Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2622, 21/1755, 21/1756, 21/1761, 21/1762

Gerechtshof Amsterdam, 07-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2622, 21/1755, 21/1756, 21/1761, 21/1762

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 november 2023
Datum publicatie
8 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2622
Formele relaties
Zaaknummer
21/1755, 21/1756, 21/1761, 21/1762
Relevante informatie
Art. 67d AWR, Art. 67e AWR

Inhoudsindicatie

In hoger beroep is in geschil de juistheid van de navorderingsaanslagen voor het jaar 2007, en de aanslagen voor het jaar 2010, alsmede de daarbij opgelegde boeten zoals deze (navorderings)aanslagen en boeten door de rechtbank zijn verminderd. Verkregen bewijs. Vertrouwensbeginsel. Toerekenen inkomen. Vergrijpboetes.

Uitspraak

kenmerken 21/1755, 21/1756, 21/1761 en 21/1762

7 november 2023

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. C. Jankie)

tegen de uitspraak van 13 oktober 2021 in de zaak met kenmerken HAA 20/420, HAA 20/421, HAA 20/427 en HAA 20/428 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

navorderingsaanslag ib/pvv 2007 (HAA 20/420)

1.1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 344.708, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 84.487. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 31.777.

1.1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag verminderd en het belastbaar inkomen uit werk en woning nader vastgesteld op € 294.117 en de vergrijpboete verminderd tot € 71.333. De heffingsrente is verminderd tot € 26.830.

navorderingsaanslag zvw 2007 (HAA 20/421)

1.2.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (zvw) opgelegd naar een maximum bijdrage-inkomen van € 30.623, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 673. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht van € 254.

1.2.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd naar het maximum bijdrage-inkomen van € 30.623. Ook de vergrijpboete en de heffingsrente zijn door de inspecteur gehandhaafd.

aanslag ib/pvv 2010 (HAA 20/427)

1.3.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 118.716, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.927, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 26.555 en een verzuimboete van € 226. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 2.843.

1.3.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd en het belastbaar inkomen uit werk en woning nader vastgesteld op € 51.378 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.927, de vergrijpboete is verminderd tot € 8.000 en de verzuimboete is komen te vervallen.

aanslag zvw 2010 (HAA 20/428)

1.4.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zvw opgelegd, naar een maximum bijdrage-inkomen van € 33.189, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 821. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht van € 87.

1.4.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

Alle zaken

1.5.

Belanghebbende heeft tegen voornoemde uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

1.6.

De inspecteur heeft in alle zaken een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij uitspraak van 13 oktober 2021 - voor zover hier van belang:

-

de navorderingsaanslag ib/pvv 2007 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 270.850 en de daarbij opgelegde boete verminderd tot € 52.228;

-

de aanslag ib/pvv 2010 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.839 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.927, en de daarbij opgelegde boete verminderd tot € 6.522;

-

de navorderingsaanslag zvw 2007 gehandhaafd en de daarbij opgelegde boete verminderd tot € 539; en

-

de aanslag zvw 2010 gehandhaafd en de daarbij opgelegde boete verminderd tot € 657.

1.7.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof

ingekomen op 22 november 2021 en gemotiveerd op 22 december 2021.

1.8.

De inspecteur heeft per zaak een verweerschrift ingediend, alle ingekomen bij het Hof op 20 mei 2022.

1.9.

Met dagtekening 2 juni 2022 heeft de inspecteur nadere stukken ingediend. Met dagtekening 18 november 2022 en 28 november 2022 heeft belanghebbende tweemaal nadere stukken ingediend.

1.10.

Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 10 januari 2023. Ter zitting is de inspecteur verzocht om verdere inlichtingen te verstrekken.

1.11.

De inspecteur heeft nadere inlichtingen verstrekt, ingekomen bij het Hof op 16 maart 2023. Belanghebbende heeft op de ingebrachte stukken gereageerd bij schrijven met dagtekening 19 mei 2023.

1.12.

Nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. Het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting van 10 oktober 2023 wordt met deze uitspraak meegezonden.

2. Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen

2.1.

Over het jaar 2007 is belanghebbende niet uitgenodigd tot het doen van aangifte, heeft hij ook niet verzocht om een dergelijke uitnodiging, heeft hij geen aangifte gedaan en is geen primitieve aanslag vastgesteld. Over het jaar 2010 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.471 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.927.

