Gerechtshof Amsterdam, 22-07-2010, BN4829, 09/00017
Gerechtshof Amsterdam, 22-07-2010, BN4829, 09/00017
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 juli 2010
- Datum publicatie
- 24 augustus 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2010:BN4829
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2008:BH0515, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BT1547, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 09/00017
Inhoudsindicatie
Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling. De doelstelling van belanghebbende is op zichzelf beschouwd van algemeen nut. Maar niet gebleken is dat belanghebbende met haar feitelijke werkzaamheden het algemeen belang dient.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk P 09/00017.
22 juli 2010
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost Brabant/kantoor ‘s-Hertogenbosch,
de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 08/4342 van 3 december 2008 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen
[X], gevestigd te [Y], belanghebbende,
en
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Belanghebbende heeft bij brief, op 29 juni 2007 ingekomen bij de inspecteur, verzocht om te worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001 (tekst 2008).
Dit verzoek is door de inspecteur afgewezen.
1.2. Het bezwaar tegen de afwijzende beschikking is door de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 22 april 2008 afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur bij op 3 juni 2008 ingekomen brief beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank). Bij uitspraak van 3 december 2008 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de inspecteur opgedragen binnen zes weken opnieuw op het bezwaar te beslissen.
1.4. Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 januari 2009. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2010. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
Het Hof neemt over de door de rechtbank vastgestelde feiten, waartegen door partijen geen grieven zijn aangevoerd. Deze luiden als volgt:
1. Eiseres is een stichting, opgericht bij notariële akte van 4 december 1989. Het doel waarvoor eiseres is opgericht is als volgt in haar statuten verwoord:
“(…) 4.1. Het doel van [eiseres] is om groepen en individuen te steunen die streven naar maatschappelijke veranderingen op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein; deze veranderingen moeten gericht zijn op méér gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid, zelfbeschikkingsrecht en emancipatie, en ook op het opheffen van negatieve discriminatie op welk gebied dan ook. (…)”
2. Vanaf haar oprichting tot en met het jaar 2007 heeft de belastingdienst eiseres aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (hierna: ANBI).
3. Eiseres doet op een eigen website verslag van haar activiteiten. In haar nieuwsbrief 2005 staat onder meer vermeld:
[gedeelte tekst nieuwsbrief 2005].
4. De nieuwsbrief van eiseres over de periode 1 februari 2007 tot en met 31 december 2007 vermeldt onder meer:
[gedeelte tekst nieuwsbrief 2007].
3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft belanghebbendes beroep gegrond verklaard, waarbij zij, voor zover hier van belang, heeft overwogen:
‘11. Voorop staat dat de rechtsregels in de door verweerder aangehaalde jurisprudentie in hun context moeten worden bezien. In beide uitspraken gaat het om giften aan instellingen die gewapenderhand de omverwerping nastreven van regeringen van andere landen. Daarmee kunnen de activiteiten van eiseres niet op een lijn worden gesteld. Eiseres heeft immers onweersproken verklaard dat zij binnen de grenzen van de democratische rechtsorde blijft. De enkele omstandigheid dat niet bij voorbaat kan worden uitgesloten dat bij de door eiseres gesteunde acties geweld zich in enigerlei vorm maar dan wel in beperkte mate zal kunnen voordoen (beperkt tot het schade toebrengen aan zaken, zoals het knippen van gaten in een hek of het zich vastmaken aan spoorrails) is naar het oordeel van de rechtbank op zich onvoldoende om eiseres de status van ANBI te onthouden.
