Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2012, BV6307, 04/04955

Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2012, BV6307, 04/04955

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 februari 2012
Datum publicatie
22 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6307
Formele relaties
Zaaknummer
04/04955

Inhoudsindicatie

Nader toegezonden stukken geven geen reden voor een ander oordeel met betrekking tot het oordeel van de Hoge Raad over de verbindendheid van de verordening ingezetenenomslag/wegenbeheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Y, belanghebbende,

tegen

twee uitspraken van de heffingsambtenaar van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), de heffingsambtenaar.

1. Loop van het geding

Belanghebbende heeft op 20 december 2004 twee beroepschriften ingediend.

Het ene beroep is gericht tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar gedagtekend 17 december 2004 betreffende een door de heffingsambtenaar opgelegde aanslag ingezetenenomslag 2001 tot een bedrag van € 37,29 waarin, naar het Hof begrijpt, een bedrag van € 16,84 begrepen is als aanslag voor het taakonderdeel wegenbeheer geheven ten behoeve van het waterschap De Waterlanden.

Het andere beroep is gericht tegen de uitspraak van dezelfde heffingsambtenaar gedagtekend 17 december 2004, betreffende een aanslag ingezetenenomslag 2002 tot een bedrag van € 37,38 waarin, naar het Hof begrijpt, een bedrag van € 17,72 begrepen is als aanslag voor het taakonderdeel wegenbeheer geheven ten behoeve van het waterschap De Waterlanden.

Bij de bestreden uitspraken zijn de aanslagen gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen met de bedragen geheven voor het taakonderdeel wegenbeheer ten behoeve van het waterschap De Waterlanden.

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, naar het Hof begrijpt handelend namens de heffingsambtenaar, heeft op 10 maart 2005 een nader stuk ingestuurd. Daaruit blijkt dat op die datum aan belanghebbende is toegezegd dat de uitspraak van het Hof of de Hoge Raad voor het jaar 1998 eveneens van toepassing zouden zijn voor de jaren 2001 en 2002 en is hem in overweging gegeven het beroep in te trekken. Belanghebbende heeft verklaard niet te kunnen overzien wat de juridische consequenties van een eventuele intrekking zouden kunnen zijn en heeft verklaard dat niet te doen.

Op 18 maart 2005 heeft de heffingsambtenaar een verweerschrift ingestuurd.

Het Hof heeft de behandeling van deze zaak aangehouden in afwachting van een oordeel van de Hoge Raad met betrekking tot de in geschil zijnde kwesties.

Op 10 februari 2011 heeft mr. B (B & Partners) namens de heffingsambtenaar een nader stuk (met bijlagen) ingestuurd waarvan de griffier een afschrift aan belanghebbende heeft gezonden.

De Eerste Meervoudige Belastingkamer heeft ter zitting van 9 december 2011 het beroep behandeld. De griffier heeft belanghebbende per aangetekend verzonden brief uitgenodigd voor de zitting. Hij is niet verschenen.

Voor het verhandelde ter zitting verwijst het Hof naar het daarvan opgemaakte proces-verbaal, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende woonde in de jaren 2001 en 2002 op het adres A in het zuidelijk gedeelte van Y, dat gelegen is tussen het IJ en de Waterlandse zeedijk (hierna ook aangeduid als ZAN-gebied).

2.2. Het waterschap De Waterlanden is per 1 januari 2003 opgegaan in het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).

2.3. De Hoge Raad heeft op 17 april 2009, kenmerk 42.297 en 42.363, LJN BG4663 en LJN BG4670, BNB 2010/111, naar aanleiding van het door deze belanghebbende ingestelde beroep in cassatie geoordeeld dat het door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgestelde reglement met betrekking tot het onderbrengen van ZAN in het taakgebied wegenbeheer van het waterschap De Waterlanden, onverbindend is en uitgesproken dat voor de opgelegde aanslag ingezetenenomslag/wegenbeheer 1998 een deugdelijke rechtsgrond ontbreekt.