2.2.

In 2010 is een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de dossiernaam “Ukkel” tegen belanghebbende en zijn echtgenote [echtgenote] . In het kader van dat onderzoek zijn door de politie processen-verbaal opgemaakt waaronder een proces-verbaal ontneming.

2.3.

De Belastingdienst heeft het Openbaar Ministerie verzocht om inzage in het dossier “Ukkel” ten behoeve van de belastingheffing van de betrokken personen. Blijkens bijlage 12 bij het verweerschrift in eerste aanleg is de Officier van Justitie hiermee akkoord gegaan.

2.4.

In 2007 en 2010 zijn op de onderstaande bankrekeningen de volgende bedragen in contanten gestort en opgenomen (alle bedragen in euro):

rekeningnummer

2007, gestort

2007, opgenomen

2010, gestort

2010 opgenomen

[en/of rekening 1]

107.400

16.200

11.260

2.950

[en/of rekening 2]

-

105.900

-

-

[rekening echtgenote 1]

30.535

24.200

25.810

250

[rekening echtgenote 2]

1.900

2.880

1.450

500

[rekening neef]

332.300

51.000

5.000

5.500

totaal

472.135

200.180

43.520

9.200

2.5.

De rekeningen met de nummers [en/of rekening 1] en [en/of rekening 2] (hierna ook: de en/of rekeningen) staan op naam van belanghebbende en zijn echtgenote. De rekeningen met de nummers [rekening echtgenote 1] en [rekening echtgenote 2] (hierna ook: de rekeningen van de echtgenote) staan alleen op naam van de echtgenote van belanghebbende. De rekening met het nummer [rekening neef] (hierna ook: de rekening op naam van de neef) staat op naam van [neef van belanghebbende] , een in Suriname wonende neef van belanghebbende.

2.6.

In 2007 is door belanghebbende aan [winkel] € 6.642 (€ 2.642 + € 4.000) in contanten betaald (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 378).

2.7.

In 2010 heeft belanghebbende € 48 in contanten betaald aan [Winkel 2] .

2.8.

De inspecteur heeft tot belanghebbendes inkomen uit werk en woning gerekend:

met betrekking tot het jaar 2007:

-

het verschil tussen de stortingen in contanten op en opnamen in contanten van de bankrekeningen vermeld onder 2.4. in 2007;

-

verhoogd met een deel van de contante betalingen aan [winkel] en wel tot een bedrag van € 2.995; en

-

verminderd met opnamen in contanten ten bedrage van € 1.100 van de bankrekening met het nummer [bankrekening BV] ten name van [BV] (tot welke rekening belanghebbende gemachtigd was) en met opnamen in contanten ten bedrage van € 3.000 van de bankrekening met het nummer [rekening eenmanszaak] op naam van [eenmanszaak] , een eenmanszaak, tot welke rekening de echtgenote gemachtigd was.

met betrekking tot het jaar 2010:

-

€ 9.471 aan door belanghebbende – naar niet in geschil is - in loondienst genoten inkomsten;

-

het verschil tussen de stortingen in contanten op en opnamen in contanten van de bankrekeningen vermeld onder 2.4. in 2010; en

-

verhoogd met de contante betaling aan [Winkel 2] van € 48.

De inspecteur heeft voorts tot het inkomen uit werk en woning gerekend bedragen die zien op andere contante betalingen dan die vermeld onder 2.6. en 2.7. en andere stortingen dan die vermeld onder 2.4. Met betrekking tot 2007 gaat het daarbij om een bedrag van € 23.267 en met betrekking tot 2010 om een bedrag van € 7.039. In de procedure bij de rechtbank heeft de inspecteur nader het standpunt ingenomen dat deze correcties dienen te vervallen.

2.9.

De rechtbank heeft met betrekking tot de navorderingsaanslagen beslist overeenkomstig het nader standpunt van de inspecteur. De rechtbank heeft de inspecteur ook gevolgd in diens standpunt dat belanghebbende ten aanzien van de bijtellingen - voor zover die in stand blijven - opzet kan worden verweten en vergrijpboeten van 50% op zich passend en geboden is. Wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechtbank de aldus berekende boeten met 20% verminderd.

2.10.

