Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2762, 15/00092
Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2762, 15/00092
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 mei 2016
- Datum publicatie
- 13 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2016:2762
- Formele relaties
- Eerste aanleg:, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00092
Inhoudsindicatie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Het Hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat belanghebbende als feitelijk beleidsbepaler van de bv kan worden gezien. Belanghebbende kan aansprakelijk worden gesteld voor de (materiële) belastingschulden die reeds bestonden ten tijde van haar aantreden als bestuurder alsmede voor de (materiële) belastingschulden die zijn ontstaan tijdens haar bestuursperiode. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat voldoende financiële middelen beschikbaar waren om de belastingschulden te voldoen. De balanspost 'debiteuren' mag niet tot de beschikbare financiële middelen worden gerekend. Het Hof volgt de rechtbank in het oordeel dat niet belanghebbende is te wijten dat niet is voldaan aan meldingsplicht.
Uitspraak
kenmerk 15/00092
31 mei 2016
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: [A] te [Q]
tegen
de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/1793 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 29 januari 2015 in het geding tussen
belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft belanghebbende bij op de voet van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW) genomen beschikking met dagtekening 20 december 2013 aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen over de tijdvakken juni tot en met augustus 2012 en de onbetaald gebleven naheffingsaanslag omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2012 ten name van [D bv] (hierna: de BV) voor een bedrag van € 85.927 (zijnde € 79.654 aan belasting, € 1.591 aan verzuimboetes en € 4.682 aan kosten), te vermeerderen met de invorderingsrente die wordt belopen vanaf de laatste betaaldag van de navorderingsaanslag (31 januari 2014) tot en met de dag van algehele voldoening.
Het door belanghebbende daartegen gemaakte bezwaar is door de ontvanger bij uitspraak op bezwaar van 20 maart 2014 ongegrond verklaard.
Bij de bovengenoemde uitspraak van 29 januari 2015 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de beschikking aansprakelijkstelling (naar het Hof verstaat) verminderd met de in die aansprakelijkstelling begrepen kosten (totaal € 4.682), de invorderingsrente en de verzuimboete van € 276 over het tijdvak augustus 2012. Voorts heeft de rechtbank de ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.217 en de ontvanger opgedragen het betaalde griffierecht van € 45 aan belanghebbende te vergoeden.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 maart 2015. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2016. De gemachtigde, die bij aangetekende brief van 5 april 2016 verzonden aan het adres [adres] , is uitgenodigd voor de zitting, is niet verschenen. Blijkens gegevens van PostNL is deze brief op 6 april 2016 op het genoemde adres in ontvangst genomen en voor ontvangst getekend. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’ en de ontvanger als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres was vanaf 27 december 2010 tot 13 september 2012 enig aandeelhouder van de BV. Van 27 december 2010 tot 26 januari 2011 was zij directeur (alleen/zelfstandig bevoegd) van de BV.
2. [B] was van 1 maart 2011 tot 13 september 2012 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als directeur (alleen/zelfstandig bevoegd) van de BV. Deze rechtbank heeft in haar onherroepelijk geworden uitspraak van 3 oktober 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11553, geoordeeld dat [B] na 13 juli 2012 niet meer kan worden aangemerkt als bestuurder van de BV.
3. Eiseres is op 26 juli 2012 naar Egypte gegaan om zich daar medisch te laten behandelen. Op 10 augustus 2012 is zij daar in het ziekenhuis opgenomen voor een operatie. Op 31 augustus 2012 is zij naar Nederland teruggegaan. De factuur voor de tickets is gedagtekend 7 mei 2012.
4. Op 6 september 2012 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders van de BV plaatsgevonden. Daarbij is onder meer besloten dat eiseres alle aandelen zal verkopen aan [C] en dat laatstgenoemde met onmiddellijke ingang na het passeren van de akte van aandelenoverdracht tot enig bestuurder van de BV wordt benoemd. Op 13 september 2012 is de akte van aandelenoverdracht gepasseerd. De aandelen zijn verkocht voor € 10.000.
5. Naar aanleiding van een verzoek van verweerder tot informatieverstrekking heeft eiseres bij brief van 16 december 2013 – onder meer – het volgende bericht:
“(…)
Vanaf 13-07-2102 met het vertrek van Mw. [B] kon ik geen bestuurder vinden tot 13 september 2012 bij het verkoop van het bedrijf.
Ik heb gezocht naar een bekwame bestuurder maar kon geen betrouwbare bestuurder vinden.
Ik gaf Dhr [A] de boekhouder de administraties zo[a]ls bank en kas en de gegevens van de lonen en hij deed de administraties en vulde de aangifte loon en de omzetbelasting.
Ik heb met betrekking tot de contacten met klanten en zakenrelaties zelf geprobeerd voor zover ik kon.
Niemand heeft een beleidsbeslissing genomen.
