Gerechtshof Amsterdam, 19-10-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2601, 23/28
Gerechtshof Amsterdam, 19-10-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2601, 23/28
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 oktober 2023
- Datum publicatie
- 8 november 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:581
- Zaaknummer
- 23/28
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 40 Wet WOZ, Art. 4 Uitv.reg. WOZ
Inhoudsindicatie
WOZ 2021 woning. KOUDV vergelijkingspanden zijn te laat verstrekt. Schending 40, lid 2, Wet WOZ leidt hier niet tot kostenvergoeding (HR 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052).
Indexeringscijfer al bekend vóór de uitspraak op bezwaar. Verdere onderbouwing kon vanwege de puur mathematische exercitie niet worden gegeven.
Uitspraak
kenmerk 23/28
19 oktober 2023
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Gieben )
tegen de uitspraak van 18 november 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/6911 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 28 februari 2021 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde (hierna: de WOZ-waarde) van de onroerende zaak aan het adres [A-straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2021 naar waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op € 509.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2021 bekendgemaakt.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 5 november 2021, ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 15 december 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 18 november 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 28 december 2022 hoger beroep ingesteld en dit aangevuld bij brief van 1 februari 2023. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Met dagtekening 4 mei 2023 heeft belanghebbende een aanvullend stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 2. Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de heffingsambtenaar worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een twee-onder-een-kapwoning uit 2000 met een aangebouwde garage, tuinhuis/blokhut en 22 zonnepanelen. De woning heeft een inhoud van 473 m³. De oppervlakte van het perceel is 297 m².”
Het Hof gaat ook uit van de hiervoor vermelde feiten en vult deze als volgt aan.
In het bezwaarschrift van 4 april 2021 heeft belanghebbende verzocht om de grondstaffel en om toezending van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Hij schrijft:
“(…) Ik verzoek u, conform voorgaande zin, van het onderhavige object alsmede van de gehanteerde referentiepanden, de grondstaffels, liggingsfactor, onderbouwing van de indexering naar waardepeildatum en de KOUDV-factoren te overleggen.”
In een e-mail van 12 april 2021 is onder andere de volgende informatie door de heffingsambtenaar aan de gemachtigde verstrekt:
“Bij deze d[o]e ik u de taxatieverslagen toekomen betreffende de objecten in [Z] waartegen door [Y] bezwaar is ingediend inzake de Wet waardering onroerende zaken.
Tevens doe ik u het bijgebouwenmodel en het kavelmodel met waardepeildatum 1-1-2020 van de gemeente [Z] toekomen.
Op de bijgevoegde excellijst heb ik aangegeven tot welke referentiegroep een woning behoort (kolom E), tot welk gebied een woning behoort (kolom F) en tot welke hoofdgroep een woning behoort (kolom G). Dit correspondeert met het kavelmodel.”
Op 26 juli 2021 is namens de heffingsambtenaar een rapport opgemaakt genaamd ‘Rapportage inpandige opname naar aanleiding van bezwaarschrift’.
Belanghebbende heeft zijn bezwaarschrift bij brief van 28 juli 2021 aangevuld. Daarin wordt het eerder gedane informatieverzoek herhaald.
Op 30 juli 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Met dagtekening 5 november 2021 heeft de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar gedaan. Daarbij verwijst de heffingsambtenaar naar de bijlagen bij de uitspraak op bezwaar: een ‘Advies bezwaarschrift’, een ‘Matrix [A-straat] [Z] naar wpd 01-01-20’ en een ‘Taxatierapport’.
Ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde heeft de heffingsambtenaar in de hogerberoepsfase een (nieuwe) waardematrix overgelegd:
[afbeelding]
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld.