Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2882, 21/00133

Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2882, 21/00133

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 september 2022
Datum publicatie
8 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2882
Zaaknummer
21/00133
Relevante informatie
Art. 6 Wet RO, Art. 6:22 Awb, Art. 13 EVRM

Inhoudsindicatie

Aanslag IB/PVV. Bevoegdheid hof, noodzaak aanhouding zaak, recht op schadevergoeding/proceskostenvergoeding?

De door belanghebbende genoemde, in het EVRM gewaarborgde rechten en vrijheden van belanghebbende zijn niet geschonden. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart zich onbevoegd t.a.v. het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

kenmerk 21/00133

29 september 2022

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 16 december 2020 in de zaak met kenmerk HAA 20/2040 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 29 maart 2019 voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, ten bedrage van € 1.729.

1.1.2.

Op 19 juni 2019 is een aanmaning aan belanghebbende gestuurd waarbij € 16 aan kosten in rekening is gebracht.

1.1.3.

Op 10 juli 2019 is een dwangbevel aan belanghebbende uitgereikt waarbij € 190 aan kosten in rekening is gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen op 15 augustus 2019 bezwaar gemaakt.

De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 19 februari 2020, de aanmaningskosten van € 16 en de dwangbevelkosten van € 190 tot nihil verminderd. Bij aanvullende uitspraak op bezwaar van 21 april 2020 heeft de ontvanger het verzoek van belanghebbende voor vergoeding van de kosten van bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 16 december 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard tot het oordelen over het verzoek tot schadevergoeding.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 januari 2021. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van de zijde van belanghebbende is bij de griffie van het Hof bij faxbericht van 29 augustus 2021 een conclusie van repliek ingekomen. Hiervan is een kopie aan de wederpartij gezonden.

1.6.

Op 5 januari 2022 is van belanghebbende een verzoek om inzage in het dossier bij het Hof ingekomen. Op 13 januari 2022 heeft belanghebbende van 14.00-16.00 uur het dossier ingezien. Op verzoek zijn aan belanghebbende kopieën uit het dossier verstrekt.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022. De onderwerpelijke zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met kenmerken 21/00134 tot en met 21/00137. Van het verhandelde te dezer zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verstrekt. Ter zitting van deze datum heeft belanghebbende ten aanzien van de raadsheren een wrakingsverzoek gedaan. Bij uitspraak van 26 april 2022 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen.

1.7.

Het onderzoek ter zitting is hervat op 27 september 2022.

1.8.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de ontvanger als ‘verweerder’):

“Feiten

1. Eiser is geboren in 1958, heeft de Duitse nationaliteit, is ongehuwd en woont het gehele jaar 2013 in [Z] .

2. Na het indienen van de bezwaren van eiser tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten en dwangbevelkosten heeft verweerder deze kosten bij uitspraak op bezwaar tot nihil verminderd. Er heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden omdat verweerder besloten had geheel aan de bezwaren van eiser tegemoet te komen.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep (procedureel) in geschil of de rechtbank bevoegd was (en in hoger beroep het Hof is) om over het geschil te oordelen, aanhouding noodzakelijk was (en in hoger beroep is) voor vooronderzoek door de rechtbank (en in hoger beroep het Hof) en/of voor inzage bij de rechtbank van het griffiedossier en/of vanwege de lichamelijke gesteldheid van belanghebbende.

Inhoudelijk is in geschil of belanghebbende recht heeft op schadevergoeding of een proceskostenvergoeding.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing