Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-11-2005, AV0761, 04/03097

Gerechtshof Amsterdam, 25-11-2005, AV0761, 04/03097

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 november 2005
Datum publicatie
1 februari 2006
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2005:AV0761
Formele relaties
Zaaknummer
04/03097
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.4, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.76

Inhoudsindicatie

Deelvisser wordt in casu rechtstreeks verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming van de maatschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Tweede Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 3 augustus 2004, ingediend door A (B te Q) als gemachtigde en aangevuld bij brief van 4 oktober 2004.

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 6 juli 2004 betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001.

Aan belanghebbende is een aanslag opgelegd berekend naar een verzamel inkomen van € 33.186. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak verminderd tot een naar een verzamelinkomen van € 30.671.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een naar een verzamelinkomen van € 25.996.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden. Bij brief van 24 augustus 2005 heeft belanghebbende aangekondigd getuigen en deskundigen ter zitting mee te brengen.

De zaak is behandeld ter zitting van 29 augustus 2005. Voor een overzicht van het verhandelde ter zitting alsmede van de aldaar verschenen personen verwijst het Hof naar het bijgaande proces-verbaal. De door partijen overgelegde pleitnota’s alsmede het door belanghebbende overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel worden tot de gedingstukken gerekend.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende is werkzaam als deelvisser. Hij is maat in een maatschap die tot doel heeft de uitoefening van het visserijbedrijf. De situatie van belanghebbende is gelijk aan die van de ongeveer 140 andere deelvissers in Z.

2.2. De maatschapsovereenkomst voor het jaar 2001 luidt – voor zover te dezen van belang - als volgt:

“De ondergetekenden (…)

1 A C/Vof gebr. C

wonende/gevestigd te Z (…)

eigena(a)r(en) van het vissersvaartuig genaamd DD

met registratieletter en nummer AABBXX

en

Opvarenden (inclusief mede-eigenaar, bij het tekenen van deze akte bestaande uit)

(…)

2 B [ belanghebbende]

(…)

VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

Artikel A

Een maatschap te vormen tot uitoefening van het visserijbedrijf, welke maatschap wordt beheerst door de algemene maatschapsvoorwaarden, welke deel uitmaken van deze overeenkomst en waarmee partijen zich geheel bekend en akkoord verklaren bij ondertekening dezes.

De algemene maatschapsvoorwaarden zijn gedeponeerd bij de griffie van de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage.

Artikel B

Duur

Deze overeenkomst wordt aangegaan met ingang van 1-1-2001 voor (…) onbepaalde tijd.

Artikel C

Opzegging

De aangegane maatschapsovereenkomst kan door kontraktanten worden opgezegd op een termijn van 2 weken, behoudens onderlinge schriftelijke toestemming tot een kortere termijn en behoudens ingeval van dringende redenen.

Artikel D

Leiding

De leiding der werkzaamheden, voortvloeiende uit de uitoefening van het visserijbedrijf, wordt opgedragen aan de kontraktant sub 1 (…); in geval van afwezigheid of onbekwaamheid van degene die de leiding der werkzaamheden heeft wijst hij één der overige kontraktanten tot zijn plaatsvervanger aan.

Artikel E

Aandeel in de winst

De in artikel 18 van de algemene maatschapsvoorwaarden genoemde aandelen in de winst der maatschap zijn als bijlage bij de maatschapsovereenkomst gevoegd. (…)”

2.3. De Algemene maatschapvoorwaarden waarnaar wordt verwezen in artikel E van de maatschapovereenkomst, luiden als volgt:

“UNIFORME MAATSCHAPVOORWAARDEN

van de STICHTING VAN DE NEDERLANDSE VISSERIJ

(in samenwerking met het Sociaal Fonds voor de Maatschapvisserij)

(van toepassing op leden van de Nederlandse Vissersbond)

Artikel l. Toepasselijkheid

Deze voorwaarden (hierna de "UMV") regelen de rechten en plichten tussen de contractanten en zijn van toepassing op maatschapovereenkomsten als bedoeld in artikel 452q en volgende van het Wetboek van Koophandel (hierna "W.v.K."), welke schriftelijk zijn aangegaan en deze voorwaarden van toepassing verklaren.

Artikel 2. Eigenaar en opvarenden

Contractant l is de eigenaar van een vissersvaartuig (hierna "de eigenaar") en contractanten 2 zijn de opvarenden van dat vaartuig (hierna "de opvarenden", waaronder ook de eigenaar van het vissersvaartuig indien deze opvarende is).