(…)”
Als bijlage hierbij is een brief van eiseres aan administratiekantoor [A] van 19 augustus 2013 gevoegd die – onder meer – inhoudt:
“(…) Ik heb kort na 15 juni 2012 de ontslagbrief van [B] ontvangen.
Ik heb toen mondeling akkoord gegeven direct na ontvangst van de brief voor haar vertrek als bestuurder per 15 juli 2012. Op uw verzoek bevestig ik dit ook schriftelijk. Ik heb op haar laatste werkdag in juli 2012 ook van haar het bankpasje ontvangen en de pincode. Ook dit wil ik graag bevestigen.
(…)”
6. Bij de hiervoor genoemde beschikking is eiseres aansprakelijk gesteld voor de volgende onbetaald gebleven naheffingsaanslagen die aan de BV zijn opgelegd:
aanslag-nummer |
tijdvak |
Naheffings-aanslag dd |
belasting in € |
boete in € |
invorderings- kosten in € |
totaal openstaand in € |
[aanslagnummer 1] |
juni 2012 |
29-08-2012 |
7.895 |
157 |
584 |
8.636 |
[aanslagnummer 2] |
juli 2012 |
24-09-2012 |
11.000 |
281 |
800 |
12.081 |
[aanslagnummer 3] |
juli 2012 |
12-10-2012 |
3.056 |
- |
251 |
3.307 |
[aanslagnummer 4] |
augustus 2012 |
24-10-2012 |
13.848 |
276 |
15 |
14.139 |
[aanslagnummer 5] |
2e kwartaal 2012 |
28-08-2012 |
43.855 |
877 |
3.032 |
47.764 |
totaal |
79.654 |
1.591 |
4.682 |
85.927 |
De boetes betreffen betaalverzuimboetes van 2%. Alleen voor het tijdvak juli 2012 (aanslagnummer [aanslagnummer 2] ) is naast een betaalverzuimboete van 2% (€ 220) een aangifteverzuimboete van € 61 opgelegd.
7. Met ingang van 11 december 2012 is de BV in staat van faillissement verklaard.”
Nu in hoger beroep tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
In aanvulling hierop stelt het Hof de navolgende feiten vast.
Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft belanghebbende een ‘balans/verlies & winstrekening’ van de BV per 31 augustus 2012 overgelegd. Daarin zijn onder meer de volgende gegevens opgenomen:
Verlies & Winst Balans
Debet Credit Debet Credit
KAS 38.539,98
(…)
ABN AMRO 20.868,04
(…)
DEBITEUREN 191.705,16
TE FACTUREREN OMZET 50.000,00(…)
TE BETALEN BTW HOOG 162.556,48TE VORDEREN BTW HOOG 61.170,30BETAALD BTW 20.835,00
Totaal groep 15 122.221,18
(…)
LOONBELASTING 54.437,32PENSIOENFONDS 93.358,36
(…)
TE BETALEN LONEN 24.903,61
(…)
SALARISSEN 242.705,05
(…)
BETAALDE HUUR 71.382,79ONDERHOUD INVENTARIS 21.104,99
GAS, LICHT, WATER 33.754,55
Tijdens de zitting in eerste aanleg is namens belanghebbende onder meer het volgende verklaard:
“Wat betreft de gang van zaken met de pinpas en de pincode: (…) U vraagt of [belanghebbende] erbij zat om haar fiat te geven aan de betalingen. [Belanghebbende] voerde de pincode in. [A] [Hof: de toenmalige boekhouder van de BV] kende de pincode van de pinpas niet. De pinpas was bestemd voor de aandeelhouder. [A] wilde niet verantwoordelijk zijn voor het bewaren van de pinpas. Met de pinpas werd elektronisch betaald.”
Tijdens de zitting in hoger beroep is door de ontvanger onder andere het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik er evenals de rechtbank van uit ben gegaan dat belanghebbende aan de boekhouder, [A] , heeft verzocht om de administratie van de vennootschap bij te houden en de aangiften loonheffingen en omzetbelasting van de vennootschap te verzorgen. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat belanghebbende [A] destijds niet voor voldoende deskundig mocht houden of aan diens zorgvuldige taakvervulling diende te twijfelen.
U vraagt mij of het dan wel aan belanghebbende te wijten is dat de aangifte loonheffingen over het tijdvak juli 2012 te laat is gedaan, gelet ook op de criteria in het onlangs gewezen arrest van de Hoge Raad. Met de kennis van nu, denk ik dat wij met de aansprakelijkstelling op dit punt te ver zijn doorgeschoten. De aansprakelijkstelling voor de aangifteverzuimboete van € 61 dient te vervallen.
Voor de betaalverzuimboetes ligt het anders. Belanghebbende moest namelijk door het intoetsen van de pincode haar fiat geven aan de door de boekhouder ingevoerde elektronische betalingen.”
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld voor onbetaald gebleven belastingschulden van de BV alsmede in verband daarmee in rekening gebrachte kosten en opgelegde verzuimboetes.