In het proces-verbaal ontneming is een overzicht opgenomen van de door belanghebbende en zijn echtgenote in de jaren 2005 tot en met maart 2011 netto giraal genoten inkomsten (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 29).

Voor belanghebbende gaat het daarbij (afgerond op hele euro’s) om de volgende bedragen:

2005 tot en met 2008: nihil

2009: 7.620

2010: 10.961

2011: 1.866

en voor de echtgenote:

2005: 33.681

2006: 31.966

2007: 16.703

2008: 14.375

2009: 15.232

2010: 13.678

2011: 7.997

2.11.

Het onderzoek “Ukkel” heeft ertoe geleid dat belanghebbende op 17 juli 2018 door de Rechtbank Noord-Holland en in hoger beroep op 12 april 2023 door het Gerechtshof Amsterdam is veroordeeld voor onder andere het medeplegen van gewoontewitwassen. Tegen het arrest van de strafkamer van het hof is cassatie ingesteld.

2.12.

In het kader van het onderzoek “Ukkel” is door de politie een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt ten aanzien van de rekening op naam van de neef, de ING rekening met nummer [rekening neef] (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 267 e.v.).Volgens dat proces-verbaal is uit de door de ING Bank verstrekte gegevens gebleken dat de rekening staat op naam van [neef van belanghebbende] (de neef) met als adres het GBA-adres van belanghebbende en zijn echtgenote en staat belanghebbende als gemachtigde van de rekening weergegeven. Bij dit proces-verbaal is een overzicht gevoegd van de boekingen op de rekening op naam van de neef (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 272 e.v.).

2.13.

Bij doorzoekingen van woningen van belanghebbende zijn rekeningafschriften van die rekening aangetroffen en bewijzen van contante stortingen. Bij die stortingen gaat het in 2007 om totaal € 332.300. Behoudens bij een storting op 20 juni 2007 (zonder omschrijving) gaat het daarbij steeds om stortingsbewijzen voorzien van de naam en en paraaf van belanghebbende. In 2010 gaat het om één storting van € 5.000 zonder omschrijving (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 125 en 126).

2.14.

Belanghebbende is in het strafrechtelijk onderzoek gehoord als verdachte en heeft - nadat hem de cautie is gegeven - op 6 april 2011 onder meer het volgende verklaard (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 313 e.v.):

“ik heb eigen inbreng gehad van speelwinsten van het casino maar dat is allemaal na te lezen. Spelwinsten minder dan 15.000 euro krijg je contant zonder bewijsje van het casino.”;

en:

“Ik ging elke dag naar het casino en won 95 van de 100 keer”;

en, op de vraag hoeveel geld hij gewonnen heeft in het casino:

“Dat staat allemaal op mijn bankafschriften, met allemaal officiële papieren van de tafelchefs van het Holland Casino.”

en op de vraag welke overige inkomsten belanghebbende heeft naast inkomsten uit Q-Leasing:

“Niets, behalve wat ik soms pak in het Holland Casino. (…) We hebben het zwaar. Onze kinderen dragen ook bij.”

2.15.

Belanghebbende heeft in het strafrechtelijk onderzoek gehoord als verdachte en nadat hem de cautie is gegeven op 7 april 2011 onder meer het volgende verklaard (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 320 e.v.):

op de vraag: “Rekeningnummer [en/of rekening 1] staat op naam van [X] en/of [echtgenote]

. Totaal werd de laatste jaren EUR 138.760,- contant op deze rekening gestort, waarvan EUR 105.900,- op 20 juni 2007. Wat kunt u hierover vertellen?”

verklaarde belanghebbende:

”Ik denk dat dat is overgeboekt van de rekening van mijn familie naar die van mij. Jij kan zien waar dat vandaan komt!! Het moet wel overgeboekt zijn want zo’n bedrag kan niet zomaar op mijn rekening staan(…).”;

en op de vraag: “Wij tonen beslagnummer A 47, kopieën van meerdere stortingsbewijzen van de ING Bank, aan verdachte [X] . Wat kunt hierover vertellen?”

verklaarde belanghebbende:

“Dit is van mijn neef, [neef van belanghebbende] , voor die rekening ben ik al heel lang gevolmachtigd. Deze rekening bestaat al heel lang, misschien wel sinds de jaren 80 en daar ben ik altijd gemachtigde van gebleven. Dit is geld wat ik van mijn familie krijg. Hij woont in Suriname en maakt het niet over via de bank, ze geven het dan daar en storten het dan daar zodat je meteen euro’s hebt. Aan Surinaamse dollars heb je namelijk niks. Ik doe dit voor [neef van belanghebbende] . (…) . Ik ben ook gemachtigd om te storten maar dus ook om op te nemen.”

