Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:775, 19/00222 en 19/00223
Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:775, 19/00222 en 19/00223
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 maart 2020
- Datum publicatie
- 8 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:775
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2019:698, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1816
- Zaaknummer
- 19/00222 en 19/00223
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 139
Inhoudsindicatie
Heffing van bouwleges. Vaststellen van de bouwkosten. Er is niet voldaan aan de kenbaarheidseisen van de heffingsmaatstaf. De bij de legesverordeningen behorende bijlagen (de Tarieventabellen) zijn niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. In zoverre onverbindend.
Uitspraak
Kenmerken 19/00222 en 19/00223
12 maart 2020
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[Vereniging X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. P.F. van der Muur RT)
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 17/3370 en HAA 17/3371 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 1 november 2012 aan belanghebbende een aanslag (nummer [1] ) leges opgelegd ten bedrage van € 28.401,39 voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning ten behoeve van het plaatsen van 14 dakopbouwen aan de [A-straat 1 t/m 15] te [Z] .
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar voormelde aanslag gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 9 januari 2013 aan belanghebbende een aanslag (nummer [2] ) leges opgelegd ten bedrage van € 65.760 voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van 20 appartementen en 5 grondgebonden woningen aan [B-straat 1 t/m 15] te [Z] .
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar voormelde aanslag gehandhaafd.
Bij uitspraak van 1 februari 2019 heeft de rechtbank de tegen de onder 1.1.2 en 1.2.2 vermelde uitspraken op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
De tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde (in één geschrift vervatte) hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 19 februari 2019. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Van belanghebbende is op 4 juli 2019 een nader stuk ontvangen. Daarvan is een afschrift verstrekt aan de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Aldaar zijn verschenen mr. P.F. van der Muur en mr. R. Froenjes van de zijde van belanghebbende en mr. A.G. Hendriks namens de heffingsambtenaar. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’, de aanslag met nummer [2] als ‘aanslag I’, en de aanslag met nummer [1] als ‘aanslag II’):
“Feiten
1. Eiseres heeft op 27 juli 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van 20 appartementen en 5 grondgebonden woningen aan [B-straat 1 t/m 15] te [Z] . Eiseres heeft hierbij een bedrag van € 2.100.000 aan bouwkosten opgegeven.
2. Verweerder heeft aan eiseres aanslag I opgelegd voor het in behandeling nemen van de hiervoor onder 1 genoemde aanvraag.
3. Eiseres heeft op 16 maart 2012 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van 14 dakopbouwen aan de [A-straat 1 t/m 15] te [Z] . Eiseres heeft hierbij een bedrag van € 1.494.783 aan bouwkosten opgegeven.
4. Verweerder heeft aan eiseres aanslag II opgelegd voor het in behandeling nemen van de hiervoor onder 3 genoemde aanvraag. Aanslag II is verzonden aan eiseres op 9 januari 2013.
5. Op grond van artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van Leges 2011 voor de gemeente [Z] (hierna: de verordening 2011) worden onder de naam “leges” rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in de verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Op grond van artikel 3 van de verordening 2011 is belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
Op grond van artikel 4 van de verordening 2011 worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Op grond van artikel 2, onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2012 voor de gemeente [Z] (hierna: de verordening 2012) worden onder de naam “leges” rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten een en ander genoemd in de verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Op grond van artikel 3 van de verordening 2012 is belastingplichtig de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of handelingen zijn verricht
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de verordening 2012 worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Op grond van onderdeel 6.1.2 van zowel de tarieventabel, behorende bij de verordening 2011 als 2012 zijn bouwkosten:
“de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan en derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;”
6. Eiseres heeft bij brief van 4 februari 2013 bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.
De (geheven) leges zijn gebaseerd op de door belanghebbende bij de vergunningsaanvragen opgegeven bouwkosten. De maatstaf voor de heffing is niet bepaald door een raming van de bouwkosten bedoeld in het normblad NEN 2631.
De aanslag met nummer [2] bestaat daarnaast uit een bedrag van € 660 vanwege toepassing van een buitenplanse afwijking.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de aanslag met nummer [1] moet worden vernietigd en de aanslag met nummer [2] moet worden verminderd tot € 660. Belanghebbende verdedigt dat dit het geval is omdat - kort weergegeven - de heffingsmaatstaf voor de leges (behoudens voor zover het gaat om het hiervoor gemelde bedrag van € 660) niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.