Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3031, 16/00355, 16/00356

Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3031, 16/00355, 16/00356

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 juli 2017
Datum publicatie
2 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:3031
Formele relaties
Zaaknummer
16/00355, 16/00356

Inhoudsindicatie

Douane; indeling (na verwijzing door de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2016:1898) van aluminium onderdelen voor overheaddeuren; inspecteur was niet gehouden af te zien van navordering omdat geen sprake was van een vergissing; belanghebbende maakt niet aannemelijk dat zonder een schending van het verdedigingsbeginsel een andere afloop mogelijk was geweest van het besluitvormingsproces.

Uitspraak

kenmerken 16/00355 en 16/00356

11 juli 2017

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur, respectievelijk

[X] B.V. te [Z], belanghebbende,

gemachtigden: mrs. J.A.H. Hollebeek en E.M. van Doornik (Deloitte Belastingadviseurs B.V.)

tegen de uitspraak van 30 augustus 2012 in de zaken met kenmerken AWB 11/3101 en 11/3102 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 15 oktober 2008 aan belanghebbende een aanslagbiljet uitgereikt (nr. 0071.12.117/00.7.0299) met daarop vermeld uitnodigingen tot betaling tot een totaalbedrag van € 54.641,60 aan douanerechten uitgereikt (hierna: aanslagbiljet 1). (16/00355)

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 14 mei 2009 aan belanghebbende een aanslagbiljet uitgereikt (nr. 0071.12.117/00.7.0317) met daarop vermeld uitnodigingen tot betaling tot een totaalbedrag van € 1.051.550,49 aan douanerechten uitgereikt (hierna: aanslagbiljet 2). (16/00356)

1.2.1.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 19 april 2011, één op het onder 1.1.1 genoemde aanslagbiljet 1 vermelde uitnodiging tot betaling (UTB) verminderd met een bedrag van € 325,97 tot nihil.

1.2.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 19 april 2011, één op het onder 1.1.2 genoemde aanslagbiljet 2 vermelde UTB verminderd met een bedrag van € 328,71 tot nihil.

1.3.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 30 augustus 2012 op de door belanghebbende tegen voormelde uitspraken ingestelde beroepen als volgt beslist:

“ De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- draagt verweerder op de utb’s te verminderen verder dan reeds bij de uitspraken op bezwaar is gedaan, als volgt:

- overeenkomstig de onder 5.6 genoemde indelingsbeslissing;

- overeenkomstig de onder 5.20 genoemde beslissingen, waarop in verband met geslaagd beroep op het unierechtelijke vertrouwensbeginsel niet meer mag worden teruggekomen;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1414,50;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 vergoedt. ”

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 oktober 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij brief van 7 december 2012 heeft de inspecteur het Hof bericht dat hij afziet van beantwoording van het incidentele hoger beroep van belanghebbende.

1.5.

Het Hof heeft bij uitspraak van 15 mei 2014 de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep ongegrond verklaard (nr. 12/00773 en 12/00774; ECLI:NL:GHAMS:2014:1819).

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (hierna: Hoge Raad). Bij arrest van 12 augustus 2016 nr. 14/03191, ECLI:NL:HR:2016:1898 (hierna: het verwijzingsarrest) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en het geding (terug)verwezen naar het Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

2 Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Partijen zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest in te dienen. De inspecteur heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brieven van 15 september 2016 en belanghebbende bij brief van 14 oktober 2016. De brieven zijn over en weer in kopie aan partijen verzonden.

2.2.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017, gelijktijdig met de zaak met nummer 16/00353. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.3.

Bij brief van 8 juni 2017 heeft het Hof het onderzoek heropend en de inspecteur verzocht om nadere informatie. De door de inspecteur verschafte informatie is toegezonden aan belanghebbende. Belanghebbende heeft hierop bij brief van 27 juni 2017 gereageerd. Het Hof heeft – nadat partijen toestemming hadden verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen – het onderzoek bij brief van 29 juni 2017 gesloten.

3 Feiten

3.1.