Het Hof voegt hieraan toe dat deze verklaring kennelijk betrekking heeft op de rekening op naam van de neef met het nummer [rekening neef] .

2.16.

Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof van 10 oktober 2023 met betrekking tot de rekening op naam van de neef met het nummer [rekening neef] verklaard dat hij alleen maar bevoegd was om op die rekening geld te storten. De bedragen die in contanten op die rekening werden gestort waren of in contanten meegenomen uit Suriname of afkomstig van derden in Nederland die geld schuldig waren aan de neef.

2.17.

De echtgenote van belanghebbende heeft in het strafrechtelijk onderzoek gehoord als verdachte en nadat haar de cautie is gegeven op 7 april 2011 onder meer het volgende verklaard waarbij “V” een door een verbalisant gestelde vraag betreft en “A” het door de echtgenote gegeven antwoord (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 363 e.v.):

“V: U heeft al verklaard dat u een rekeningnummer hebt, namelijk [rekening echtgenote 1] . Heeft u

daarnaast nog andere rekeningen?

A: Nee

V: Heeft u samen met uw man gedeelde rekeningen?

A: Dat zou kunnen, maar dan heb ik daar geen zicht op. Ik maak daar geen gebruik van en ik heb geen pasjes. (…)

V: Zeggen deze rekeningnummers u iets: [en/of rekening 1] en [en/of rekening 2] ?

A: Nee.

V: Dat eerste nummer dat ik noemde, is een gezamenlijke rekening (…) van [X] en [echtgenote] .

A: Ik maak geen gebruik van die rekening en ik heb er ook geen zicht op. Dat was geloof ik in de tijd van de overname van de ING die ging fuseren met een andere bank, En toen is mijn naam opeens daartussen gekomen.

V: het tweede nummer staat ook op uw beider naam.

A: Die beheert mijn man ook. Daar heb ik ook geen zicht op. Ik heb daar ook geen pasje van. Ik stort geen geld op die rekening en ik haal er ook niets af.

(…)

Rekeningnummer [rekening echtgenote 1] op naam van [echtgenote]

V: In de periode 2004- 2010 werd in totaal 135.585 contant op uw rekening gestort. Hoe kunt u dit verklaren?

A: Alles staat op mijn afschriften.

V: Maar van wie komt dat geld allemaal vandaan?

A: Het is allemaal op mijn afschriften te lezen, ik weet het niet.

V: Het is een flink bedrag, zo in totaal.

A: Mijn man en mijn kinderen zijn dat denk ik geweest, die dat hebben gestort,

V: Waarom denkt u dat het van uw man en uw kinderen komt?

A: Omdat het eigenlijk de rekening van het huishoudensgeld is. (…)

V: In de periode 2004-2010 werd in totaal 41.830 contant van deze rekening opgenomen. Hoe kunt is dit verklaren?

A: Misschien om te gokken voor mijn man. Ik haalde heel af en toe geld van die rekening, contant.

V: En andere mensen?

A: Nee, ik ben de enige die geld van die rekening haalt. Er is maar

een pasje, en die heb ik in beheer.(…)

Kent u het rekeningnummer [rekening echtgenote 2] op naam van [echtgenote]

A: Nee. Van welke bank is dat?

V: Van de ABNAMRO.

A: Oh, dat is de rekening waarvan ik die brandverzekering heb afgesloten. Ik weet het nummer van deze rekening niet uit mijn hoofd. Ik heb er wel een pasje van.

V: Haalt u wel eens geld van die rekening?

A: Ik denk dat ik het wel eens heb gedaan uit nood.

V: In de periode 2005-2010 werd in totaal 10.400 contant op uw rekening gestort. Hoe kunt u dit verklaren?

A: Het zal wel kloppen maar ik maak er nauwelijks gebruik van.

V: Wie heeft dat gestort?

A: Dan vraag ik aan mijn man: “Kan ik geld storten op die rekening?”.

