Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1425, 22/02438

Gerechtshof Amsterdam, 23-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1425, 22/02438

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 mei 2023
Datum publicatie
5 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1425
Zaaknummer
22/02438
Relevante informatie
Art. 1 Wet MRB 1994, Art. 7 Wet MRB 1994, Art. 34 Wet MRB 1994, Art. 67c AWR 1994

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag mrb. Stond de auto belanghebbende feitelijk ter beschikking?

Uitspraak

kenmerk 22/02438

23 mei 2023

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. M.A. van Hoof)

tegen de uitspraak van 13 oktober 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/5472 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 27 augustus 2018 tot en met 13 mei 2021 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) opgelegd van € 1.753, alsmede bij beschikking een boete van € 1.753.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete gematigd tot € 194.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft

het beroep in haar uitspraak van 13 oktober 2022 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is

bij het Hof ingekomen op 14 november 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van belanghebbende zijn op 23 en 24 maart 2023 nadere stukken ontvangen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiser woont vanaf 2007 in Nederland. Op 14 mei 2021, omstreeks 15:00 uur, is geconstateerd dat eiser gebruik maakte van de openbare weg in Nederland met het motorvoertuig met het Bulgaarse kenteken [kenteken] (de auto). Naar aanleiding daarvan heeft verweerder eiser de onderhavige naheffingsaanslag en boete opgelegd.

2. Eiser heeft tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking bezwaar gemaakt. Op 14 september 2021 is eiser, in de persoon van zijn gemachtigde, door verweerder gehoord. Van het horen is een verslag opgemaakt dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete gematigd tot € 194.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag en de boete terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of de auto belanghebbende feitelijk ter beschikking stond.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing