Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3012, 19/305

Gerechtshof Amsterdam, 26-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3012, 19/305

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 september 2023
Datum publicatie
11 december 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:3012
Zaaknummer
19/305
Relevante informatie
Art. 2 WBRV

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. In geschil is of sprake is van een belaste verkrijging in de zin van artikel 2, tweede lid, Wet BRV.

Het Hof oordeelt dat belanghebbende bij akte een samenstel van rechten en verplichtingen heeft verkregen dat een belang vertegenwoordigt bij een recht waaraan een onroerende zaak kan worden onderworpen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, vierde volzin, Wet BRV. De akte heeft aldus geleid tot een belaste verkrijging door belanghebbende in de zin van artikel 2, tweede lid, Wet BRV.

Uitspraak

kenmerk 19/00305

26 september 2023

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak van 15 februari 2019 in de zaak met kenmerk HAA 17/1306 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X B.V.] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. B. Emmerig (Holla advocaten)

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft een bedrag van € 270 aan overdrachtsbelasting op aangifte

voldaan.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak van 1 februari 2017 het bezwaar van belanghebbende

tegen de voldoening afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak

van 15 februari 2019 als volgt beslist (belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat aan eiseres een teruggaaf wordt verleend van € 270 ter zake van de op

aangifte voldane overdrachtsbelasting;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.280; en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 29 maart 2019 hoger beroep

bij het Hof ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij brief van 2 juni 2021 heeft het Hof partijen bericht dat het Hof ambtshalve heeft kennisgenomen van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 december 2020, nr. 200.259.696 (ECLI:NL:GHDHA:2020:2274) in een civiele procedure tussen belanghebbende en [telecomprovider A] en dat het Hof heeft besloten om de behandeling van de onderhavige zaak aan te houden totdat de Hoge Raad op het in die procedure ingestelde cassatieberoep van belanghebbende arrest heeft gewezen. De inspecteur heeft op dit bericht van het Hof gereageerd bij brief van 22 juni 2021.

1.6.

Bij brief van 17 november 2022 heeft het Hof partijen bericht dat het Hof ambtshalve heeft kennisgenomen van het inmiddels door de Hoge Raad (civiele kamer) gewezen arrest van 30 september 2022, nr. 21/01195 (ECLI:NL:HR:2022:1331) en beide partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op dit arrest. De inspecteur heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij brief van 30 november 2022.

1.7.

Na ontvangst van de schriftelijke reactie van de inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 3 januari 2023 verzocht om behandeling van de zaak ter zitting en aangekondigd op een later moment op het arrest te zullen reageren (hetgeen is geschied tijdens de onder 1.8 vermelde zitting).

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2023. Aan het slot van de zitting heeft het Hof het onderzoek geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om de mogelijkheid te onderzoeken van een beëindiging van het geschil door middel van een compromis. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.9.

Belanghebbende heeft het Hof op 3 mei 2023 schriftelijk bericht dat zij met de inspecteur geen overeenstemming heeft kunnen bereiken over een compromis. Hierna heeft het Hof het onderzoek gesloten en aan partijen bericht dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.

“1. Eiseres is een dochtervennootschap van [X LLC] , een in de Verenigde Staten gevestigde vennootschap die wereldwijd investeert in kasstromen in verband met locaties voor mobiele telefoniemasten.

2. [B] heeft bij notariële akte, verleden op 8 juni 2000, als eigenaar ten behoeve van [telecomprovider C] voor een periode van 15 jaar onder meer een opstalrecht gevestigd op een gedeelte van een tuin gelegen aan [ adres 1] . Blijkens deze akte zal [telecomprovider C] het opstalrecht uitsluitend gebruiken voor het oprichten, hebben, onderhouden en zo nodig vervangen van apparatuur, zulks ten behoeve van een zend- en ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden. Bij notariële akte van 26 maart 2015 heeft [B] het opstalrecht ten behoeve van [telecomprovider C] met 15 jaar verlengd, nadien stilzwijgend te verlengen met perioden van 5 jaar.

3. [B] heeft in januari 2016 als verhuurder met [telecomprovider D] als huurder een overeenkomst gesloten voor een periode van 15 jaar voor de verhuur van 25 vierkante meter aan de verhuurder in eigendom toebehorende grond gelegen aan [ adres 1] . De verhuurder heeft de huurder bij deze overeenkomst tevens toestemming gegeven voor de plaatsing van onderdelen van een zend- en ontvangstinstallatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie op voormelde grond.

4. Op 12 april 2016 zijn eiseres en [B] verschenen voor mr. [notaris] , notaris te Eindhoven en is een ‘Akte houdende de overeenkomst tot en de vestiging van een kwalitatieve verplichting en de vestiging van vruchtgebruik op huurpenningen en retributie/andere geldelijke verplichtingen [ adres 1] ’ (hierna: de akte) verleden. De akte luidt, voor zover van belang:

Considerans

a. Eigenaar is (bloot) eigenaar van een perceel grond met de zich daarop bevindende opstallen, plaatselijk bekend te ( [ adres 1] (…) (‘Registergoed’), dat gedeeltelijk belast is met het Recht van Opstal ten behoeve van [telecomprovider C]

(…)

c. Eigenaar is terzake van het Registergoed de hierna gedefinieerde Huurovereenkomst aangegaan met [telecomprovider D]

d. [Eiseres] wenst de huurpenningen, de retributies alsmede alle andere geldelijke verplichtingen te verkrijgen die voortvloeien uit de Huurovereenkomst respectievelijk het Recht van Opstal, met ingang van vandaag voor een duur van dertig (30) jaren, omvattende de looptijd van de Huurovereenkomst respectievelijk het Recht van Opstal, alsmede eventuele wijzigingen en verlengingen daarvan. Ter verkrijging van de huurpenningen en de vergoedingen zijn Partijen overeengekomen dat Eigenaar daartoe een vruchtgebruik op de huurpenningen, de retributies alsmede alle andere geldelijke verplichtingen zal vestigen ten behoeve van [eiseres]. Het is niet de bedoeling van Partijen om in juridisch en/of economisch opzicht een vruchtgebruik op het Registergoed te vestigen en/of [eiseres] enig risico te laten lopen voor waardeveranderingen van het Registergoed.

e. partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] voor het vruchtgebruik en het vestigen van een kwalitatieve verplichting aan Eigenaar een vergoeding zal betalen van vierduizend vijfhonderd euro (EUR 4.500,--), over welke vergoeding geen omzetbelasting is verschuldigd.

(…)

Vestiging vruchtgebruik

Artikel 2

Eigenaar verklaart door middel van deze akte, (…), te vestigen ten behoeve van [eiseres], (…), het recht van vruchtgebruik met betrekking tot de hierna omschreven goederen, zulks met ingang van vandaag voor een duur van dertig (30) jaren, omvattende de looptijd van de Huurovereenkomst en het Recht van Opstal alsmede eventuele verlengingen daarvan.

Omschrijving goederen waarop het recht van vruchtgebruik rust

Artikel 3

Het recht van vruchtgebruik rust op de periodieke huurpenningen, de retributies, alsmede op alle andere geldelijke verplichtingen welke als vorderingsrechten van de Eigenaar voortvloeien uit de Huurovereenkomst respectievelijk het Recht van Opstal. Partijen verstaan dat met deze akte geen vruchtgebruik of enig ander zakelijk recht op het Registergoed wordt gevestigd zodat Eigenaar zijn recht om dat in de toekomst te doen ten volle kan blijven uitoefenen, zulks met inachtneming en respectering van het in deze akte bepaalde.

Bepalingen betreffende het recht van vruchtgebruik

Artikel 4

Met betrekking tot het recht van vruchtgebruik gelden de volgende bepalingen:

a. [Eiseres] heeft het recht om de goederen waarop het vruchtgebruik rust, te gebruiken, te verpanden en daarvan vruchten te genieten. [Eiseres] komen derhalve alle vruchten toe, die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden. Als vruchten worden beschouwd de goederen die als zodanig zijn omschreven in artikel 3:9 van het Burgerlijk Wetboek, waaronder in ieder geval begrepen de periodieke huurpenningen, de periodieke retributies, alsmede alle andere geldelijke verplichtingen welke als vorderingsrechten voortvloeien uit de Huurovereenkomsten respectievelijk het Recht van Opstal.

