Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2556, 12/00799 t/m 12/00804, 12/00809 en 12/00810

Gerechtshof Amsterdam, 03-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2556, 12/00799 t/m 12/00804, 12/00809 en 12/00810

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 juli 2014
Datum publicatie
4 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:2556
Formele relaties
Zaaknummer
12/00799 t/m 12/00804, 12/00809 en 12/00810
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 16

Inhoudsindicatie

Het Hof heeft in 92 BZN-hoger-beroepen beslist dat de inspecteur niet voortvarend gehandeld heeft. Het Hof heeft zowel een uitspraak op een hoger beroep van belanghebbende als een uitspraak op een hoger beroep van de inspecteur gepubliceerd. De overige uitspraken zijn (nagenoeg) gelijk.

Uitspraak

Kenmerken 12/00799, 12/00800, 12/00801, 12/00802, 12/00803, 12/00804, 12/00809 en 12/00810

3 juli 2014

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken AWB, 10/486, 10/487, 11/6001, 11/6002, 11/6003, 11/6004, 11/6012 en 11/6013 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De procedure tot en met de rechtbank met betrekking tot de litigieuze navorderingsaanslagen/beschikkingen laat zich als volgt samenvatten:

Navorderings-aanslagen inkomstenbelasting / premieheffing (hierna IB)

Navorderings-aanslagen vermogensbelasting (hierna VB)

Verhogingen na kwijtschelding/ boete beschikkingen (hierna ook aangeduid als boeten)

De inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbende de volgende beschikkingen vastgesteld:

1997, 1998, 1999, 2000, 2001

1998, 1999, 2000

100%

Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur als volgt beslist:

Ongegrond

Ongegrond

Ongegrond

De rechtbank - die in één schriftelijke uitspraak de BZN-beroepen van belanghebbende, alsmede de BZN-beroepen van zijn echtgenote heeft behandeld - heeft – voor zover in de procedure voor het Hof van belang – als volgt beslist waarin eiser staat voor belanghebbende, eisers voor belanghebbende en zijn echtgenote, en verweerder voor inspecteur:

-verklaart de beroepen van eiser gegrond;

-vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aan eiser opgelegde

navorderingsaanslagen IB/PVV 1997, IB/PVV 1998, IB/PVV 1999, IB/PVV 2000 en IB/PVV 2001 en de navorderingsaanslagen VB 1998, VB 1999 en VB 2000;

-vernietigt de aan eiser opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 (inclusief verhoging), [B/PVV 1998, IB/PVV 1999, IB/PVV 2000 en IB/PVV 2001, en de navorderingsaanslagen VB 1998, VB 1999 en VB 2000 en de daarbij behorende boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 4.480;

- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 160 vergoedt;

1.2.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.3.

De onderhavige zaken betreffen zogenaamde BZN-zaken. Op 22 april 2014 heeft het Hof in hoger beroep in een BZN-zaak (ECLI:NL:GHAMS:2014:1411) beslist dat de inspecteur met betrekking tot de navorderingsaanslagen die met toepassing van de verlengde navorderingstermijn ex artikel 16, lid 4, Algemene Wet inzake Rijksbelastingen zijn vastgesteld, niet de vereiste voortvarendheid als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2010 (nr. 43 050bis, ECLI:NL:HR:2010:BJ9092) heeft betracht.

1.4.

Het Hof heeft de bij hem aanhangige BZN-zaken verdeeld in:

  1. hoger beroepen die betrekking hebben op zaken die met toepassing van de verlengde navorderingstermijn ex artikel 16, lid 4, AWR zijn vastgesteld (categorie 1), en

  2. hoger beroepen die zonder toepassing van de evenvermelde verlengde navorderingstermijn zijn vastgesteld (categorie 2).

De zaken die tot de eerste categorie behoren zijn vermeld op de (tot deze uitspraak behorende) bijlage bij deze uitspraak. Het Hof doet (thans) in die hoger beroepen afzonderlijk uitspraak. De onderhavige uitspraak behoort tot de eerste categorie.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.6.

Tijdens de onder 1.5 vermelde zitting zijn tevens de zaken behandeld die op de hiervoor genoemde bijlage vermeld staan. Al hetgeen in de ene zaak is vermeld of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn vermeld of verklaard in de andere gelijktijdig behandelde zaak.

1.7.

Op 23 januari 2014 heeft een onderzoek ter zitting plaatsgevonden waarin de hoger beroepen met de kenmerknummers 12/00929, 12/00930, 12/01060 en 12/01061 zijn behandeld. Tijdens die zitting is - de onder 2.4 genoemde - [naam] gehoord. Partijen hebben ermee ingestemd dat het proces-verbaal van die zitting tot de gedingstukken van de onderhavige zaken wordt gerekend.

2 Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.

2.1.

18 februari 2005

1. Bij brief zendt de Belgische Bijzondere Belastinginspectie (hierna: BBI) in het kader van een spontane uitwisseling van inlichtingen op grond van de EG-richtlijn van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (77/799/EEG, hierna: de Richtlijn) - papieren - gegevens aan de FIOD ECD/Team Internationaal te Haarlem (verder de renseignementen).

