Centrale Raad van Beroep, 24-08-2011, BR7009, 10-6729 AWBZ
Centrale Raad van Beroep, 24-08-2011, BR7009, 10-6729 AWBZ
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 24 augustus 2011
- Datum publicatie
- 8 september 2011
- Zaaknummer
- 10-6729 AWBZ
Inhoudsindicatie
Verzending aanvraag zorg per fax aannemelijk gemaakt met faxjournaal. CIZ heeft geen ontvangstjournaal bijgehouden. Nu CIZ heeft volstaan met een blote ontkenning, moet het voor worden gehouden dat CIZ de aanvraag van appellante per fax heeft ontvangen. CIZ heeft geen besluit op aanvraag genomen binnen de teermijn van 4:13 Awb. Opdracht aan CIZ om binnen 2 weken alsnog een besluit te nemen. Dwangsom.
Uitspraak
10/6729 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 1 november 2010, 10/146 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gevestigd te Driebergen (hierna: CIZ)
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Moghni, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2011. Voor appellante is mr. Moghni verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kind.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2. Bij fax van 30 december 2009 heeft appellante bij CIZ bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag van 27 maart 2009 voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten (AWBZ).
2. Appellante heeft op 22 januari 2010 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag van 27 maart 2009. Daarbij is aangegeven dat het bezwaarschrift van 30 december 2009 als ingebrekestelling moet worden aangemerkt en heeft appellante de rechtbank verzocht aan CIZ op te dragen een besluit op de aanvraag te nemen, met daaraan gekoppeld een dwangsom.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beroep. Naar het oordeel van de rechtbank moet ervan worden uitgegaan dat door CIZ nooit een aanvraag is ontvangen en dat aldus geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is in geschil de vraag of appellante op 27 maart 2009 per fax een aanvraag heeft ingediend bij CIZ voor zorg op grond van de AWBZ. CIZ heeft gesteld geen aanvraag per fax van appellante te hebben ontvangen. Zoals de Raad reeds eerder heeft geoordeeld - onder meer in de uitspraken van 7 februari 2007, LJN AZ8886 en van 1 september 2006, LJN AY9485 - dienen de aan de verzending per fax verbonden risico’s voor rekening van de verzender te komen. Dit brengt mee dat, als de geadresseerde stelt dat het per fax verzonden stuk niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. De Raad is van oordeel dat appellante de verzending van de aanvraag aannemelijk heeft gemaakt door het overleggen van het faxjournaal van 27 maart 2009, waarop staat vermeld dat de fax namens appellante naar het bij CIZ ten behoeve van indicatieaanvragen AWBZ in gebruik zijnde faxnummer is verzonden. De Raad ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van dit faxjournaal.
4.2. CIZ heeft aangegeven dat ten tijde in dit geding van belang bij het speciaal voor de indicatieaanvragen AWBZ bij CIZ in gebruik zijnde faxnummer geen ontvangstjournaal werd bijgehouden. In dat geval rijst de vraag of hetgeen CIZ heeft aangevoerd meebrengt dat de ontvangst van het faxbericht redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Nu CIZ ter zake heeft volstaan met een blote ontkenning, moet het er naar het oordeel van de Raad voor worden gehouden dat CIZ de aanvraag van appellante per fax heeft ontvangen. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt.
4.3. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep van appellante van 22 januari 2010 beoordelen. In dat kader is van belang dat op 1 oktober 2009 de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (verder: Wdb) in werking is getreden. Het beroepschrift van appellante tegen het niet tijdig nemen van een besluit is ingediend na 1 oktober 2009 zodat ingevolge het overgangsrecht van artikel III, tweede lid, van de Wdb, afdeling 8.2.4a van de Awb van toepassing op dit beroep. De Raad stelt vast dat appellante tegen het niet tijdig nemen van een besluit op 30 december 2009 bezwaar heeft gemaakt. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Awb is de mogelijkheid tot het maken van bezwaar in een situatie als de voorliggende na 1 oktober 2009 echter niet meer aanwezig. De Raad merkt het bezwaarschrift in dit geval aan als een schriftelijke ingebrekestelling van CIZ als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb.
4.4. De Raad stelt vast dat CIZ geen besluit op de aanvraag van appellante heeft genomen binnen de termijn van artikel 4:13, tweede lid, van de Awb, zodat het beroep van appellante gegrond dient te worden verklaard. Nu voorts is gebleken dat er ten tijde van de zitting van de Raad nog geen besluit bekend is gemaakt, zal de Raad conform het bepaalde in artikel 8:55d, eerste en tweede lid, van de Awb bepalen dat CIZ binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak van de Raad wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. De Raad zal aan deze uitspraak een nadere dwangsom verbinden voor iedere dag dat CIZ in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
5. De Raad acht tot slot termen aanwezig om CIZ met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.311,-- wegens verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Bepaalt dat CIZ binnen twee weken na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag van appellante neemt;
Bepaalt dat CIZ een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee zij de hiervoor bedoelde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,- bedraagt, met een maximum van € 15.000,-;
Veroordeelt CIZ in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.311,--
Bepaalt dat CIZ aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 152,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J. Van Dam.