Aflevering 6

Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2009 (nr. 08/00315) met betrekking tot de verplichting tot verrekening buitenlandse bronbelasting in eerstvolgende winstjaar wordt in deze bijdrage ingegaan op nog andere situaties van dubbele belastingheffing vanwege het niet kunnen verrekenen van buitenlandse bronbelasting. Vervolgens wordt onderzocht welke oplossingen denkbaar zijn om deze onverrekenbaarheid van buitenlandse bronbelasting te voorkomen.

In 2009 ontving de Nationale ombudsman 2.066 klachten over de Belastingdienst. Dat is 23% minder dan in 2008 (2.697). Net als in voorgaande jaren hadden veel van de behandelde klachten betrekking op de voortvarendheid (254). In 2009 werd dit aantal echter overtroffen door het aantal klachten over (de inhoud van) beslissingen van de Belastingdienst. Blijkens het jaarverslag 2008-2009 van de verzoekschriftencommissies uit de Eerste en Tweede Kamer had het grootste deel (60) van de uitgebrachte verslagen betrekking op fiscale aangelegenheden. Daarbij ging het met name om kwijtschelding van belastingschulden, toepassing van de hardheidsclausule ex art. 63 AWR en uitstel van betaling of een betalingsregeling. Hierna worden de inspanningen en resultaten van beide instituten op het gebied van de fiscale rechts- en belangenbescherming over het jaar 2009 tegen het licht gehouden.

Op 1 mei 2010 treedt de nieuwe EG-Verordening 883/2004 inzake sociale zekerheid in werking.2 Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement e n de raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels. De vorige EG-Verordening 1408/71 is ingevoerd in de jaren zeventig en was aan modernisering toe.Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de raad betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de gemeenschap verplaatsen. De vraag is echter of de nieuwe verordening ook inderdaad moderner en eenvoudiger is geworden. In dit artikel zal ik u informeren over de belangrijkste wijzigingen als gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe verordening. Tot slot zal ik de conclusie trekken of de nieuwe verordening inderdaad moderner en eenvoudiger is.

In deze bijdrage ga ik in op het arrest VNLTO2 HvJ 12 februari 2009, C-515/07, BNB 2009/202 m.nt. Van Zadelhoff. waarin het Hof van Justitie (hierna: HvJ) het leerstuk van vermogensetikettering lijkt te hebben ingeperkt. Alweer het arrest VNLTO? Ja alweer, maar dan anders. Hoewel in de literatuur al het nodige is opgemerkt over dit arrest meen ik nog het een en ander te kunnen toevoegen. Daartoe schets ik in de eerste plaats kort de feiten van de zaak VNLTO (paragraaf 1). Vervolgens zet ik uiteen wat we zeker weten na het VNLTO-arrest (paragraaf 2). Daarna ga ik in op hetgeen we uit het arrest kunnen afleiden (paragraaf 3). In dat verband beantwoord ik de volgende vragen:– Is het leerstuk van vermogensetikettering ook van toepassing op rechtspersonen (paragraaf 3.1)?– Kunnen goederen en diensten die voor niet-belastbare bedrijfsdoeleinden worden aangewend voor de onderneming worden bestemd (paragraaf 3.2)?– Is het leerstuk van vermogensetikettering van toepassing op goederen en diensten die voor niet-belastbare bedrijfsdoeleinden worden aangewend (paragraaf 3.3)?– Zijn btw-lekken ontstaan door het VNLTO-arrest (paragraaf 3.4)?

Hoe moet men het belastbaar loon vaststellen ingeval van een nettoloonafspraak met Amerikanen in combinatie met de 30%-regeling? Een recent arrest lijkt duidelijkheid te geven maar de wereld is alweer veranderd na het belastingjaar waarop het arrest betrekking heeft. En dus rijzen er toch weer vragen. Een poging om de belangrijkste vragen te beantwoorden.