MBB 2009, afl. 2 - Zwaar weer voor de keuzeregeling voor binnenlandse belastingplicht?
Aflevering 2, gepubliceerd op 01-02-2009 geschreven door Mr. B. OpmeerDe keuzeregeling voor binnenlandse belastingplicht, sinds 1 januari 2001 opgenomen in art. 2.5 Wet IB 2001, dreigt in zwaar weer te geraken. Was de kritiek op de regeling in de literatuurZie onder andere: Meussen, WFR 2003/6529, p. 783-784; conclusie A‑G Wattel bij HR 7 mei 2004, nr. 34.784, V‑N 2004/28.10; H.P.A.M. van Arendonk, MBB 2008 nr. 3. veelal aan te merken als een stevige zeebries, thans zorgt de Hoge Raad in zijn arrest van 12 september 2008, nr. 43.761NTFR 2008/1743 met commentaar van Fijen; V‑N 2008/43.12., zo lijkt het, voor een stormdreiging. In een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie stelt de Hoge Raad de vraag of de keuzeregeling voldoende is om een met de vrijheid van vestiging strijdige regeling te sauveren.Een andere dreiging voor het voortbestaan van de keuzeregeling, althans in haar huidige vorm is afkomstig uit Luxemburg. Het Europese Hof van Justitie heeft in de zaken Ritter-Coulais, Lakebrink en zeer recent RennebergHvJ EG 21 februari 2006, zaak C‑152/03 (Ritter-Coulais), NTFR 2006/355; HvJ EG 18 juli 2007, zaak C‑182/06 (Lakebrink), NTFR 2007/1334; HvJ EG 16 oktober 2008, zaak C‑527/06 (Renneberg), NTFR 2008/2144, met commentaar van Noordenbos, V‑N 2008/51.14. de Schumacker-doctrine doorgetrokken naar brongebonden aftrekposten.Reden genoeg om genoemd arrest van de Hoge Raad en de zaak Renneberg aan een kritische beschouwing te onderwerpen, om vervolgens te kijken wat voor invloed beide zaken kunnen hebben op de keuzeregeling.