12. Op basis van de van partijen afkomstige stukken en hetgeen eiseres ter zitting heeft verklaard stelt de rechtbank vast dat eiseres in hoofdzaak geweldloze campagnes ondersteunt en daarnaast humanitaire hulp verleent aan linkse activisten. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van eiseres dat zij geen geweld beoogt maar louter buitenparlementair linkse politiek wil bedrijven. Voor zover door eiseres ondersteunde acties uitmonden in daden van burgerlijke ongehoorzaamheid heeft eiseres onweersproken gesteld dat dit openlijk en gewetensvol geschiedt en dat de deelnemers aan dergelijke acties zich blootstellen aan strafrechtelijke vervolging waarbij men de verantwoordelijkheid aanvaardt voor de opgetreden schade. De rechtbank verwerpt de opvatting van verweerder dat eiseres met het verlenen van hulp aan een gedetineerde actievoerder haar doelstellingen met behulp van geweld nastreeft. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de genoemde activiteiten op zichzelf beschouwd en in samenhang bezien geen reden om aan eiseres de ANBI-status te onthouden.’
4. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende dient te worden aangemerkt als ANBI.
Voor het geval die vraag ontkennend wordt beantwoord is in geschil of het aan belanghebbende onthouden van de ANBI-status in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
5. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Onder het algemeen nut beogende instellingen dienen te worden verstaan lichamen wier doelstelling een werkzaamheid betreft welke op zich zelf rechtstreeks een algemeen belang raakt, zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg en genezing of verpleging van zieken. Lichamen die een werkzaamheid ten doel hebben welke op zich zelf slechts dienstbaar is aan een particulier belang, vallen niet onder dit begrip, ook al moge van de voorziening in dit belang zijdelings een gunstige werking ten algemene nutte uitgaan (HR 12 oktober 1960, BNB 1960/296, sociëteit Minerva).
6.2. De sub 6.1. geformuleerde regel lijdt uitzondering indien instellingen ter bereiking van hun doelstelling geweld willen teweegbrengen of ondersteunen, aangezien de wetgever, toen hij de giftenregeling voor de inkomstenbelasting in het leven riep ten einde bepaalde instellingen uit een oogpunt van algemeen belang te begunstigen, niet kan hebben bedoeld langs deze weg steun te bieden aan gewelddadige acties (vgl. HR 2 maart 1983, BNB 1983/176*).
6.3. Niet in geschil is dat belanghebbende zich statutair ten doel stelt groepen en individuen te steunen die streven naar maatschappelijke veranderingen op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein, welke veranderingen gericht moeten zijn op meer gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid, zelfbeschikking, emancipatie en op het opheffen van welke negatieve
discriminatie dan ook, en dat die doelstelling op zichzelf beschouwd van algemeen nut is.
Evenmin is in geschil dat belanghebbende zelf geen gewelddadige acties uitvoert of financiert.
6.4. Alsdan resteert de vraag of (ook) uit de feitelijke werkzaamheid van belanghebbende blijkt dat zij het algemeen belang dient (artikel 41a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001).
6.5. De inspecteur beantwoordt die vraag ontkennend, onder verwijzing naar een drietal gevallen, waarin belanghebbende geldsbedragen heeft uitgekeerd aan personen, die militaire goederen, waaronder radarapparatuur, hebben vernield dan wel beschadigd, dan wel een sabotageactie in vreemdelingendetentie hebben uitgevoerd.
Belanghebbende stelt dat zij niet deze daden ondersteunt, doch slechts - met (relatief) kleine gebaren en bedragen - de detentiesituatie van deze personen wil verlichten en solidariteit met deze personen wil tonen.
6.6. Het Hof verwerpt laatstvermelde stelling van belanghebbende.
Nu zij bij herhaling geldsbedragen heeft uitgekeerd aan personen die goederen van de overheid hebben vernield dan wel beschadigd, en in dat kader de wet hebben overtreden, en publiekelijk solidariteit met deze personen heeft betuigd, moet worden geoordeeld dat zij
in wezen het door deze personen gepleegde geweld tegen zaken ondersteunt.
Aldus is niet gebleken dat haar feitelijke werkzaamheid het algemeen belang dient.
Slotsom
6.7. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Hof;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter, B.A. van Brummelen en B. Emmerig, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G van Aalst als griffier. De beslissing is op 22 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.