MBB 2004, afl. 4 - De liquidatieverliesregeling in de deelnemingsvrijstelling
Aflevering 4, gepubliceerd op 01-04-2004 geschreven door Mr. W.C.M. MartensDe liquidatieverliesregeling vormt een inbreuk op de aan de deelnemingsvrijstelling ten grondslag liggende gedachte dat alle voordelen en alle nadelen uit hoofde van een deelneming bij de moedervennootschap niet in aanmerking worden genomen. De reden voor introductie van de regeling was dat een verlies bij liquidatie noch bij het deelnemende lichaam, noch bij het te liquideren lichaam (effectief) vergolden kon worden. Daartoe voorzag het ontwerp voor een nieuwe wet vennootschapsbelastingTK 1959-1960, 6000, nr. 2 (Ontwerp van Wet). in een bepaling die inhield dat het verlies bij het deelnemende lichaam in aanmerking mocht worden genomen. Op die manier werd zoveel mogelijk recht gedaan aan de gedachte dat verliezen bij de heffing van vennootschapsbelasting werden vergolden.TK 1959-1960, 6000, nr. 3, p. 14 lk (Memorie van Toelichting). De regeling beoogde derhalve niet aan te sluiten bij het bedrag aan verliezen dat bij de dochter als gevolg van haar liquidatie verloren zou gaan.Zie bijvoorbeeld D. Juch en W.C.M. Martens, De deelnemingsvrijstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, 7e druk, Kluwer, Deventer 2002, p. 128 voor een aantal voorbeelden van gevallen waarin het verlies van de moeder niet overeenkomt met het verlies van de dochter.