Gerechtshof Amsterdam, 06-08-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3434, 14/00747
Gerechtshof Amsterdam, 06-08-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3434, 14/00747
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 augustus 2015
- Datum publicatie
- 26 augustus 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2015:3434
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:8419, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1353, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/00747
Inhoudsindicatie
Belanghebbende verkoopt aan zijn kinderen zijn eigen woning met behoud van een voortdurend recht van erfpacht en een voortdurend zelfstandig recht van opstal. De koopsom is schuldig gebleven en de vordering wordt kwijtgescholden. In geschil is of de aan de kinderen betaalde erfpachtcanon aftrekbaar is.
Het Hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een eigen woning.
Met betrekking tot de aftrekbaarheid van de erfpachtcanon is het Hof van oordeel dat de door de wetgever bedoelde analogie met de financieringsrente goed in het oog moet worden gehouden. Een erfpachtcanon is op vergelijkbare wijze aftrekbaar als die rente.
In het onderhavige geval dringt de vergelijking zich op met de eigenaar van een woning die na aankoop de lening waarmee de woning is gefinancierd, verhoogt. Belanghebbende heeft met de transactie de meerwaarde op de grond gerealiseerd. Het vrijgekomen vermogen is niet besteed aan onderhoud, uitbreiding of verbetering van de woning, maar aan een schenking aan de kinderen. In een dergelijk geval kan de canon economisch niet met rente ter financiering van onderhoud of verbetering van de woning worden gelijkgesteld.
Uitspraak
kenmerk 14/00747
6 augustus 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 1 september 2014 in de zaak met kenmerk HAA 13/3224 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] te [Z] , belanghebbende,gemachtigde: mr. J.H.J. Borsboom (Ernst & Young Belastingadviseurs) te Amsterdam,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 18 januari 2013 aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (Ib/Ph) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 93.271 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 86.473.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 1 juli 2013, de aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 1 september 2014 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.597 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 95.549, met dienovereenkomstige vermindering van heffingsrente.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 oktober 2014 en aangevuld bij brief van 5 november 2014. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
2.1.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 10 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiser is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met zijn echtgenote. Eiser en zijn echtgenote hebben twee kinderen, een dochter en een zoon.
2. Eiser is sinds 3 maart 1977 eigenaar van een perceel grond gelegen aan de [a-straat 1] te [Z] , alsmede van nadien door hem daarop gestichte opstallen (hierna ook: de woning). De opstallen staan eiser en zijn echtgenote sedertdien als hoofdverblijf ter beschikking.
3. Bij akte van 29 december 2006 heeft eiser de grond aan zijn kinderen verkocht en geleverd, onder voorbehoud van een voortdurend recht van erfpacht en een voortdurend zelfstandig recht van opstal. De koopsom bedroeg € 800.000.
4. In de leveringsakte is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“A. Verkoop en levering onder voorbehoud erfpachtrecht/opstalrecht
Artikel 1
Verkoper heeft blijkens een met koper aangegane overeenkomst van koop en verkoop aan koper verkocht en levert op grond daarvan aan koper, die bij die overeenkomst van verkoper heeft gekocht en bij deze aanvaardt, ieder voor de onverdeelde helft:
de hierna te omschrijven grond onder voorbehoud van het voortdurend recht van erfpacht en onder voorbehoud van het voortdurend zelfstandig recht van opstal voor wat betreft de daarop staande opstallen, voor welke zakelijke genotsrechten gelden na te noemen voorwaarden en welke zakelijke genotsrechten bij deze voorzover nodig nadrukkelijk door partijen worden gevestigd (…).
(…)
De genoegzaam aan partijen bekende opstallen, waarop het hiervoor voorbehouden voortdurend zelfstandig recht van opstal van toepassing is, bevinden zich op voormeld perceel grond en zijn door verkoper gesticht voor eigen rekening.
(…)
Artikel 2
1. De koopprijs voor de grond bedraagt ACHTHONDERD DUIZEND EURO (€ 800.000,00), welk bedrag door koper is voldaan waarvoor onderlinge kwijting wordt verleend aangezien verkoper om baat afstand heeft gedaan van de vordering tot incassering van de koopsom met dien verstande dat de verkoper in de plaats daarvan een vordering uit hoofde van geldlening heeft verkregen op de koper met een hoofdsom gelijk aan de koopsom. (…)
(…)
F. Bepalingen voortdurend recht van erfpacht
Artikel 6
Partijen zijn overeengekomen dat voor het hiervoor voorbehouden voortdurend recht van erfpacht gelden de volgende voorwaarden en bedingen:
1. De erfpachter is jaarlijks aan de erfverpachter een canon verschuldigd groot vijf en veertig duizend euro (€ 45.000,00), te voldoen bij vooruitbetaling in twee termijnen van twee en twintig duizend vijfhonderd euro (€ 22.500,00) op één januari en één juli van ieder jaar, voor het eerst op één januari tweeduizend zeven.