b. [Eiseres] heeft het recht tot gehele of gedeeltelijke vervreemding en vertering van aan het vruchtgebruik onderworpen vorderingen en tot het in ontvangst nemen van betalingen.

c. [Eiseres] is bevoegd om in en buiten rechte nakoming te eisen van de aan het vruchtgebruik onderworpen vorderingen en tot het in ontvangst nemen van betalingen.

d. Eigenaar zal eventueel aan hem betaalde huurpenningen, retributies, alsmede alle andere geldelijke verplichtingen die betrekking hebben op de periode vanaf ondertekening van deze akte, direct en zonder toepassing van enige verrekening betalen aan [eiseres].

e. Eigenaar zal zich onthouden van activiteiten die leiden tot opzegging of ontbinding van de Huurovereenkomst en het Recht van Opstal waaruit de vorderingsrechten belast met het vruchtgebruik voortvloeien, tenzij Eigenaar daartoe schriftelijk toestemming van [eiseres] of een machtiging van de kantonrechter heeft gekregen.

f. [Eiseres] is vrij in de belegging en de wederbelegging of andere besteding van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen en/of vermogensrechten.

Beheershandelingen

Artikel 5

[Eiseres] is ingevolge artikel 3:207 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd tot alle handelingen die tot een goed beheer van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen dienstig kunnen zijn. Daartoe kan [eiseres] met inachtneming van de zorg van een goed vruchtgebruiker de volgende beheershandelingen verrichten:

a. het voeren van het financieel en administratief beheer met betrekking tot de Huurovereenkomst en de huurpenningen respectievelijk het Recht van Opstal en de retributies, met dien verstande dat Eigenaar voor eigen rekening en risico verantwoordelijk blijft voor (de uitvoering van) verplichtingen die samenhangen met het operationeel en (bouw)technisch beheer van de relatie met de Telecom Operator;

b. aan Eigenaar of diens Rechtsopvolger geadresseerde brieven, al dan niet aangetekend, met of zonder aangegeven waarde, in ontvangst te nemen en de daarvoor gevorderde bewijzen te ondertekenen;

c. het uitoefenen van rechten van Eigenaar of diens Rechtsopvolger uit hoofde van de Huurovereenkomst, zoals het (her)onderhandelen van de huurprijs en het opzeggen van de Huurovereenkomst op de wijze als daarin bepaald alsmede het verlengen of wijzigen van de Huurovereenkomst voor een maximale duur die niet langer is dan de duur van het recht van vruchtgebruik casu quo de duur van onderstaande kwalitatieve verplichting (waarbij de

langste duur van die twee bepalend is);

d. het uitoefenen van rechten van Eigenaar of diens Rechtsopvolger uit hoofde van het Recht van Opstal, zoals het (her)onderhandelen van de retributies alsmede alle andere geldelijke verplichtingen en het beëindigen van het Recht van Opstal zoals is voorgeschreven alsmede het verlengen of wijzigen van het Recht van Opstal voor een maximale duur die niet langer is dan de duur van het recht van vruchtgebruik casu quo de duur van onderstaande kwalitatieve verplichting (waarbij de langste duur van die twee bepalend is);

e. het uitoefenen van rechten van Eigenaar of diens Rechtsopvolger uit hoofde van een te zijner tijd op grond van het bepaalde in artikel 7 sub b met betrekking tot het Perceel ten behoeve van een Telecom Operator aangegane huurovereenkomst, zoals het (her)onderhandelen van de huurprijs en het opzeggen van die huurovereenkomst op een wijze als daarin bepaald alsmede het verlengen of wijzigen van die huurovereenkomst voor een maximale duur die niet langer is dan de duur van het recht van vruchtgebruik casu quo de duur van onderstaande kwalitatieve verplichting (waarbij de langste duur van die twee bepalend is);

f. het uitoefenen van rechten van Eigenaar of diens rechtsopvolgers uit hoofde van een te zijner tijd op grond van het bepaalde in artikel 7 sub b met betrekking tot het Perceel ten behoeve van Telecom Operator gevestigd recht van opstal, zoals het (her)onderhandelen van de retributie en het opzeggen/afstand doen van bedoeld recht van opstal op de wijze als in de akte van vestiging van het opstalrecht is bepaald alsmede het verlengen of wijzigen van dit recht van opstal voor een maximale duur die niet langer is dan de duur van het recht van vruchtgebruik casu quo de duur van onderstaande kwalitatieve verplichting (waarbij de langste duur van die twee bepalend is);