2. De renseignementen bestaan uit de nota SPONTAAN VERSTREKKEN VAN INLICHTINGEN (hierna: de Nota) met twaalf bijlagen.

3. De bijlagen genummerd B.1, B.2 en B.6 bevatten gegevens (namen, valuta, data, nummers, en bedragen) over rekeningstanden per 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996 (de “rekeningstandenlijsten”). Bijlage B.9 betreft een adressenlijst. Bijlage B.12 betreft een brief van 18 december 2001 afkomstig van de procureur-generaal van het Hof van Beroep Waalse Kaai te Antwerpen gericht aan de Belgische belastingautoriteiten, waarin aan deze autoriteiten toestemming wordt verleend inzage en afschrift te nemen in het strafdossier. De overige bijlagen bevatten onder meer namen, nummers, data, getallen en/of percentages. Een aantal bijlagen heeft als aanhef “F. van Lanschot Bankiers Luxembourg SA.” dan wel “FvL Cliënts (amounts in mio LUF)” of bevatten het logo van de Bank Van Lanschot Bankiers.

4. De lijsten bevatten in totaal ongeveer 2000 namen.

2.2.

1 maart 2005

De FIOD-ECD ontvangt de renseignementen.

2.3.

maart 2005

De FIOD-ECD zet de papieren renseignementen (met namen en bedragen, alsmede - maar niet altijd – voorletter(s) en voorvoegsels) om in digitale bestanden.

2.4.

april 2005

1. [naam], EDP-auditor/onderzoeker en medewerker van de Belastingdienst, ontvangt van [naam], medewerker van de Belastingdienst, de onder 2.3 vermelde digitale bestanden met de opdracht de gegevens te sofiëren. Onder sofiëren wordt verstaan het koppelen van de gerenseigneerde bankrekeningnummers aan (sofinummers van) mogelijke natuurlijke personen. Als [naam] niet - met zekerheid - de koppeling van één bankrekeningnummer aan één natuurlijke persoon kan maken, koppelt hij meerdere mogelijke sofinummers aan dat bankrekeningnummer.

2. [naam] start met het sofiëren, waaraan hij in totaal circa 200 uren heeft besteed. Over zijn werkzaamheden heeft hij op 23 januari 2014 ter zitting van het Hof verklaard:

“Ik heb mijn urenoverzicht bekeken en daaruit blijkt dat ik er tussen de acht en twintig uur per week aan gewerkt heb. Het aantal uren varieert. Mij staat niet bij dat mij is gezegd wanneer de opdracht af moest zijn. [...]

Er zijn een aantal problemen die ik tegenkwam bij de identificatie van de namen.

Een naam kan op verschillende manieren op een bankafschrift staan. In deze bestanden stonden een naam, een tweede naam, voorvoegsels en voorletters. Maar er stonden ook voorletters en voorvoegsels op allerlei plekken in de naam. Je moet dus de namen op een uniforme manier gaan schrijven voordat je ermee kunt werken. Bijvoorbeeld de eerste of tweede naam eruit halen en mogelijke combinaties bekijken. De letters “vd” kunnen voorletters zijn of afkortingen van voorvoegsels. Ik moest dit dus bij mijn analyse controleren: zijn er mensen met die specifieke voorvoegsels/voorletters.

Al deze mensen kunnen de potentiele kandidaat voor dat rekeningnummer zijn. Soms staat een voorvoegsel achteraan, dat kan van de eerste of de tweede naam zijn. Ik moest daar langdurig aandacht aan besteden om dit uniform te krijgen alvorens zoekslagen te kunnen verrichten. Is ‘Y’ bijvoorbeeld ‘Y’ of ‘IJ’. In ‘[naam]’ moet ik alle ‘[naam]’ met ‘ij’ en met ‘y’ nemen. Dit moet allemaal in een bestand zodat de beslisser hierover een beslissing kan nemen. Dit heb ik per naam gedaan met programmatuur maar ik moest er ook een visuele blik over laten gaan. Er gaat dus veel tijd in zitten. […]

Vrij snel nadat ik begon met de opdracht zag ik dat de identificatie van rekeninghouders zou lukken. Vooral bij hele specifieke namen of mensen met ‘Q’ en ‘X’ in hun voorletters.”

In het kader van zijn werkzaamheden voert [naam] onder andere drie queries uit. Een query is een verzoek aan het ICT van de Belastingdienst om inlichtingen te verstrekken uit haar centrale bestanden. Het ICT doet ongeveer 3 weken over het beantwoorden van de verzoeken van [naam].

2.5.

Omstreeks september – oktober 2005

De sofiëringswerkzaamheden door [naam] liggen (tot week 43) stil als gevolg van een opdracht vanuit de Belastingdienst die een hogere urgentie had.

2.6.

