Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-10-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4752, 14/00370

Gerechtshof Amsterdam, 08-10-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4752, 14/00370

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 oktober 2015
Datum publicatie
18 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:4752
Formele relaties
Zaaknummer
14/00370

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Belanghebbende heeft het door de tennisvereniging met de gemeente gesloten huurcontract (en daarmee alle rechten en verplichtingen) overgenomen. Ten aanzien van de door de inspecteur gestelde juridische schijnhandeling merkt het Hof op dat niet is gebleken dat de door belanghebbende gepresenteerde rechtshandelingen niet stroken met de werkelijke bedoeling van contractspartijen. Het Hof acht aannemelijk dat partijen de gevolgen van die rechtshandelingen ten volle hebben beoogd omdat zij dragend zijn voor de door belanghebbende te genereren omzet alsmede voor de in aftrek gebrachte voorbelasting. Het Hof oordeelt tevens dat geen sprake is van misbruik van recht (geen belastingvoordeel) omdat door belanghebbende een marktconforme huur aan de tennisvereniging in rekening wordt gebracht. Het Hof verwerpt de stelling van de inspecteur dat de verhuur vrijgesteld zou zijn van btw en daarmee voor belanghebbende geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat.

Uitspraak

Kenmerk 14/00370

8 oktober 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[Stichting X] te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/3080 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 25 juli 2011 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2010 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd tot een bedrag van € 10.491, alsmede bij beschikking heffingsrente berekend tot een bedrag van € 151.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 25 mei 2013, de naheffingsaanslag en de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 14 april 2014 heeft de rechtbank als volgt beslist, waarbij belanghebbende als ‘eiseres’ wordt aangeduid en de inspecteur als ‘verweerder’:

“- verklaart het beroep ongegrond;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 vergoedt;

- kent eiseres een immateriële schadevergoeding toe van € 500.”

1.4.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, bij het Hof ingekomen op 22 mei 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2015. Belanghebbende heeft voorafgaande aan de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof, waarvan een kopie aan de inspecteur is gezonden. De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan het Hof en aan belanghebbende en deze voorgedragen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld, waarbij de belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’. Partijen hebben niet geklaagd dat deze feiten onjuist zijn, zodat het Hof deze als vaststaand aanmerkt.

“ [naam X] (hierna: [X] ) huurde tot en met 31 december 2009 het sportcomplex gelegen aan de [a-straat] van de gemeente [Y] . Het sportcomplex omvat onder meer een kantine inclusief bar, zeven tennisbanen en twee kleedkamers. De gemeente is eigenaar van het sportcomplex en [X] droeg tijdens de huurperiode de zorg voor het onderhoud en het beheer. De jaarlijkse vergoeding bedroeg € 45,38 (f. 100).

Op 28 december 2009 hebben de voorzitter en de penningmeester van [X] eiseres opgericht. Eiseres heeft volgens haar statuten tot doel het bevorderen van de beoefening van de tennissport in al zijn verschijningsvormen door de leden van [X] . In de oprichtingsakte zijn de voorzitter en penningmeester van [X] tot lid van het bestuur van eiseres benoemd. [A] is benoemd tot voorzitter van eiseres. De penningmeester van [X] is na de oprichting van eiseres uit het bestuur van [X] gestapt en bestuurder van eiseres gebleven.

Eiseres huurt met ingang van 1 januari 2010 het sportcomplex aan de [a-straat] van de gemeente [Y] . LVTZ en eiseres hebben hiertoe een akte van contractoverneming, een overeenkomst tot overdracht van activa (inventaris en inrichting, tennisbanen, lichtmasten en parkapparatuur) voor een koopsom van € 24.453,30 en een leningsovereenkomst voor een bedrag van € 24.453,30 gesloten. De lening is rente- en aflossingsvrij tijdens de looptijd. Bij aflossing van de lening wordt rente berekend over de looptijd naar een marktconform tarief, dat niet in de overeenkomst is vermeld. Per ultimo 2010 bedraagt de vordering van [X] op eiseres € 14.487, per ultimo 2011 € 12.446 en per ultimo 2012 € 8.570.

Eiseres en [X] hebben voor het sportcomplex een gebruiksovereenkomst gesloten. In de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 heeft [X] een jaarlijkse vergoeding van € 40.000 plus 6% btw aan eiseres betaald. Eiseres verhuurt de kantine aan een pachter (…).

Niet-leden van [X] kunnen tegen betaling een passe-partout kopen die recht geeft op een aantal keren gebruik van de tennisbanen. Ook stelt eiseres accommodatie ter beschikking aan bedrijven, instellingen en organisaties, scholen en aan zelfstandige tennistrainers. In een sideletter van 31 juli 2010 is vastgelegd dat trainers hun activiteiten moeten afstemmen met het bestuur van [X] . Tot slot verwerft eiseres reclame-inkomsten met het plaatsen van winddoeken langs de tennisbanen.

Verweerder heeft naar aanleiding van een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010 op 25 augustus 2010 een boekenonderzoek bij eiseres ingesteld. Verweerder heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek geweigerd de gevraagde teruggaaf te verlenen en een naheffingsaanslag opgelegd voor € 10.491 aan omzetbelasting.

Per 1 mei 2013 heeft [B] de functie van secretaris in het bestuur van eiseres overgenomen.”.

2.2.

Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag, waarbij de inspecteur het bedrag van de door belanghebbende afgetrokken voorbelasting corrigeert, terecht is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de inspecteur bevestigend beantwoordt.

3.2.

Het geschil spitst zich toe op de vragen of sprake is van (i) een schijnhandeling, zo nee, (ii) misbruik van recht, zo nee (iii) van vrijgestelde verhuur door belanghebbende aan de vereniging [X] . De inspecteur stelt zich in hoger beroep niet (langer) op het standpunt dat een fiscale eenheid bestaat tussen belanghebbende en de vereniging [X] .

3.3.

Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding en hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten en griffierecht

7 Beslissing