En dan zegt hij; “Stort het maar.”

2.18.

Met betrekking tot de rekening van de neef heeft deze onder meer het volgende verklaard (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 294 e.v.):

“(…) ik maak geld over naar het buitenland om machines te kopen (….) [X] [Hof; belanghebbende] is gemachtigd op mijn rekening bij de ING bank”;

en:

“Ik maak Euro’s over naar Nederland. Ik betaal de bank in SRD en zij zetten het om in Euro’s die vervolgens worden overgemaakt”;

en op de vraag wat de relatie is tussen hem en belanghebbende:

“Behalve de familierelatie heb ik hem op mijn bankrekening gemachtigd”;

en:

“Bij de ING bank heb ik ook een Euro rekening waar [X] [het Hof leest: [X] ] een volmacht heeft. (…) Hij mag naar eigen inzichten handelen.”;

en:

“Met betrekking tot de zakenrekening bij de ING bank heb ik weinig tot geen inzage. De post van deze rekening gaat naar het adres van [X] .”;

en:

“Van de zakenrekening is alleen [X] gemachtigd.”;

en op de vraag “Waarom is [X] gemachtigd voor de rekening met het nummer [rekening neef] ?”:

“Dit is de rekening van de ING bank waarop [X] gemachtigd is om de zaken/belangen van het bedrijf te behartigen in Nederland.”;

en:

“Hij [Hof: belanghebbende] beschikt over de rekening hij kan te allen tijde over beschikken. Als ik het geld nodig heb moet het er zijn.”;

en:

“Als mijn zoon naar Nederland gaat kan ik contant negenduizend meegeven die [X] op de bank moet zetten of investeren.”

en, op de vraag hoeveel contant geld de neef aan belanghebbende gaf en hoeveel dat in totaal is geworden:

“Het is variabel. In de afgelopen dertig jaren kan het in een aantal miljoenen zijn gelopen.”;

en, na de opmerking van de verbalisant dat uit het onderzoek naar voren komt dat vanaf januari 2006 in totaal voor € 496.600 gestort is op rekening [rekening neef] :

“ [X] had dat geld van mij. Ik heb hem ongeveer 500 duizend gegeven om te beheren. Dit geld heeft hij niet in een keer van mij gehad.”;

en, na de opmerking van de verbalisant dat uit het onderzoek naar voren komt dat [X] gebruik maakt van de rekening alsof het zijn eigen rekening is:

“Het is niet zijn eigen rekening. Het is mijn rekening waar hij toestemming heeft om het vrijelijk te gebruiken. Vroeg of laat moet hij het aan mij overdragen. Er is een notariële verklaring dat hij mij 500 duizend schuldig is. (…)”.

2.19.

Tot het dossier behoort het volgende stuk (hierna: de leningsovereenkomst):

“De ondergetekende:

De heer [neef van belanghebbende] , geboren op [geboortedatum neef] te [geboorteplaats neef] , wonende aan de van [adres neef] , houder van identiteitskaartnummer [identiteitskaartnummer neef] , ingezetene en bezittende

de Surinaamse nationaliteit;

hierna te noemen schuldeiser

Verklaart hierbij op heden, vijftien mei tweeduizend en zes te hebben uitgeleend aan de heer [X] geboren op een [geboortedatum ] te [geboorteplaats neef] , wonende te [Z] in Nederland, houder van Nederlands paspoort met nummer [identiteitskaartnummer 2] , niet-ingezetene en bezittende de Nederlandse nationaliteit;

hierna te noemen schuldenaar:

een bedrag van Euro 500.000,- (VIJF HONDERD DUIZEND EURO) met een rente van 3% per jaar over het openstaande bedrag en welk bedrag binnen de termijn van vijf jaren zal worden voldaan.

Alle kosten verband houdende met de gerechtelijke en buitengerechtelijke incassering van het verschuldigde bedrag, alsook van de Raadsman en de deurwaarder komen ten laste van de schuldenaar, ook die van aanzeggingen en ingebrekestellingen.

Aldus opgemaakt en in tweevoud getekend te Paramaribo op vijftien mei tweeduizend zes.

Schuldeiser Schuldenaar”

Boven ‘schuldeiser’ en ‘schuldenaar’ is een handtekening geplaatst.

2.20.

