Aflevering 7

Voor derdenonderzoeken is toenemende belangstelling. Dit is terecht, omdat de vraag kan worden gesteld of de uitgangspunten van deze administratieve verplichting, zoals in de vorige eeuw geformuleerd, in de huidige digitale tijden niet een herijking behoeven. In dit artikel gaan wij op die vraag in.

Een bestuurder die in het kader van de fiscale bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 36 Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) aansprakelijk wordt gesteld, kan meermalen worden geconfronteerd met de vraag of sprake is van opzet of grove schuld. De vraag over opzet of grove schuld kan in de eerste plaats aan de orde komen bij het opleggen van een vergrijpboete aan de vennootschap waarvan de bestuurder het bestuur voert. De tweede keer dat de vraag aan de orde komt, is bij de vraag of er nog recht

In tegenstelling tot bijvoorbeeld het formele Europese belastingrecht is het op het terrein van de algemene beginselen relatief rustig. Hoewel rechtspraak niet altijd een fiscale aardverschuiving oplevert, is het desondanks nuttig om te bezien of recent verschenen jurisprudentie in lijn ligt met eerdere jurisprudentie of dat toch sprake is van een zekere ‘ontwikkeling’. Deze kroniek geeft een overzicht van de stand van zaken op het terrein van de algemene beginselen over de periode van 1 oktobe

In een tweetal recente en richtinggevende rapporten van de Nationale ombudsman wordt gesignaleerd dat de toegang tot de bezwaar- en klachtprocedure onder druk staat. Een lans wordt gebroken voor een verdergaande informele aanpak van bezwaarschriften en integratie van de bezwaar- en klachtprocedures. Dit pleidooi sluit aan bij de door de Ministeries van Veiligheid & Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de regeringscommissaris Scheltema ontwikkelde wijziging van de Algemene w

Dit wetsvoorstel is als concept onder de publieke aandacht gebracht in het kader van een internetconsultatie. Naast (gewetens)vragen inzake het al dan niet openbaar maken van vergrijpboeten, waarop ik in het kader van dit artikel niet inga, rijst de vraag of niet-illegale verhaalsconstucties, die maatschappelijk gezien niet iedereen accepteert en in dat kader als ongewenst worden gezien, toch als belastingontduiking moeten worden gekenschetst. Met prof.dr. J.P. de Boer ben ik het eens dat met d