De hoogte van de canon staat vast tot de dag waarop vijfentwintig jaren na heden zijn verstreken. De herziening van de hoogte van de canon wordt in onderling overleg vastgesteld onder overeenkomstige toepassing van het hierna onder artikel 7 punt 9 lid b bepaalde.
2. Het in erfpacht uitgegeven perceel grond is bestemd voor het gebruik zoals dit voortvloeit uit het recht van opstal als hierna omschreven.
3. Het recht van erfpacht eindigt op hetzelfde moment als het recht van opstal zal zijn geëindigd.
G. Bepalingen voortdurend zelfstandig recht van opstal
Artikel 7
Partijen zijn overeengekomen dat voor het hiervoor voorbehouden voortdurend zelfstandige recht van opstal gelden de volgende voorwaarden en bedingen:
1. Het recht omvat de bevoegdheid om op of in de hiervoor omschreven grond op welk gedeelte dan ook een of meer opstallen in eigendom te hebben, te gebruiken, in stand te houden, te wijzigen, uit te breiden, te vervangen of weg te nemen.
2. Het recht van opstal is voortdurend behoudens eventuele beëindiging op de hierna omschreven dan wel de overige in de wet genoemde gronden.
3. De opstalhouder is geen retributie verschuldigd.
4. a. Alle belastingen en zakelijke lasten, die over de opstallen en het gebruik ervan en / of met betrekking tot de grond worden geheven of zullen worden geheven, komen vanaf de ingangsdatum voor rekening van de opstalhouder.
(…)
8. a. De eigenaar van de grond kan het recht van opstal en voormeld recht van erfpacht opzeggen indien de opstalhouder/erfpachter in ernstige mate te kort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen.
De opzegging moet op straffe van nietigheid binnen acht dagen worden betekend aan degenen die als beperkt gerechtigde of beslaglegger op het recht van erfpacht/opstal in de openbare registers staan ingeschreven.
De eigenaar van de grond stelt daarbij tevens de dag vast, waarop de rechten geëindigd zullen zijn en de grond en de opstallen te zijner vrije beschikking moeten worden gesteld, welke dag ten minste één maand na de dagtekening van het exploot zal liggen.
b. De eigenaar van de grond en de opstalhouder/erfpachter kunnen bij notariële akte, gevolgd door inschrijving van een afschrift of uittreksel van die akte in de openbare registers, afstand doen van het recht van opstal en voormeld recht van erfpacht.
9.a. De opstalhouder heeft recht op vergoeding van de waarde van de ten tijde van de beëindiging nog aanwezige opstallen, voor zover deze door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn gesticht. Op de vergoeding komt in mindering hetgeen de opstalhouder aan de eigenaar van de grond uit welke hoofde dan ook eventueel nog dient te voldoen, de kosten daaronder begrepen.
b. De waarde van de opstallen wordt in onderling overleg vastgesteld door de eigenaar van de grond en de opstalhouder. Indien zij daarover in onderling overleg geen overeenstemming kunnen bereiken, vindt deze vaststelling plaats door een deskundige. Deze deskundige wordt in gemeenschappelijk overleg door de eigenaar van de grond en de opstalhouder aangewezen. Indien zij ook hieromtrent geen overeenstemming kunnen bereiken, wijst ieder één deskundige aan. Beide aldus aangewezen deskundigen wijzen vervolgens samen een derde deskundige aan.
(…)
d. De door de eigenaar van de grond voor de opstallen te betalen vergoeding zal door deze moeten worden voldaan binnen één maand nadat daarover overeenstemming bestaat dan wel het taxatierapport door de deskundige(n) is uitgebracht, doch niet voordat het recht van opstal daadwerkelijk is geëindigd.”
5. Eiser heeft de vorderingen op zijn beide kinderen kwijtgescholden, telkens in twee gelijke delen. In verband hiermee is in zowel 2006 als 2007 van de beide kinderen recht van schenking geheven. Naar aanleiding van de daaraan ten grondslag liggende aangiftes heeft verweerder de hoogte van de overeengekomen koopsom alsmede de hoogte van de overeengekomen jaarlijkse erfpachtcanon beoordeeld. In dit kader heeft verweerder een taxatierapport laten opmaken.
6. Eiser heeft sinds augustus 1988 in verband met de woning een lening ten bedrage van € 226.890 (fl 500.000). De rentevergoeding is vastgesteld op 5%. Eiser heeft in 2008 op deze lening een bedrag van € 11.344 betaald wegens verschuldigde rente.