Het paspoort met het nummer genoemd in de leningsovereenkomst is pas op 5 februari 2007 aan belanghebbende afgegeven. Op 15 mei 2006 was belanghebbende houder van het paspoort met het nummer [paspoort nummer] .

2.21.

In het kader van het onderzoek “Ukkel” zijn door de politie processen-verbaal van bevindingen opgemaakt ten aanzien van (onder meer) het bezoek door belanghebbende aan filialen van Holland Casino (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 392 e.v.). Volgens die processen-verbaal heeft belanghebbende in de periode van 18 december 2005 tot en met 9 november 2010 80 keer een filiaal bezocht (op vier dagen zijn twee bezoeken geregistreerd waarbij het – volgens het desbetreffende proces-verbaal waarschijnlijk gaat om één bezoek). Bij zestien bezoeken zijn speelformulieren opgemaakt. In een overzicht van alle bekende speelwinsten van belanghebbende vanuit het Holland Casino gaat het om winsten op 23 verschillende data tot een totaalbedrag van € 221.350. De winsten zijn overgeboekt naar rekening [en/of rekening 1] behalve twee in 2008 in contanten uitbetaalde bedragen tot een totaalbedrag van € 11.500. De processen-verbaal bevatten voorts de volgende weergave van telefonisch contact tussen een verbalisant en de heer [medewerker casino] van de afdeling security van Holland Casino (bijlage 4 bij het hoger beroepschrift, pag. 428 en 429):

“Ik, verbalisant, heb op vrijdag 27 mei 2011 telefonisch contact gehad met de heer [medewerker casino] van de afdeling Security van Holland Casino naar aanleiding van de verklaring. Van [X] dat sinds 1 of 2 jaar bedragen onder de € 15.000 contant worden uitbetaald. De heer [medewerker casino] verklaarde dat op 12 juni 2008 het zogenaamde MTM-systeem (Money Transaction Module) bij Holland Casino in gebruik is genomen. (…). Bij de ingebruikneming van het MTM-systeem heeft Holland Casino tevens de MOT-grens van € 15.000 als uitgangspunt genomen voor het afgeven van speelwinstverklaringen. Door afdeling Security wordt bij speelwinsten hoger dan € 15.000 welke de klanten willen laten overboeken dan wel in depot laten storten, aan de hand van camerabeelden bij de speeltafels gecontroleerd hoe en wat de klant heeft ingezet en wat de klant per tafel heeft gewonnen. het resultaat wordt in een speelwinstformulier gezet. Als alles in orde is geeft Holland Casino een speelwinstverklaring af en heeft de klant dus een bewijs dat het overgemaakte bedrag legaal gewonnen geld betreft. Dit wordt niet gedaan bij speelwinsten die klanten contant mee willen nemen (…).

Voorheen konden klanten zelf vragen om een speelwinstverklaring, ook bij lagere bedragen dan € 15.000, Dit kan niet meer. Bedragen onder € 15.000 kunnen echter nog steeds giraal worden overgemaakt, maar de klanten krijgen van Holland Casino hierbij geen speelwinstverklaring. Door de heer [medewerker casino] is verder verklaard dat Holland Casino geen registratie bijhoudt van de inleggen van klanten. Bij het opmaken van een speelwinstverklaring wordt derhalve geen rekening gehouden met ingelegd geld van bijvoorbeeld een aantal voorafgaande bezoeken.”

2.22.

In een tijdens de bezwaarfase gevoerd hoorgesprek zijn partijen overeen gekomen dat de uitkomst van de strafrechtelijke procedure zou worden afgewacht alvorens de bezwaarfase af te ronden. Nadat de strafkamer van de Rechtbank Noord-Holland vonnis op 17 juli 2018 vonnis heeft gewezen, heeft de inspecteur belanghebbende meegedeeld dat het hem bekend is dat hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis maar dat hij niet voornemens is de uitkomst van deze procedure af te wachten en heeft hij de bestreden uitspraken op bezwaar gedaan.

3. Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil de juistheid van de navorderingsaanslagen voor het jaar 2007, en de aanslagen voor het jaar 2010, alsmede de daarbij opgelegde boeten zoals deze (navorderings)aanslagen en boeten door de rechtbank zijn verminderd.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stuken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4. Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5. Kosten

6. Beslissing