2.4. De Hoge Raad heeft eveneens op 17 april 2009, kenmerk 42.367, LJN BG4776, BNB 2010/114, het beroep in cassatie van het Dagelijks Bestuur van AGV niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve geoordeeld dat het door Provinciale Staten vastgestelde reglement met betrekking tot het onderbrengen van ZAN in het taakgebied wegenbeheer van HHNK onverbindend is en uitgesproken dat voor de opgelegde aanslag ingezetenenomslag/wegenbeheer 2003 een deugdelijke rechtsgrond ontbreekt.

3. Geschil

Thans is opnieuw in geschil of de opgelegde aanslagen, voor zover zij betrekking hebben op het onderdeel wegenbeheer, een deugdelijke rechtsgrond hebben. De heffingsambtenaar spitst zijn betoog toe op de vraag of de Hoge Raad tot een ander oordeel zou zijn gekomen bij kennisname van thans overgelegde stukken en of de Hoge Raad een onjuiste uitleg heeft gegeven aan door de heffingsambtenaar aangehaalde passages.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen en de motivering daarvan verwijst het Hof naar de gedingstukken.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. De Hoge Raad heeft in voormeld arrest van 17 april 2009, kenmerk 42.297 en 42.363, naar aanleiding van het door belanghebbende ingestelde beroep in cassatie beslist dat er geen deugdelijke rechtsgrond bestond voor een aanslag met betrekking tot het wegenbeheer door waterschap De Waterlanden. De Hoge Raad heeft deze beslissing gegeven in een procedure waarin belanghebbende van meet af de juistheid van de heffing heeft bestreden en de heffingsambtenaar de (naar zijn oordeel) op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingezonden.

De Hoge Raad heeft geen reden gezien de zaak naar enig Hof te verwijzen voor een nader onderzoek van feitelijke aard maar op basis van criteria als verwoord in de rechtsoverwegingen 3.7 tot en met 3.12 een eindoordeel gegeven en daarbij expliciet in aanmerking genomen de voordracht van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland aan Provinciale Staten van 13 augustus 1996. Dit stuk (ingebracht door de heffingsambtenaar op 11 februari 2011) bevat het ontwerp-besluit tot wijziging van het Reglement van bestuur voor het waterschap De Waterlanden waarbij de wegenbeheertaken (in formele zin) werden toegedeeld aan De Waterlanden; het stuk bevat een uitvoerige toelichting op deze reglementswijziging waaruit de Hoge Raad in het arrest citeert.

5.2. Voorzover de op 11 februari 2011 toegezonden stukken dateren van voor 13 augustus 1996 bevatten die geen nadere onderbouwing voor de voordracht van 13 augustus 1996 met betrekking tot het wegenbeheer. Voorzover deze stukken dateren van een latere datum kunnen die (uiteraard) geen motivering hebben gevormd voor deze voordracht.

5.3. Onder deze omstandigheden ziet het Hof geen enkele reden om voor de aanslagen 2001 en 2002 tot een ander oordeel te komen dan het oordeel dat de Hoge Raad in voormeld arrest van 17 april 2009, kenmerk 42.297 en 42.363, heeft gegeven met betrekking tot het ontbreken van een deugdelijke rechtsgrond voor de aanslag 1998.

5.4. Belanghebbende heeft zijn beroep beperkt tot de bedragen geheven voor wegenbeheer. In de nadere gedingstukken zoals die namens de heffingsambtenaar in geding zijn gebracht en waartegen belanghebbende overigens niets heeft ingebracht, blijkt dat die bedragen als zodanig zijn vermeld op de aanslagbiljetten. Het Hof zal dan ook de aanslagen verminderen met de ter zake vermelde bedragen.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken van de heffingsambtenaar;

- vermindert de aanslag ingezetenenomslag 2001 met het bedrag van € 16,84;

- vermindert de aanslag ingezetenenomslag 2002 met het bedrag van € 17,72 en

- gelast de heffingsambtenaar het griffierecht ad € 37 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld op 9 februari 2012 door mr. J.P.A. Boersma, voorzitter, mrs. B.A. van Brummelen en O.B. Onnes, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. P.I.G. van Grol als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.