g. als procespartij namens Eigenaar in rechte op te treden, al dan niet in kort geding of bij wijze van prorogatie, in ingestelde rechtsvorderingen en gewezen rechterlijke uitspraken te berusten, rechtsmiddelen aan te wenden en ter zake verweer te voeren, vonnissen en arresten, beschikkingen en bevelschriften te verkrijgen en grossen daarvan aan te vragen, voor zover zulks nodig of wenselijk is voor het veiligstellen van de belangen van [eiseres] als vruchtgebruiker;

h. alle mogelijke beslagen onder de schuldenaren en derden te doen leggen die jegens Eigenaar en/of [eiseres] iets verschuldigd zijn in relatie tot de Huurovereenkomst respectievelijk het Recht van Opstal, een krachtens artikel 7 sub b aangegane huurovereenkomst, of een krachtens artikel 7 sub b gevestigd recht van opstal, boetes in dat verband te incasseren en meer in het algemeen in dat verband alle mogelijke en wenselijk geachte conservatoire en executoriale maatregelen voor Eigenaar en/of [eiseres] te nemen;

i. het verschaffen van afschriften van nieuwe huurovereenkomsten en opstalovereenkomsten die [eiseres] op eigen naam of namens Eigenaar met Telecom Operator is aangegaan met betrekking tot het Perceel en het op de hoogte stellen van de Eigenaar van de onderhouds- en beheersverplichtingen die daaruit voor Eigenaar voortvloeien;

en verder al datgene te doen wat [eiseres] in het belang van Eigenaar of dienst Rechtsopvolger, gewenst, nuttig of noodzakelijk zal achten en Eigenaar of diens Rechtsopvolger, zelf tegenwoordig zijnde, zou kunnen, mogen of moeten doen, alles met de macht van substitutie en alles in de naam van Eigenaar of diens Rechtsopvolger, evenals waar nodig op eigen naam. Indien en voor zover zulks nodig of noodzakelijk is zal Eigenaar of diens Rechtsopvolger meewerken aan de verlening van een volmacht aan [eiseres] om, in naam van Eigenaar of diens Rechtsopvolger, met betrekking tot de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen en/of vermogensrechten de in dit artikel genoemde beheershandelingen te verrichten.

(…)

Inhoud Verplichting

Artikel 7

Eigenaar verplicht zich jegens [eiseres] voorts als volgt:

a. Eigenaar zal datgene doen dat nodig is om de onderhouds-, beheers- en toegangsverplichtingen jegens de Telecom Operator na te komen, welke voortvloeien uit bestaande, toekomstige huurovereenkomsten, het Recht van opstal of toekomstige rechten van opstal, ongeacht of dergelijke huurovereenkomsten en rechten van opstal op naam van [eiseres] of namens Eigenaar zijn aangegaan, als ware zulke verplichtingen de eigen verplichtingen van Eigenaar, zoals het verschaffen van toegang tot het Perceel aan [eiseres] en/of de Telecom Operator of door hen aan te wijzen derden voor het verrichten van onderhoud of vernieuwingen aan de opstelpunten en/of antennesystemen, het plaatsen van nieuwe installaties, een en ander volledig conform de nadere bepalingen die dienaangaande zijn opgenomen in de huurovereenkomst(en) en opstalovereenkomsten die ter zake zijn aangegaan en het zorgen voor een adequaat operationeel beheer van de relatie met Telecom Operator;

b. Eigenaar zal dulden dat uitsluitend [eiseres] met Telecom Operator onderhandelingen voert en op eigen naam en/of op naam van Eigenaar nieuwe huurovereenkomsten aangaat en/of nieuwe opstalovereenkomsten vestigt met betrekking tot het Perceel, met inachtneming van de looptijd van de rechten van [eiseres] zoals voortvloeiend uit deze akte;

c. Eigenaar zal op eerste verzoek van [eiseres] zonder vergoeding meewerken aan de vestiging van een recht van vruchtgebruik ten behoeve van [eiseres] op de periodieke huurpenningen en/of retributies, alsmede op alle andere geldelijke verplichtingen welke als vorderingsrechten voortvloeien uit een te zijner tijd op grond van het bepaalde in artikel 7 sub b met betrekking tot het Perceel ten behoeve van een Telecom Operator aangegane huurovereenkomst en/of opstalovereenkomst;

d. voor zover in deze akte niet anders is bepaald, zal Eigenaar zich onthouden van het aanbieden van huurovereenkomsten aan Telecom Operator of van het vestigen van rechten van opstal ten behoeve van Telecom Operator met betrekking tot opstelpunten voor (nieuwe) antennesystemen op het Registergoed.

een en ander met inachtneming van de bestaande rechten van derden (waaronder Telecom Operator).

(…)

Kwalitatieve verplichting /kettingbeding

Artikel 9

1. Partijen zijn overeengekomen dat de Verplichting als een kwalitatieve verplichting en, voor zover nodig om werking te hebben, als een kettingbeding in deze akte zal worden opgenomen.

2. Ter uitvoering van het vorenstaande verklaart Eigenaar hierbij de Verplichting voor zover mogelijk als kwalitatieve verplichting te vestigen ten behoeve van [eiseres].

3. De Verplichting zal overgaan op degenen die het Registergoed of een deel daarvan zullen verkrijgen onder bijzondere titel, als kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek. Mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het Registergoed zullen verkrijgen.

(…)

Tegenprestatie

Artikel 11

1. De tegenprestatie voor de Verplichting, de vestiging van het recht van vruchtgebruik en het vestigen van een kwalitatieve verplichting zoals nader omschreven in deze akte bedraagt vierduizend vijfhonderd euro (EUR 4.500,--)

(…)

4. Indien en voorzover (i) op grond van het bepaalde in artikel 7 sub b een nieuwe huurovereenkomst en/of nieuwe opstalovereenkomst wordt aangegaan met betrekking tot het Perceel ten behoeve van een andere dan [telecomprovider D] en [telecomprovider C] , (ii) op grond van het bepaalde in artikel 7 sub c een nieuw recht van vruchtgebruik is gevestigd ten behoeve van [eiseres] op de uit die nieuwe huurovereenkomst en/of opstalovereenkomst voortvloeiende periodieke huurpenningen/retributies, alsmede op alle andere geldelijke verplichtingen welke als vorderingsrechten voortvloeien uit die huurovereenkomst/opstalovereenkomst, en (iii) de Huurovereenkomst met [telecomprovider D] of het Recht van Opstal van [telecomprovider C] nog van kracht zijn, zal Eigenaar gerechtigd zijn tot de helft van dat deel van de huurprijs/retributie verschuldigd in verband met de nieuwe huurovereenkomst/opstalovereenkomst die op grond van het bepaalde in artikel 7 sub b wordt aangegaan, dat hoger is dan de desbetreffende huidig verschuldigde huurprijs/retributie. [eiseres] verplicht zich hierbij nu voor alsdan om voornoemd deel van de huurprijs/retributie jaarlijks aan Eigenaar of haar Rechtsopvolgers te voldoen.

(…)

Medewerking contractsoverneming

1. Eigenaar verleent hierbij nu voor alsdan zijn medewerking aan de overdracht door [eiseres] (of diens rechtsopvolger) van haar rechtsverhouding, voortvloeiende uit deze akte, tot de Eigenaar aan een derde.

2. Iedere rechtsopvolger van Eigenaar is verplicht om, indien en zodra [eiseres] (of diens rechtsopvolger) dat wenst, zijn medewerking te verlenen aan de overdracht door [eiseres] van haar alsdan bestaande rechtsverhouding tot die rechtsopvolger van Eigenaar. (…)

3. Op gelijke wijze als hierboven bepaald, verbindt of verbinden de rechtsopvolger(s) zich ten opzichte van [eiseres] dan wel haar rechtsopvolger(s) tot het bedingen bij wijze van derdenbeding van de nieuwe eigenaar of de hiervoor bedoelde beperkt gerechtigde dat ook deze zowel het hiervoor bepaalde als de verplichting om dit door te geven zal opleggen aan diens rechtsopvolger(s).

Iedere opvolgende vervreemder verplicht zich daarbij namens en ten behoeve van [eiseres] dan wel haar rechtsopvolger(s) het beding aan te nemen.”