Eind november 2005

[naam] rondt - in week 48 - zijn sofiëringswerkzaamheden (vooralsnog) af en levert bij zijn opdrachtgever een excel bestand af dat per bankrekeningnummer de naam van de rekeninghouder bevat, dan wel per bankrekeningnummer de namen van meerdere (mogelijke) rekeninghouders; met alsdan daarbij de vermelding van de meest waarschijnlijke rekeninghouder.

2.7.

December 2005 / januari 2006

Op het excelbestand komt intern commentaar. [naam] ontvangt een verzoek om het bestand aan te passen, welk verzoek hij inwilligt.

2.8.

Februari 2006

[naam] levert de eindversie van het excelbestand in en is niet meer betrokken bij de verdere werkzaamheden aangaande de renseignementen.

2.9.

1 maart 2006

1. De Belastingdienst besluit tot een gecoördineerde aanpak. De Kennisgroep Landelijke Acties (verder KLA) wordt hiermee belast. De KLA onderzoekt de eventuele risico’s van een projectmatige aanpak (verder het Project), beantwoordt rechtsvragen die in dat kader (kunnen) opkomen, en stemt haar werkzaamheden af met het Ministerie van Financiën.

2. Over de aanpak door de KLA heeft [naam], hoofd KLA, tijdens een zitting van de rechtbank Leeuwarden op 21 maart 2012, als getuige verklaard:

“Ik ben betrokken geweest bij de risico-analyse van het project Bank zonder naam. Dat hoort bij een projectmatige aanpak. Er bestaan altijd risico’s en die moet ik beoordelen. Een van de zorgen was dat er niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel mocht worden gehandeld. Een andere zorg was dat alle voorschriften nageleefd moesten worden en dat er geen ongewenste effecten zouden optreden.”

3. In een op 20 september 2011 gedagtekend document (‘ambtsedige verklaring’) heeft [naam] voorts verklaard:

“In de periode tussen maart 2006 zijn en augustus 2006 zijn de eventuele risico’s die een projectaanpak met zich mee kon brengen onderzocht en zijn een aantal rechtsvragen beantwoord. Verder heeft er afstemming plaatsgevonden met het Ministerie van Financiën over verschillende aspecten van de projectaanpak. Daarnaast is er voortgegaan met het verifiëren en veredelen van gegevens en het identificeren van rekeninghouders.”

4. De KLA zet - voor zover nog nodig - de sofiëringswerkzaamheden voort.

2.10

24 augustus 2006

1. De KLA stelt [naam] als leider van het Project aan. In het – in het kader van de projectmatige aanpak – opgestelde (op 7 maart 2007 gedateerde) draaiboek staat over haar taak:

“1.5. Opdracht

De projectleider heeft de volgende opdracht:

- draag zorg voor de identificatie en sofiëring van de beschikbare renseignementen;

- ontwikkel een draaiboek voor de administratiefrechtelijke behandeling van de posten op de regiokantoren;

- draag zorg voor eenheid van beleid en uitvoering door afstemming van de verschillende onderdelen, door een geïntegreerde aanpak en door een strakke regie op de uitvoering;

- draag zorg voor voortgangsbewaking, informatie en communicatie en (tussentijdse) rapportage.

1.5.1. Doelstelling

Doel van dit project is behandeling van de renseignementen bij de betrokken belastingplichtigen.”

2. In een ‘Ambtsedige verklaring’ van 20 juli 2011 verklaarde [naam] zelf over haar werkzaamheden:

“Toen ik startte als projectleider waren de verkregen gegevens uit België al grotendeels geïdentificeerd en gesofiëerd. Het project moest nog ingericht worden. In de periode vanaf 24 augustus 2006 tot en met 14 november 2006 (geplande startdatum van het project) heb ik alle werkzaamheden verricht die bij de start van een project kwamen kijken. Denk daarbij aan:

- het samenstellen van het projectteam […]

- het schrijven van diverse memo’s, brieven en standaard tekstblokken

- inschatting maken van de landelijk benodigde capaciteit

- afspraken maken met de F1OD omtrent het strafrechtelijke traject

- regio’s informeren over het project

- administratieve inrichting van het project (zoals bijvoorbeeld blokkering aangiften in de systemen)

- inrichten interne discussiegroep

- zorgen voor voldoende bemensing in de regio’s om het project op te pakken

- opstellen Draaiboek

- communicatie met het Ministerie van Financiën.”

2.11.

16 en 17 november 2006

Zogenaamde Kick-off bijeenkomsten vinden plaats. Doel van deze bijeenkomsten was - aldus het Draaiboek - “om alle betrokkenen te informeren over de aard, de achtergronden en de wijze van aanpak van het project […]”.

2.12.

Na november 2006

De inspecteur stelt de litigieuze navorderingsaanslagen en boeten vast.

3 Geschil

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de litigieuze navorderingsaanslagen en boeten terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.

3.2.

De inspecteur stelt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslagen niet met voldoende voortvarendheid - als bedoeld in het arrest van 26 februari 2010 (nr. 43050bis, ECLI:NL:HR:2010:BJ9092) - zijn vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing