Gerechtshof Amsterdam, 21-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2246, 21/01124 en 21/01125
Gerechtshof Amsterdam, 21-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2246, 21/01124 en 21/01125
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 juli 2022
- Datum publicatie
- 8 augustus 2022
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2021:4742, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 21/01124 en 21/01125
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Compromis.
Uitspraak
Kenmerk 21/01124 en 21/01125
21 juli 2022
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [plaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 26 juli 2021 in de zaak met kenmerk AMS 20/2704 en AMS 20/2705 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in twee afzonderlijke beschikkingen van 31 mei 2019 de waarde op grond van de Wet Waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna ook: het object) voor het belastingjaar 2018 op
€ [bedrag 1] en voor het belastingjaar 2019 op € [bedrag 2] vastgesteld.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. In uitspraken van 31 maart 2020 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 26 juli 2021 als volgt op het beroep van belanghebbende beslist:
“-verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt de bestreden uitspraken op bezwaar;
-stelt de WOZ-waarde van het object voor het belastingjaar 2018 vast op € [bedrag 3] ,-;
-stelt de WOZ-waarde van het object voor het belastingjaar 2019 vast op € [bedrag 4] ,-;
-bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting voor de jaren 2018 en 2019 overeenkomstig wordt verminderd;
-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
-draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van in totaal € 96,- aan belanghebbende te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 september 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft op 25 februari 2022 een nader stuk ingediend. Belanghebbende heeft op 1 mei 2022 een nader stuk ingediend. Afschriften van deze stukken zijn aan de wederpartij verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Overwegingen
Partijen hebben ter beëindiging van het geschil overeenstemming bereikt, en wel in die zin dat:
- -
-
de WOZ-waarde van het object [adres] te [plaats] voor het belastingjaar 2018 op € [bedrag 5] en voor het belastingjaar 2019 op € [bedrag 6] worden vastgesteld;
- -
-
de aanslagen onroerende zaakbelasting dienovereenkomstig worden verminderd, met toepassing van het tarief voor in hoofdzaak tot woning dienende onroerende zaken, en
- -
-
de heffingsambtenaar de door belanghebbende betaalde griffierechten in beroep en hoger beroep aan belanghebbende vergoedt.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.
3 Kosten
Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten in verband met de behandeling van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.