Gerechtshof Amsterdam, 12-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2323, 22/444
Gerechtshof Amsterdam, 12-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2323, 22/444
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 september 2023
- Datum publicatie
- 18 oktober 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2022:11893, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/444
- Relevante informatie
- Art. 20 Wet Vpb 1969, Art. 21 Wet Vpb 1969, Art. 8 Wet Vpb 1969, Art. 1:3 Awb, Art. 12a Wet LB, Art. 3.54 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
DA Vpb 2015. Controlerapport is geen verliesvaststellingsbeschikking. Geen vertrouwen ontlenen aan fout in rapport. Hogere pensioenvoorziening niet aannemelijk gemaakt door belanghebbende. Terechte vrijval HIR; leningen zijn geen tijdelijke bedrijfsmiddelen/begin uitvoering van herinvesteren. Gestelde vastgoedcrisis geen bijzondere omstandigheid.
Uitspraak
kenmerk 22/00444
12 september 2023
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. A.P. Flinterman
tegen de uitspraak van 18 mei 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/5076 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 1.410.858 en een belastbaar bedrag van € 1.054.461. Tevens is bij beschikking een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 29.271.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur gedeeltelijk gegrond verklaard. De aanslag is nader vastgesteld naar een belastbare winst van € 1.195.892 en een belastbaar bedrag van € 839.495.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 18 mei 2022, aan partijen verzonden op 20 mei 2022, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 juni 2022. Bij brief van 23 september 2022 heeft belanghebbende het hoger beroep nader gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 2. Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Eiseres is opgericht op 19 november 1994. De activiteiten van eiseres bestaan uit de exploitatie van onroerende zaken, waaronder kamerverhuur.
2. Per 1 januari 2012 heeft eiseres de navolgende onroerende zaken in bezit:
[A-straat] te [Z] (100%);
[B-straat] te [Z] (100%);
[C-straat] te [Z] (50%).
3. Op 4 juli 2012 heeft eiseres de onroerende zaken aan de [A-straat] en [B-straat] te [Z] verkocht voor een totaalbedrag van € 2.100.000. Op 24 augustus 2012 heeft de levering plaatsgevonden. In verband met een claim van de koper is nadien € 100.000 van de koopprijs door eiseres terugbetaald. De fiscale boekwaarde van beide panden gezamenlijk was € 284.200.
4. Er resteerde ter zake van deze verkoop een boekwinst van € 1.715.800 welke eiseres heeft gedoteerd aan een herinvesteringsreserve (HIR).
5. Op 24 december 2013 heeft eiseres ter (gedeeltelijke) vervanging de onroerende zaak [D-straat] te [plaats] gekocht voor een koopsom van € 600.000 kosten koper. De koopsom inclusief overdrachtsbelasting bedroeg € 636.000.
6. Eiseres heeft (al dan niet gezamenlijk met derden) diverse hoogrentende leningen aan derden verstrekt. Deze zijn in de aangiften vennootschapsbelasting van eiseres onder de financiële vaste activa opgenomen voor de volgende bedragen:
ultimo 2012: € 580.836
ultimo 2013: € 1.122.515
ultimo 2014: € 1.063.511
ultimo 2015: € 1.132.813.
Tot de verstrekte leningen behoren een lening aan [A] (handelend onder de naam [bedrijf] ) ten bedrage van € 500.000 verstrekt op 3 oktober 2013, alsmede een nadien aanvullend aan deze debiteur verstrekt bedrag van € 30.000.
7. Op 5 september 2016 is bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften Vpb en omzetbelasting 2012 tot en met 2015. De bevindingen zijn vastgelegd in een controlerapport van 3 [Hof: 23] augustus 2017. In de rapportage worden de volgende correcties op de aangiften aangebracht:
“Vennootschapsbelasting
Totalen per jaar |
|||
2015 |
2014 |
2013 |
|
Belastbare winst |
€ 73.948 |
€ - 165.036 |
€ - 145.444 |
Belastbaar bedrag |
€ 0 |
€ - 165.036 |
€ - 145.444 |
Correctie overdrachtsbelasting |
€ 36.000 |
||
Correctie verlies D&F |
€ - 143.940 |
||
Correctie HIR |
€ 1.364.000 |
||
Correctie Omzetbelasting |
€ - 27.090 |
- |
- |
Totaal per jaar |
€ 1.410.858 |
€ - 165.036 |
€ - 253.384 |
Verlies 2013 |
€ - 253.384 |
||
Verlies 2014 |
€ - 165.036 |
||
Belastbare winst |
€ 992.438” |
8. Voor de omzetbelasting zijn in het controlerapport voor de jaren 2012 tot en met 2015 naheffingen van in totaal € 27.238 vastgesteld. Voor dit bedrag zijn ook naheffingsaanslagen opgelegd, waarbij € 2.339 belastingrente in rekening is gebracht. Na hiertegen door eiseres gemaakt bezwaar zijn de naheffingen bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2018 verminderd tot € 14.521, en is de belastingrente verminderd tot € 1.271. Eiseres is hiertegen in beroep gekomen.