Artikel 3. Inbreng

3.1. De eigenaar stelt het vissersvaartuig, met alle door de Nederlandse overheid daarbij verleende vangstrechten, (waarvan een kopie volgens artikel B van de uniforme maatschapovereenkomst, hierna "UMO", is toegevoegd) en zeedagen vaarklaar en geschikt tot uitoefening van het visserijbedrijf aan de maatschap ter beschikking en houdt dit vaartuig daartoe in werkwaardige staat met in achtneming van artikel 5 en 6 van deze voorwaarden. Indien de maatschap besluit vangstrechten bij te huren "ongeacht of de vangstrechten van de eigenaar al of niet zijn opgevist", komt deze huur ten laste van de maatschap. Indien de maatschap niet in staat is de ingebrachte vangstrechten volledig te benutten worden deze terug ter vrije beschikking gesteld van de eigenaar. Indien de maatschap niet in staat is de gehuurde vangstrechten volledig te benutten worden deze wanneer mogelijk verhuurd ten gunste van de maatschap.

3.2. De opvarenden brengen hun arbeid, kennis en vlijt in.

Artikel 4. Risico voor vaartuig

4. l. De eigenaar draagt het risico voor het vaartuig met toebehoren. Hij is niet verplicht te voorzien in enige compensatie, indien het vaartuig door onvoorziene omstandigheden niet vaarklaar en geschikt is voor de visserij. 4.2. Indien de eigenaar toch aan de opvarenden een compensatie verstrekt, mag de eigenaar die compensatie in mindering brengen op de aandelen in het resultaat.

Artikel 5. Onderhoud

5.1. De eigenaar dient voor het groot onderhoud van het vaartuig te zorgen. Het dagelijks onderhoud, inclusief de kleine reparaties en het schilderwerk, kan - op aanwijzing van de schipper - worden opgedragen aan de opvarenden.

5.2. De eigenaar betaalt voor materialen voor het onderhoud.

Artikel 6. Vervanging van het vaartuig

Vervanging van het aan de maatschap ter beschikking gestelde vaartuig staat ter beoordeling van de eigenaar en komt te zijnen laste.

Artikel 7. Opstapper

7.1. Met toestemming van de meerderheid van de contractanten kan iedere opvarende een gelijkwaardige opstapper aanwijzen en zich door deze voor een periode laten vervangen (bijvoorbeeld wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden). De eigenaar tekent voor de maatschap de opstapperskaart voor akkoord. Indien de meerderheid niet akkoord is, dient zij dit schriftelijk aan de eigenaar mede te delen. De eigenaar kan vervolgens een tweede vervangende opstapper voorstellen. Over beide vervangende opstappers wordt vervolgens gestemd door alle contractanten. De vervangende opstapper die de meeste stemmen behaalt, wordt aangenomen.

7.2. Indien de te vervangen opvarende geen opstapper heeft aangewezen, kunnen de overige contractanten zelf opstappers voordragen. Over de voorgedragen vervangende opstappers wordt vervolgens gestemd door alle contractanten. De vervangende opstapper die de meeste stemmen behaalt, wordt aangenomen.

7.3. De opstapper zal voor de periode van vervanging in de rechtspositie treden van de vervangen opvarende en hij zal in financieel opzicht geheel in de plaats treden van de vervangen opvarende, tenzij de gezamenlijke contractanten een tijdelijk gewijzigde verdeling der netto-besomming overeenkomen.

Artikel 8 Leiding der werkzaamheden: de kapitein (= schipper)

8.1. De contractanten dragen de kapiteinswerkzaamheden van de maatschap op aan contractant 2a. Is de kapitein niet instaat zijn werkzaamheden te verrichten, dan wijst de eigenaar een plaatsvervangend kapitein aan.

8.2. De contractanten bepalen gezamenlijk waar en wanneer gevist en gemijnd wordt. Indien de contractanten hierover niets beslissen, bepaalt de kapitein dit.

Artikel 9 Beëindiging maatschapovereenkomst

9.1. ledere contractant kan de maatschapovereenkomst schriftelijk beëindigen met een opzegtermijn van vier weken plus één week extra voor ieder vol kalenderjaar dat de opgezegde partij opvolgend een maatschapverband met de eigenaar heeft gehad, tot een maximum van vier weken extra.

9.2. Van de opzegtermijn kan worden afgeweken indien contractanten schriftelijk overeenstemmen tot een kortere ter-mijn of ingeval van dringende redenen, genoemd in de artikelen 436 en 437 van het W.v.K. De volgende begrippen vermeld in de artikelen 436 en 437 W.v.K. hebben de navolgende betekenis:

-"zeewerkgever" : de opvarende welke de leiding voert, zoals bedoeld in artikel 8 hiervoor

-"schepeling": opvarende

-"dienstbetrekking": maatschapverhouding

-"dienst te doen": werkzaamheden te doen

-"hem orders geeft": besluiten neemt

-"arbeidsovereenkomst": maatschapovereenkomst.

Artikel 10. Schadevergoeding hij niet inachtnemen opzegtermijn

10.1. Indien de opzegtermijn door de eigenaar niet in acht wordt genomen, zal de maatschap niettemin rechtsgeldig zijn ontbonden. De eigenaar zal echter gehouden zijn aan iedere opvarende, met wie hij niet terstond daarna een nieuwe maatschap met een gelijk doel als de beëindigde sluit, op eerste vordering te voldoen een bedrag van ƒ 2.000,00 per week voor de tijd dat hij op bedoelde opzegtermijn inbreuk maakt, welk bedrag door opvarenden wordt geaccepteerd als overeengekomen gefixeerde finale schadevergoeding.

10.2. Indien de hierboven genoemde opzegtermijn door één van de opvarenden niet in acht wordt genomen, zal niettemin de opzegging rechtsgeldig zijn en de maatschap zijn ontbonden. De opzeggende opvarende zal echter gehouden zijn aan de overige contractanten gezamenlijk te voldoen een bedrag van ƒ 2.000,00 per week voor de tijd dat hij op bedoelde opzegtermijn inbreuk maakt, welk bedrag door de overige contractanten wordt geaccepteerd als overeengekomen gefixeerde finale schadevergoeding. De schadevergoeding kan verhaald worden op het aandeel in het resultaat van de opzeggende opvarende.

Artikel 11. Het aandeel in het resultaat

11.1. Van de netto-besomming zal een aandeel aan de eigenaar worden uitgekeerd als vergoeding voor hun inbreng als bedoeld in artikel 3.1.

Aan de opvarenden zal een aandeel van de netto-besomming beschikbaar worden gesteld als vergoeding voor hun inbreng als bedoeld in artikel 3.2.

11.2. De aandelen zowel voor de eigenaar als ook voor de opvarenden worden aangegeven in procenten en zijn aandelen in het resultaat der maatschap.

11.3. Indien geen baten doch slechts verliezen voortvloeien uit de maatschap, zullen deze verliezen gedragen worden door de contractanten in dezelfde verhouding als waarin de positieve resultaten worden verdeeld.

Artikel 12. Compensatie voor diploma's

Bij maatschapovereenkomst kan een compensatie worden overeengekomen voor opvarenden die bepaalde zeevisserij diploma's bezitten, welke compensatie ten laste komt van de bruto-besomming.

Artikel 13. De berekening netto-besomming

De netto-besomming in artikel 11 genoemd wordt, gevormd door hetgeen resteert van de bruto-besomming, nadat daarvan zijn afgetrokken de volgende kosten (waarvan de maximale hoogte is aangegeven in artikel G van de UMO):

- kosten van huur van visrechten echter uitsluitend voor zoveel die visrechten door de maatschap voor het uitoefenen van de visserij door de maatschap zelf worden gebezigd;

- compensatie voor diploma's zoals bedoeld in artikel 12;

- kosten van (smeer)oliën, gas en vetten;

- kosten van bewaring van vangst, zoals voor koeling;

- huurpenningen voor navigatie- en opsporingsapparatuur, te weten radar, zender, ontvanger en dergelijke;

- haven- en sluisgelden;

- kosten van voeding aan boord;

- kosten van zoet water;

- kosten voor vangstsoorteerderij;

- netto vrachtkosten (minus de vergoedingen);

- reiskosten van de woonplaats van de opvarenden naar het schip, voor zover het collectief geregeld vervoer betreft;

- straf-, administratief- of privaatrechtelijke boetes in verband met de uitoefening van de visserij;

- afslagkosten;

- losgeld;

- factorij en aanverwante kosten;

- boetgelden voor aan wal gerepareerde netten;

- heffingen van overheidswege over de vangst, daaronder begrepen heffingen van publiek- en privaatrechtelijke organisaties op visserijgebied;

- administratiekosten voor de berekening van het aandeel in het resultaat per visreis per opvarende;

- verschuldigde verzekeringspremies zoals bedoeld in de artikelen 15, lid 2 en 17, lid 2;

- overige kosten zoals aangegeven in artikel G van de UMO.

