JBN 2023/13 - Rechtbank acht halvering vordering wegens voorhuwelijkse meerinbreng onwenselijk
Aflevering 3, gepubliceerd op 14-02-2023 geschreven door L.M. de HoogDe toepassing van art. 1:94 lid 7 BW heeft blijkens de parlementaire geschiedenis tot gevolg dat een vordering tussen deelgenoten wegens ‘meerinbreng’ in de voorhuwelijkse woning halveert bij het aangaan van een huwelijk in de nieuwe wettelijke gemeenschap. Dit gevolg is met kritiek ontvangen, omdat die halvering, naar algemeen gevoelen, voor echtgenoten voor een ongewenste situatie zorgt. In JBN 2019/1 riep ik schoorvoetend op om voor de zekerheid huwelijkse voorwaarden op te stellen om de beoogde economische gerechtigdheid tussen deelgenoten bij het aangaan van het huwelijk te handhaven. In een, voor zover mij bekend, eerste rechterlijke uitspraak over deze materie heeft de Rechtbank Noord-Nederland recentelijk geoordeeld dat de toepassing van art. 1:94 lid 7 BW, zoals die wordt voorgestaan in de parlementaire geschiedenis, onwenselijk is. Als de rechtspraak zich langs die lijn verder ontwikkelt, is het aangaan van huwelijkse voorwaarden om de ongewenste halvering te voorkomen niet (langer) noodzakelijk.