9. Op 31 december 2012 is een pensioenovereenkomst tot stand gekomen tussen eiseres en [X] , waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Artikel 1 Definities
(…)
f. Franchise: 100/70 van de uitkeringen voor een ongehuwde persoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, van de AOW, vermeerderd met de vakantieuitkering.
(…)
Artikel 3 Pensioengrondslag
Voor de opbouw van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van de pensioengrondslag. Bij het vaststellen van de pensioengrondslag wordt geen rekening gehouden met loonbestanddelen in natura.
De pensioengrondslag is samengesteld uit de basispensioengrondslag en de variabele pensioengrondslag.
a. Basispensioengrondslag
De basispensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon van werknemer verminderd met de franchise zoals van toepassing op het moment dat de pensioengrondslag wordt vastgesteld.
De basispensioengrondslag wordt vastgesteld op de ingangsdatum van deze overeenkomst en daarna per 1 januari van elk kalenderjaar.
(…)
Artikel 4 Dienstjaren
(…)
Perioden waarin het loon nihil of anderszins lager is dan hetgeen gebruikelijk is, worden niet onderscheidenlijk in zoverre niet als dienstjaren dan wel als diensttijd in aanmerking genomen.
Artikel 5 Omvang van de pensioenen
(…)
a. Omvang van het ouderdomspensioen
Werknemer bouwt op basis van het middelloonstelsel elk jaar een ouderdomspensioen op van 2,15% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag. Het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de in de opbouwjaren over de pensioengrondlagen opgebouwde ouderdomspensioen.”
10. Tot de gedingstukken behoort een berekening pensioen, opgemaakt door [B] van de Belastingdienst, met berekeningsdatum 31 december 2015, waarin uitgaande van een aanvang dienstbetrekking op 29 november 1994, de bij verweerder bekende salarisgegevens van [X] over de periode 1994 tot en met 2015, toepassing van de middelloonregeling en de AOW franchise voor ongehuwden, de pensioenvoorziening per 31 december 2015 is berekend op € 21.141.
11. Het verlies 2013 is bij beschikking met dagtekening 12 maart 2016 vastgesteld op € 145.444. Van dit verlies 2013 is € 62.023 bij carry-back beschikking van eveneens 12 maart 2016 aangewend voor carry-back met het positieve belastbare bedrag van 2012. Met dagtekening 21 oktober 2017 is het verlies Vpb 2013 bij beschikking nader vastgesteld op € 253.384, waarvan bij beschikking van 12 maart 2016 dus reeds € 62.023 was aangewend voor carry-back zodat € 191.361 beschikbaar was voor carry-forward.
12. Met dagtekening 7 oktober 2017 is het verlies Vpb 2014 bij beschikking vastgesteld op € 165.036, beschikbaar voor carry-forward.
13. Bij uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag Vpb 2015 heeft verweerder alsnog rekening gehouden met een pensioenvoorziening voor de directeur-grootaandeelhouder voor een bedrag van € 21.141 waarvoor aftrek is toegestaan.
14. Ook is bij de uitspraak op bezwaar alsnog rekening gehouden met een pro rata toepassing van de boekwaarde-eis ter zake van de vervangende investering die eiseres in 2013 heeft gedaan in de onroerende zaak De [D-straat] te [plaats] , zodat de stand van de in 2015 nog aanwezige HIR en de vrijval daarvan ultimo 2015 nader is bepaald op € 1.170.715.”
Partijen hebben in hoger beroep tegen de hiervoor vermelde feiten geen grieven aangevoerd, behoudens dat belanghebbende – in afwijking van hetgeen de rechtbank in onderdeel 10 van haar uitspraak heeft vastgesteld – ook in hoger beroep stelt dat de inspecteur bij de berekening van de pensioenvoorziening ten onrechte is uitgegaan van de AOW-franchise voor gehuwden in plaats van die voor ongehuwden. Met deze aantekening gaat ook het Hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten.
3 3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep zijn, evenals in beroep, de volgende punten in geschil:
1. Heeft belanghebbende voor het jaar 2015 recht op de verrekening van verlies van voorgaande jaren voor een bedrag van € 418.420 in plaats van het voor dat jaar met de belastbare winst verrekende bedrag van € 356.397.
2. De hoogte van de pensioenvoorziening.
3. De vrijval van de herinvesteringsreserve.
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende verklaard akkoord te gaan met de door de inspecteur vastgestelde hoogte van de voorziening omzetbelasting.