Gerechtshof Amsterdam, 18-10-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3372, 21/01795
Gerechtshof Amsterdam, 18-10-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3372, 21/01795
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 oktober 2022
- Datum publicatie
- 30 november 2022
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:812
- Zaaknummer
- 21/01795
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ
Inhoudsindicatie
Art. 17, lid 4, Wet WOZ. Waardebepaling van een hotel in aanbouw. Naar het oordeel van het Hof staat het op grond van de wetsgeschiedenis buiten twijfel dat alle courante niet-woningen in de aanbouwfase op grond van artikel 17, lid 4, Wet WOZ moeten worden gewaardeerd op de vervangingswaarde inclusief omzetbelasting.
Uitspraak
kenmerk 21/01795
18 oktober 2022
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigden: ir. K.A.G.M. Domen en mr. R. van den Berg (PwC te Amsterdam)
tegen de uitspraak van 27 oktober 2021 in de zaak met kenmerk AMS 20/2357 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 30 november 2018 de waarde van de onroerende zaak bekend als [adres] te Amsterdam (hierna: het object) voor het kalenderjaar 2018 (hierna: de WOZ-waarde) vastgesteld op € 36.125.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2018 (hierna: de aanslag) bekendgemaakt.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 9 maart 2020 de WOZ-waarde verlaagd tot € 18.959.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
Het tegen de uitspraak op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep heeft de rechtbank bij bovengenoemde uitspraak van 27 oktober 2021 ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 6 december 2021 en bij brief van 30 december 2021 door belanghebbende aangevuld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van het object. Het betreft een hotel in aanbouw dat na de oplevering door belanghebbende als hotelbedrijf zal worden geëxploiteerd. Voor de te verrichten bouwactiviteiten is een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Zowel op de waardepeildatum (1 januari 2017) als bij de aanvang van het kalenderjaar (1 januari 2018) was het object nog in aanbouw en was het nog niet geschikt voor gebruik overeenkomstig zijn beoogde bestemming.
De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van het object per waardepeildatum bij de onder 1.1 vermelde beschikking en de onder 1.2 vermelde uitspraak op bezwaar op de voet van artikel 17, vierde lid, Wet WOZ vastgesteld (naar de staat van het object per 1 januari 2018) op de vervangingswaarde inclusief omzetbelasting.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is evenals in eerste aanleg in geschil of de WOZ-waarde van het object niet te hoog is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of op grond van artikel 17, vierde lid, Wet WOZ, de WOZ-waarde van het object op de waarde inclusief dan wel exclusief omzetbelasting dient te worden vastgesteld.