5. De overdrachtsbelasting is op 2 mei 2016 op aangifte voldaan. Op dezelfde dag heeft verweerder het bezwaarschrift tegen de voldoening op aangifte ontvangen. Verweerder heeft op 1 februari 2017 uitspraak op bezwaar gedaan.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan de volgende feiten toe.

2.3.1.

In de door de rechtbank in overweging 2 vermelde notariële akte van 8 juni 2000 waarbij ten behoeve van [telecomprovider C] een opstalrecht is gevestigd, is onder meer de volgende bepaling opgenomen:

“OPZEGGING

15. Indien door bebouwing, propagatie beïnvloedende factoren of herrangschikking van

opstelpunten de exploitatie van de installatie binnen het netwerk ernstig wordt

belemmerd of beperkt, heeft [telecomprovider C] het recht deze overeenkomst op te zeggen, met een

opzegtermijn van twee maanden. (…) Indien [telecomprovider C] op deze grond opzegt, dient zij de

eigenaar binnen twee maanden na bekendwording hiervan uitsluitend de eenmalige

vergoeding van tweehonderd vijftig gulden (f 250,--) te betalen (…)”

2.3.2.

In de door de rechtbank in overweging 2 vermelde notariële akte van 26 maart 2015, waarbij het hiervoor genoemde opstalrecht ten behoeve van [telecomprovider C] met 15 jaar is verlengd, is een aantal bepalingen opgenomen, in aanvulling op en deels in afwijking van de in de akte van vestiging opgenomen afspraken. In artikel 1 van deze aanvullende bepalingen is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

“1. DUUR (VERLENGING)

In aanvulling op en in afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 4 van de voormelde akte van vestiging, wordt het opstalrecht met ingang van negen juni twee duizend vijftien verlengd met vijftien (15) jaar, derhalve tot en met negen juni twee duizend dertig.

Na het verstrijken van deze termijn wordt het recht van opstal telkens stilzwijgend verlengd voor een aaneengesloten periode van telkens vijf (5) jaar, op dezelfde voorwaarden, behoudens opzegging door een van partijen middels een aangetekende brief en met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf (12) maanden. (…).”

2.4.

In de door de rechtbank in overweging 3 vermelde huurovereenkomst met [telecomprovider D] is in artikel 3 van de ‘Bijzondere bepalingen’ het volgende opgenomen:

“3 Deze Overeenkomst heeft, behoudens tussentijdse beëindiging conform het bepaalde

in artikel 10 en 11 van de Algemene bepalingen, een initiële looptijd van 15 jaar en

treedt in werking op de datum van ondertekening. De Huurovereenkomst zal,

behoudens tussentijdse beëindiging conform artikel 10 en 11 van de Algemene

Bepalingen, aan het einde van de genoemde looptijd van 15 jaar onder dezelfde voorwaarden

stilzwijgend worden verlengd voor een periode van telkens 5 jaar.”

Artikel 10 van de algemene bepalingen van de huurovereenkomst luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“Artikel 10. Beëindiging van de overeenkomst

10.1

Aan het einde van de in artikel 4 van de Huurovereenkomst genoemde initiële

looptijd of verlengde termijn is Verhuurder gerechtigd de Overeenkomst ingeval van

zwaarwichtige redenen met een opzegtermijn van 12 maanden per aangetekende

post te beëindigen.

(…)

10.3

De Overeenkomst kan steeds, met inachtneming van een opzegtermijn van

2 maanden, schriftelijk door Huurder worden opgezegd indien Huurder van mening

is dat door een verandering in bebouwing in de omgeving van het Gehuurde, of door

een verandering in de netwerkplanning het Gehuurde geen waarde meer heeft voor

Huurder. Alleen Huurder zal kunnen beoordelen of een dergelijk geval zich

voordoet. In geval van opzegging onder dit lid zal Huurder een eenmalige betaling

van twee maanden huur verschuldigd zijn. (…)”

2.5.1.