Artikel 14. Aandeel in het resultaat bij ziekte of verhindering

De opvarenden hebben geen recht op een aandeel indien zij verhinderd zijn hun arbeid, kennis en vlijt in te brengen, maar bij verhindering aan boord tijdens een visreis behouden zij hun aandeel in de besomming van die visreis.

Artikel 15. Verzekering tegen arbeidsongeschiktheid bij SFM

15.1. De opvarenden verbinden zich om voor de duur van de maatschapovereenkomst (collectief) tegen arbeidsongeschiktheid verzekerd te zijn bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapvisserij ( hierna "SFM").

15.2. De eigenaar heeft het recht de verschuldigde verzekeringspremies af te houden van ieders aandeel in het resultaat en is verplicht tot onmiddellijke afdracht van de premies het SFM.

15.3. Indien de eigenaar, ten behoeve van een verzekerde, gelden ontvangt van het SFM, dient hij deze onmiddellijk aan de verzekerde af te dragen.

Artikel 16 Arbitrage SFM

De eigenaar en opvarenden onderwerpen zich, ingeval van enig geschil met het SFM, aan de beslissingen van de commissie van scheidslieden als genoemd en bedoeld in de statuten van het SFM.

Artikel 17. Verzekering tegen ziektekosten

17.1. De opvarenden verbinden zich om voor de duur van de maatschapovereenkomst (collectief of individueel) tegen ziektekosten verzekerd te zijn, met name tegen alle kosten van ziekenhuisverpleging, specialistenhulp en sanatoriumverpleging.

17.2. Indien en voor zover de opvarenden collectief verzekerd zijn tegen ziektekosten, heeft de eigenaar het recht de verschuldigde verzekeringspremies af te houden van ieders aandeel in het resultaat en is verplicht tot onmiddellijke afdracht van de premies aan de verzekeraar.

17.3. Indien de vereniging waarbij de eigenaar is aangesloten een collectieve verzekering verplicht stelt voor de opvarenden, zijn de opvarenden verplicht zich collectief te verzekeren tegen ziektekosten.

Artikel 18 Betaling aandeel in resultaat

18.1. Het aandeel in het resultaat van een visreis, zal na afloop van de visreis, zodra de besomming bekend is binnen veertien dagen door de eigenaar zijn gestort op de rekening van de opvarende.

18.2. Indien door contractanten verliezen gedragen dienen te worden, dan zullen de daaruit resulterende verplichtingen zoveel mogelijk in de eerstvolgende visreis of visreizen worden verrekend met de aandelen in het resultaat.

Artikel 19 Boekhouding

De eigenaar is gehouden van de bruto-besomming en berekening van de netto-besomming (bruto-besomming minus de in artikel 13 genoemde kosten) behoorlijk boek te houden en dit binnen vier weken na afloop van de visreis aan boord ter inzage te geven aan de opvarenden.

Artikel 20. Geschillenregeling

Alle geschillen welke mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst dan wel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen met uitsluiting van de gewone rechter worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het Arbitrage-Reglement van de Stichting Nederlandse Visserij. Vorderingen dienen aanhangig te worden gemaakt binnen zes weken na het ontstaan van de oorzaak van het geschil. Bij niet-inachtneming van deze termijn vervalt de be-voegdheid om het geschil aanhangig te maken.”

2.4. Op 24 mei 2002 is aan de maatschapovereenkomst voor het jaar 2002 een aanhangsel toegevoegd, luidend als volgt:

“A. De eigenaar(contractant sub l) en/of de schipper (contractant sub 2a) gaan terzake

de exploitatie van het visserijbedrijf verbintenissen aan in naam van de maatschap en

zijn daartoe bevoegd zoals bedoeld in artikel 7:1681 BW, en zijn daartoe bevoegd.

B. De eigenaar (contractant sub I) zal aan degenen met wie verbintenissen worden

aangegaan kenbaar maken dat hij danwel de schipper optreedt in naam van de

maatschap. Tevens zal hij aan hen de namen van de leden van de maatschap bekend

maken en hen erop wijzen dat de namen van de leden van de maatschap ook kunnen

worden opgevraagd bij het SFM (Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij) dan wel

ten kantore van de plaatselijke afdeling van het SFM."