7. Eiser heeft zowel in 2007 als in 2008 aan elk van zijn kinderen een bedrag van € 22.500 voldaan in verband met de verschuldigde erfpachtcanon.
8. (…)
9. (…)
10. Bij de vaststelling van de aanslag ib/pvv voor het onderhavige jaar (2008) heeft verweerder de door eiser aangegeven aftrekpost met betrekking tot de eigen woning [Hof: waaronder een erfpachtcanon van € 45.000] buiten beschouwing gelaten en de door eiser daarbij aangegeven schuld in aanmerking genomen bij de vaststelling van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.”
Behoudens hetgeen hierna onder 2.1.2 is vermeld, zijn tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten in hoger beroep geen bezwaren naar voren gebracht. Het Hof zal ook uitgaan van die feiten.
2.1.2. De inspecteur heeft gesteld dat de rechtbank in haar weergave van de akte van levering (uitspraak rechtbank onder 4; hierna: de akte van levering) ten onrechte artikel 8 niet heeft opgenomen. In deze bepaling is het volgende vermeld:
“Onherroepelijke volmacht Artikel 81. Koper geeft bij dezen een onherroepelijke volmacht aan verkoper, met het recht van substitutie, om op naam van koper, desgewenst te verrichten een zodanige verkoop en levering op gebruikelijke condities dat de volle eigendom van onderwerpelijk registergoed komt te berusten bij een derde of hemzelve.2. Deze volmacht vormt een onverbrekelijk bestanddeel van deze overeenkomst en strekt uitsluitend in het belang van verkoper. Uit dit belang volgt dat de volmacht niet zal eindigen door het overlijden of de onder curatelestelling, alsmede niet door de herroeping op welke wijze dan ook door degene die de volmacht heeft verleend.”
2.2.1. Aan de hiervoor vermelde feiten voegt het Hof de volgende feiten toe.
2.2.2. In het door de rechtbank in onderdeel 5 vermelde taxatierapport van de taxatie van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning) van 13 augustus 2007 van de Belastingdienst/Amsterdam in opdracht van de Belastingdienst/ Holland-Midden/kantoor Hoofddorp is onder meer het volgende vermeld:
“Reden voor taxatie: schenking”
2.2.3. In een brief van de Belastingdienst Rijnmond/kantoor Rotterdam van 5 oktober 2007 aan de notaris van belanghebbende is onder meer het volgende vermeld:
“Ik deel u mee dat de Belastingdienst Holland Midden/kantoor Haarlem bevoegd is om de door u ingediende successieaangifte te behandelen. De voornoemde Belastingdienst heeft het Specialistenteam Successie en Schenking te Rotterdam gemachtigd om de behandeling van de successieaangifte over te nemen. De aanslag successierecht zult u ontvangen van de Belastingdienst Holland Midden/kantoor Haarlem.”
2.2.4. In het beroepschrift is vermeld dat de Belastingdienst Hoofddorp kort na het opleggen van aanslagen schenkingsrecht door de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Amstelveen (postadres Haarlem) de aangifte Ib/Ph 2006 is gaan beoordelen en dat de eigen woning in dat kader geen aanleiding heeft gegeven tot vragen of een correctie. Blijkens een tot de stukken behorende kopie van de aangifte Ib/Ph 2006 is daarin als kosten eigen woning geen aftrek erfpachtcanon verantwoord.
2.2.5. In januari 2009 heeft belanghebbende de aangifte Ib/Ph 2007 ingediend. Daarin was een aftrekpost opgenomen van € 45.000 ter zake van in 2007 betaalde erfpachtcanon. Voor het jaar 2007 is deze canon in aftrek aanvaard. De definitieve aanslag voor dat jaar is gedagtekend 11 september 2009.
2.2.6. In de aangifte Ib/Ph 2008, ingediend in oktober 2009, van belanghebbende is als inkomen uit eigen woning een bedrag groot -/- € 50.674 opgenomen. Dit bedrag is als volgt gespecificeerd:
Forfait € 5.670Rente lening van € 226.890 -/- 11.344Erfpachtcanon -/- 45.000
-/- € 50.674
Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt € 42.597 en het aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 95.549.
2.2.7. Evenals de aanslag Ib/Ph 2008 zijn de aanslagen Ib/Ph 2006 en 2007 opgelegd door of namens het hoofd van de Belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp.
3 3. Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of ter zake van de woning van belanghebbende de eigenwoningregeling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) van toepassing is en – indien dat het geval is – of de door belanghebbende aan zijn kinderen betaalde erfpachtcanon van € 45.000 aftrekbaar is als kosten met betrekking tot een eigen woning.
Tevens is in geschil of de inspecteur door de aftrek van de erfpachtcanon niet toe te staan het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.