Het registergoed waarop de in overweging 4 van de rechtbankuitspraak vermelde akte betrekking heeft, is omschreven in onderdeel a van de Considerans van de akte als een perceel grond (kadastraal bekend als [***] ) groot 44.90 are. In de akte is voorts – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:

Definities

Artikel 1

Tenzij anders blijkt, wordt in deze akte, alsmede in de considerans, verstaan onder

‘Perceel’: dat gedeelte van het Registergoed, dat met een streeparcering is

aangegeven op de tekening die als Bijlage 1 aan deze akte wordt

gehecht;

(…)

‘Telecom Operator’: [telecomprovider C] en [telecomprovider D] , voornoemd,

alsmede diens rechtsopvolgers, en voorts omvattende iedere telecom operator met wie door [belanghebbende] op grond van de rechten uit hoofde van het vruchtgebruik en/of de kwalitatieve verplichting als gevestigd bij deze akte (…) nieuwe huurovereenkomsten, nieuwe rechten van opstal en/of andersoortige gebruiksrechten ten aanzien van het Perceel worden aangegaan;

‘Verplichting’: de hierna in artikel 7 genoemde verplichtingen, zowel tezamen als

elk afzonderlijk;

(…)

Artikel 10

De overeenkomst tot vestiging van de Verplichting wordt aangegaan voor een periode die aanvangt op de datum van ondertekening van deze akte en eindigt na dertig (30) jaren.”

2.5.2.

Uit een bij de akte gevoegde bijlage blijkt dat de in deze akte vermelde verhuurovereenkomst tussen [B] (hierna ook: de eigenaar) en [telecomprovider D] betrekking heeft op een gedeelte van het hiervoor genoemde grondperceel met een oppervlakte van circa 25 m². Uit de eveneens bij de akte gevoegde vestigingsakte respectievelijk wijzigingsakte ter zake van een ten behoeve van [telecomprovider C] verleend recht van opstal blijkt dat dit opstalrecht betrekking heeft op een gedeelte van het grondperceel met een oppervlakte van maximaal 40 m². Bijlage 1 bij de akte bevat een door de grondeigenaar en namens belanghebbende ondertekend uittreksel van de kadastrale kaart van het registergoed, waarop door middel van streeparcering is aangegeven welk gedeelte van het registergoed door partijen is aangemerkt als ‘Perceel’ als bedoeld in de akte. Als toelichting bij deze arcering is handgeschreven vermeld: “Exploitatie Recht [belanghebbende].”

2.6.

Tot de gedingstukken in eerste aanleg behoort een door een deskundige ( [deskundige] ) aan belanghebbende uitgebracht advies over een aantal rechtsvragen met betrekking tot de in de akte opgenomen overeenkomst tot vestiging van een vruchtgebruik. In dit advies is onder meer het volgende opgemerkt:

“Telecombedrijven hebben een groot aantal mobiele-telefoniemasten en dus ook Mastlocaties nodig om landelijke dekking te kunnen bieden aan hun klanten. (…) Vaak hebben telecombedrijven Mastlocaties niet zelf in eigendom, maar hebben zij gebruiksrechten op Mastlocaties van anderen. De mobiele-telefoniemasten zijn daarentegen voor zover mogelijk wel steeds (economisch) eigendom van de telecombedrijven. De telecombedrijven dragen alle verantwoordelijkheid voor de installatie, het onderhoud en de verwijdering van de mobiele-telefoonmasten (inclusief de bijbehorende apparatuur en bekabeling) en de daarmee gepaard gaande kosten. In Nederland ontlenen de telecombedrijven hun gebruiksrechten meestal aan huurovereenkomsten of op grond van ten behoeve van de telecombedrijven gevestigde rechten van opstal.

[Hof: De moedermaatschappij van belanghebbende, hierna: de moedermaatschappij] investeert in kasstromen in verband met Mastlocaties door in een typisch geval, met een eigenaar van een Mastlocatie (verder te noemen: Landlord) af te spreken dat [de moedermaatschappij] gedurende een bepaalde periode gerechtigd zal zijn tot alle kasstromen in verband met zijn Mastlocaties in ruil voor een door [de moedermaatschappij] te betalen afkoopsom. (…)[De moedermaatschappij] maakt winst indien er een positief verschil ontstaat tussen enerzijds de kasstromen die zij ontvangen in de loop der jaren en de afkoopsommen die zij per direct betalen.