C. De maatschapsleden zijn voor de verbintenissen van de maatschap aansprakelijk

naar evenredigheid van hun maatschapsdeel. Indien niet anders aangegeven beloopt het aandeel in de maatschap voor contractant sub l een percentage van 60 % en voor

contractanten sub 2 een percentage van 40 % ieder voor een gelijk deel.”

2.5. De activiteiten van de maatschap bestaan uit zogenaamde boomkorvisserij op het schip AABBXX. Daartoe gaan de schepen voor een periode van steeds ongeveer 5 dagen vanuit Z naar zee, waarna zij terugkeren naar Z. Andere havens worden niet aangedaan. Er zijn geen vissers in dienstbetrekking aan boord. De onder 1 A van het maatschapcontract genoemde “C/Vof gebr. C” (verder: C) is de eigenaar van het schip en de reder; hij vaart niet mee.

2.6. Inkopen voor de maatschap, waaronder brandstof, scheepsmaterialen, werkkleding voor de opvarenden en proviand, werden in het onderhavige jaar gedaan door de leden van de maatschap bij de In- en verkoopcoöperatie van Visserijbenodigdheden “Z” B.A. (verder: de Coöperatie), op rekening van C, onder vermelding van de naam van degene die de artikelen had gekocht en van het scheepsnummer AABBXX. Indien inkopen voor rekening van de maten privé dienen te komen, verrekent C deze bedragen met het aandeel van de betreffende maat in de netto-besomming.

2.7. De gevangen vis wordt verkocht via de Coöperatieve visafslag Z U.A.

3. Geschil

In geschil is of belanghebbende ondernemer is in de zin van artikel 3.4. Wet inkomstenbelasting 2001 (verder: de Wet) en recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding en naar het proces-verbaal van de zitting dat aan deze uitspraak is gehecht.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Niet in geschil is dat belanghebbende ondernemer is in de zin van de Wet. Het Hof dient slechts te beoordelen of hij rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming. Het Hof is met de inspecteur van oordeel dat het begrip “onderneming” daarbij moet worden uitgelegd als de onderneming in objectieve zin, zijnde de onderneming van de maatschap, en dat de rechtstreekse verbondenheid heeft te gelden ten aanzien van externe contractspartijen van de maatschap.

5.2. Op grond van het bepaalde in de artikelen 7A:1679-1681 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW), zijn de vennoten ieder voor een gelijk deel voor verplichtingen van de maatschap jegens derden aansprakelijk (en daarmee rechtstreeks verbonden in de zin van artikel 3.4. van de Wet) indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de handeling waaruit de verplichting voortvloeit, is verricht in naam van de maatschap, en

2. de handelende vennoot was bevoegd namen de vennootschap met derden te handelen.

5.3. Het Hof zal beoordelen of aan de eerste voorwaarde is voldaan. Het overweegt daartoe als volgt:

5.3.1. Belanghebbende heeft gesteld en de inspecteur heeft niet bestreden dat het onder bij de zeevisserij betrokken partijen van algemene bekendheid is dat de vissers op de schepen deel uitmaken van een maatschap.

5.3.2. De ter zitting door het Hof gehoorde getuigen F en G hebben namens de Coöperatie eenparig verklaard dat zij zaken doen met de diverse maten en dat zij er daarbij vanuit gaan dat die maten handelen namens de maatschap, waarbij de maatschap wordt geïdentificeerd aan het nummer van het schip. Uit de door belanghebbende overgelegde facturen van de Coöperatie blijkt, dat de maten namens de maatschap daar inkopen doen op rekening van de reder, onder vermelding van het nummer van het schip. Genoemde getuigen hebben daarbij nog verklaard dat de Coöperatie op de hoogte is van welke maatschap een visser deel uitmaakt, hetzij door introductie van (nieuwe) maten door bekende maten, hetzij via de overzichten van SFM. Getuige H heeft als vertegenwoordiger van de visafslag verklaard op de hoogte te zijn van het bestaan van de maatschap en de vis te verhandelen namens de maatschap. Tevens heeft hij verklaard dat hij – na verificatie van de juistheid van de claim - aan een afzonderlijke maat diens aandeel in de opbrengst van de vis zou uitbetalen indien die maat daarom zou vragen wegens in gebreke blijven van de reder met de uitbetaling van diens aandeel in de besomming. De als getuige gehoorde voorzitter van SFM, J, heeft bevestigd aan de Coöperatie en de visafslag overzichten te leveren van de maatschappen en de leden van die maatschappen. Hoewel de getuigen H en G dat niet met zoveel woorden hebben gezegd, acht het Hof aannemelijk dat zowel bij de visafslag als bij SFM het nummer van de boot wordt gebruikt als identificatie van de maatschap, nu dit de enige mogelijkheid tot identificatie is gezien de door getuige G bevestigde omstandigheid dat een reder/scheepseigenaar deel kan uitmaken van verschillende maatschappen.

5.3.3. De inspecteur heeft niet gesteld en ook overigens is het Hof niet gebleken dat er andere contractspartijen van de maatschap zijn dan de drie partijen (Coöperatie, Visafslag en SFM) waarvan ter zitting getuigen zijn gehoord. Het Hof heeft geen reden om aan te nemen dat de wijze van optreden van de maten ten aanzien van mogelijke andere contractspartijen dan de drie genoemde, zou afwijken van hetgeen gebruikelijk is ten aanzien van deze drie partijen, temeer niet nu aannemelijk is dat alle contractspartijen van een maatschap als de onderhavige betrokken zullen zijn bij de visserij en uit dien hoofde op de hoogte zullen zijn van het bestaan van de maatschap.

5.3.4. Uit hetgeen onder 5.3.1. tot en met 5.3.3. is overwogen, in onderling verband bezien, leidt het Hof af dat de maten van de maatschap waarin belanghebbende participeert, tegenover de contractspartijen optreden als vertegenwoordigers van deze maatschap onder vermelding van het nummer van het schip, dat dat nummer de functie vervult van een aan de maatschap gegeven naam en dat de contractspartijen daarvan op de hoogte zijn. Dit een en ander leidt tot de conclusie dat de maten handelen in naam van de maatschap zodat aan de eerste voorwaarde is voldaan.

5.4. Ten aanzien van de tweede voorwaarde overweegt het Hof als volgt:

5.4.1. Gezien het bepaalde in artikelen 1679 en 1681 van het Burgerlijk Wetboek, worden de maten verbonden voor verbintenissen van de maatschap indien zij aan de handelende maat daartoe volmacht hebben gegeven.

5.4.2. De inspecteur stelt terecht dat in de maatschapovereenkomst een dergelijke volmacht niet is opgenomen. Naar het oordeel van het Hof is desalniettemin uit de stukken en de getuigenverklaringen voldoende duidelijk geworden dat de maten, zoals ook uit het onder 5.3.4. overwogene voortvloeit, plegen te handelen namens de maatschap en dat zowel zij als de contractspartijen daarvan op de hoogte zijn. Derhalve is sprake van een openbare maatschap die als een eenheid naar buiten treedt. Zelfs indien geen volmacht aan de maten zou zijn verleend om namens de maatschap rechtshandelingen te verrichten, zijn de maten dan verbonden voor door een van de maten aangegane verbintenissen doordat de schijn van volmacht is gewekt, nu het bij de verbintenissen jegens alle onder 4.3.3. vermelde contractspartijen gaat om handelingen die tot de dagelijkse gang van zaken van de maatschap behoren.

5.4.3. Wat er echter ook zij van het onder 5.4.2. overwogene: uit de omstandigheid dat de diverse maten aankopen voor de maatschap plegen te doen bij de coöperatie, leidt het Hof af dat sprake is van een stilzwijgende afspraak binnen de maatschap dat de maten de maatschap jegens derden kunnen verbinden zodat ook aan de tweede voorwaarde is voldaan.

5.5. Het vorenoverwogene leidt het Hof tot de conclusie dat belanghebbende, net als de overige maten in de maatschap van schip onder nummer AABBXX, rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming van deze maatschap zodat hij recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.

6. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten gesteld op € 1.207,50 ( 2,5 punten voor proceshandelingen à € 322, met toepassing van factor 1,5 wegens het gewicht van de zaak).

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 25.996;

- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 37 aan belanghebbende te vergoeden, en

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van € 1.207,50 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende zal voldoen.

De uitspraak is vastgesteld op 25 november 2005 door mrs. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.E. van Hilten en W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.H. Koning als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Cbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.