De Hoge Raad is in het verwijzingsarrest van de volgende feiten uitgegaan:

“2.1.1. [A] B.V. (hierna: [A]) verkoopt aan installateurs van zogenoemde overheaddeuren (ook wel paneeldeuren genoemd) op afmetingen en gewicht van de te plaatsen overheaddeur afgestemde samenstellen van onder meer looprollen, veren en veerpluggen, kabels, kabelklemmen en kabeltrommels, koppelingen, stelringen, paroklemmen, profielen, looprollen, driehoeksklemmen en driehoeksplaten, rollercovers, veerbumpers en (bodem)consoles. Met een dergelijk samenstel (hierna: het mechanisme) wordt het openen en sluiten van een overheaddeur verlicht en kan een overheaddeur gecontroleerd worden geopend en gesloten.

2.1.2.

Gedurende de periode van 17 oktober 2005 tot en met 4 juni 2008 heeft belanghebbende in opdracht van [A] op eigen naam en voor eigen rekening een aantal malen aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van hiervoor in 2.1.1 opgesomde en los van elkaar ingevoerde goederen, door [A] benodigd voor het samenstellen van het mechanisme.

Belanghebbende heeft de onderdelen voor het mechanisme aangegeven onder post 8431 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN) als delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor hijs- en takelwerktuigen in de zin van post 8428 van de GN, met uitzondering van de koppelingen, profielen en kabelklemmen die zij heeft aangegeven onder post 8302 van de GN als beslag voor deuren. Bij indeling in postonderverdeling 8431 10 00 van de GN, zoals belanghebbende heeft gedaan, is de invoer vrij van douanerechten. Bij indeling onder post 8302 van de GN geldt een tarief van douanerechten van 2,7 percent.

2.1.3.

Tijdens een bij [A] in 2008 uitgevoerde controle heeft de Inspecteur de hiervoor in 2.1.2 bedoelde invoeraangiften gecontroleerd op de juistheid van de tariefindeling en zich naar aanleiding van de bevindingen op het standpunt gesteld dat de door belanghebbende aangegeven goederen, voor zover van aluminium (kabeltrommels, kabelklemmen, veerpluggen, koppelingen, bodemconsoles en profielen), moeten worden ingedeeld onder post 7610 90 90 van de GN als aluminium delen van een in post 7610 van de GN bedoeld constructiewerk (tarief 6 percent).

Op 9 oktober 2008 heeft de Inspecteur in het kader van de controle een gesprek gehad met [A] waarbij [A] is toegezegd dat zij de gelegenheid krijgt te reageren op de bevindingen die in dat rapport zullen worden vermeld alvorens het rapport definitief wordt gemaakt.

2.1.4.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende, zonder haar daaraan voorafgaand in kennis te stellen van een voornemen daartoe, een aanslagbiljet, gedateerd 15 oktober 2008, uitgereikt met daarop vermeld uitnodigingen tot betaling voor de aangiften die zij in 2005 in opdracht van [A] heeft gedaan (hierna: aanslagbiljet I).

2.1.5.

Op 23 oktober 2008 heeft de Inspecteur een concept-rapport aan [A] toegezonden waarop [A] vervolgens heeft gereageerd.

2.1.6.

De Inspecteur heeft, na haar eerst in kennis te hebben gesteld van zijn voornemen om na te vorderen en haar gelegenheid te hebben gegeven daarop te reageren, aan belanghebbende een aanslagbiljet, gedateerd 14 mei 2009, uitgereikt met daarop vermeld uitnodigingen tot betaling voor de invoeraangiften die zij in 2007 en 2008 ten behoeve van [A] heeft gedaan (hierna: aanslagbiljet II).

De Inspecteur heeft op 9 juni 2009 het controlerapport definitief gemaakt. ”

3.2.

In aanvulling op de door de Hoge Raad genoemde feiten, stelt het Hof de volgende feiten vast.

3.3.

Tot de stukken van het geding behoort de volgende tekening van een overheaddeur:

10 = bodemconsole (links en rechts)

15 = koppeling

17 = kabeltrommel (links en rechts)

4 Het verwijzingsarrest

6 Relevante teksten en toelichtingen

7 Beoordeling van het geschil

1 Controleopdracht

8 Kosten

9 Beslissing