WPNR 2021, afl. 7338 - Het ontwerp van nieuw Belgisch verbintenissenrecht
Aflevering 7338, gepubliceerd op 03-09-2021 geschreven door Prof. dr. S. Stijns1. De Bicentenaire: een feest in mineur? In 2004 vierden Franse en Belgische juristen het tweehonderdjarig bestaan van de Code civil uit 1804. Zijn robuustheid en beginselmatigheid werden toen bejubeld. Voor het deel over verbintenissenNamelijk Titel III van BoekIII oud BW met als hoofding: ‘Contracten of verbintenissen uit overeenkomsten in het algemeen’., waar de Belgische wetgever haast geen ingrepen deed, was de toon iets genuanceerder. Het was veeleer de creatieve rol van de rechtspraak en de rechtsleer die lof kreeg, omdat die door interpretatie en andere methoden van rechtsvinding, het ‘historisch monument’ hadden weten te redden. Achteraf bekeken, was het een feest in mineur. Het besef groeide dat de wettelijke regeling van het verbintenissenrecht ondertussen verouderd en ontoereikend was.P. Wéry vatte het zo samen : “Il faut rendre justice au législateur de 1804: son oeuvre a été un des épisodes majeurs de la codification, une magnifique réalisation. La façade de l’édifice n’est toutefois plus qu’un trompe l’oeil. Les pièces intérieures et le mobilier ont été rénovés en profondeur par la doctrine et la jurisprudence.” (P. Wéry, “Mutations et défis du droit belge des obligations”, Rev.dr.Ulg, 2015/2, (203) nr. 21). Er stonden weliswaar nieuwe meubels achter de verouderde gevel van het gebouw, doch binnenkijken en zijn weg vinden was niet iedereen gegeven: de toegankelijkheid van het recht liet te wensen over. Na meer dan tweehonderd jaar bood het BW niet meer het beeld van het geldend verbintenissenrecht. Hierdoor kwam de rechtszekerheid - met name de kenbaarheid en de voorspelbaarheid van het recht - in het gedrang. In navolging van de hervorming van de Code civil in Frankrijk, luidden in België de eerste stemmen pro een hervorming van het verbintenissenrecht pas vanaf 2014.Zo bijv., chronologisch: S. Van Loock, “De hervorming van het Franse verbintenissenrecht: Le jour de gloire est-il arrivé?”, RW, 2014-2015, blz. 1562 e.v.; P. Wéry, “Mutations et défis du droit belge des obligations”, Rev. dr.Ulg 2015/2, (203), nrs. 4-20; E. Dirix en P. Wéry, “Tijd voor een hercodificatie van het Burgerlijk Wetboek”, RW 2015, 2; E. Dirix en P. Wéry, “Pour une modernisation du Code civil”, JT, 2015, 625; S. Stijns, “Faut-il réformer le Code civil? Réponses et méthodologie pour le droit des obligations contractuelles”, JT 2016, (305), nrs. 7 en 13; F. Peeraer en I. Samoy, “The Belgian Civil Code: How to Restore its Central Position in Modern Private Law?”, ERPL 2016, 601-618. De rechtsontwikkeling via jurisprudentie verliep te traag, de oplossingen waren fragmentarisch en niet stabiel, en men zette een vraagteken achter het democratisch draagvlak van dat proces.Reeds vroeg waarschuwde R. Kruithof voor rechtsontwikkeling louter door de rechtspraak: “Naar een Gouvernement des juges in het Belgisch verbintenissenrecht?”, in Hulde aan prof. R. Kruithof, Antwerpen/ Brussel, 1992, p. 79. Zie ook: S. Stijns, “De creatieve rol van de (cassatie-)rechter in het verbintenissenrecht”, in De magistraat en de professor. Hulde aan Walter van Gerven, Brussel, Larcier, 2017, 187-220. Bovendien kon de rechtspraak niet alle problemen oplossen: voor bepaalde punten was een ingreep door de wetgever noodzakelijk.