betoogd dat voor de ondernemingsrechtelijke geen plaats is.

In deze rubriek wordt opgenomen hetgeen op civielrechtelijk gebied door Notafax is bericht, maar (nog) niet in JBN is besproken.