Gezien de positie van [de moedermaatschappij] (geld verdienen voor de eigen investeerders) wil [de moedermaatschappij] dat grote, kapitaalkrachtige bedrijven, zoals beursgenoteerde telecombedrijven en derhalve geen particulieren of kleine bedrijven, zoals de meeste Landlords, haar investeringen terugbetalen. Daarom wil [de moedermaatschappij] een investeringsstructuur die ertoe leidt dat zij de kasstromen waarin zij heeft geïnvesteerd, rechtstreeks ontvangt van de telecombedrijven en niet van de individuele Landlords. In elk land wordt daarvoor een juridische structuur gekozen op basis van het locatie/nationaal geldend recht.

In Nederland werkt [belanghebbende] met een vruchtgebruik-structuur.

De Landlord is daarbij als eigenaar van de grond de hoofdgerechtigde. De Landlord vestigt een recht van vruchtgebruik ten behoeve van [belanghebbende], die dus de vruchtgebruiker is. Het

vruchtgebruik is gevestigd op de vorderingen die de Landlord heeft op [het telecombedrijf] in verband met zijn Mastlocatie. Het gaat daarbij om huurvorderingen van de Landlord indien hij zijn Mastlocatie verhuurt. Het kan ook om vorderingen tot betaling van retributies gaan, indien de Landlord een recht van opstal heeft gevestigd op de Mastlocatie. De bovenomschreven constructie wordt verder aangemerkt als de “Structuur”.

(…)

In het onderstaande zal ik bestaande Structuur juridisch kwalificeren en de in dit kader door u gestelde vragen beantwoorden.

1. Is krachtens bijgevoegde notariële akten een rechtsgeldig recht van vruchtgebruik

gevestigd op de huurpenningen casu quo retributies?

(…)

Er is (…) mijns inziens een rechtsgeldig vruchtgebruik overeengekomen, namelijk het

vruchtgebruik van de vorderingen, bestaande uit het innen van de vruchten en de daarbij

horende bevoegdheden die een vruchtgebruiker toekomen op grond van de wet en hetgeen

in de vruchtgebruikakte is overeengekomen.

(…)

Mocht men echter van mening zijn (…) dat een kwalificatie als vrucht geen goederenrechtelijke werking heeft (…) dan ontstaat er een verbintenisrechtelijke vordering van de vruchtgebruiker op de hoofdgerechtigde. Dus als de conclusie zou zijn dat de huurpenningen c.q. de retributies volgens de verkeersopvattingen geen vrucht zijn, dan zouden in die visie de huurpenningen c.q. de retributies aan de hoofdgerechtigden toekomen. In dat geval zijn de hoofdgerechtigden echter gezien de in de akte van vruchtgebruik opgenomen overeenkomst (verbintenisrechtelijk) verplicht de huurpenningen c.q. de retributies te vergoeden aan [belanghebbende].”

2.7.

Belanghebbende heeft met andere grondeigenaren inhoudelijk vergelijkbare overeenkomsten gesloten en bij akte verleden als de in de rechtbankuitspraak onder 4 vermelde akte. Onder verwijzing naar een aantal van deze akten heeft belanghebbende van de desbetreffende telecomprovider ( [telecomprovider A] ) rechtstreekse betaling aan haar gevorderd van de door [telecomprovider A] op grond van de huurovereenkomsten met de desbetreffende grondeigenaren verschuldigde huurpenningen, respectievelijk (in geval van opstalrechten) retributies. [telecomprovider A] heeft dit geweigerd en heeft de huurpenningen en retributies voldaan aan de grondeigenaren.

2.8.

In de hierover gevoerde civiele procedure heeft, nadat belanghebbende door de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2019:1065) in het gelijk was gesteld, het gerechtshof Den Haag (civiele kamer) bij arrest van 15 december 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:2274) beslist – kort samengevat – dat geen sprake is van een rechtsgeldig recht van vruchtgebruik, aangezien in de akten is bepaald dat het vruchtgebruik op de huurpenningen wordt gevestigd, terwijl tevens is bepaald dat deze huurpenningen ook de vruchten zijn. Het gesloten stelsel van het goederenrecht verzet zich volgens het gerechtshof tegen een vruchtgebruik zoals in de akten weergegeven. Dit heeft tot gevolg dat belanghebbende niet met een beroep op artikel 3:210 BW betaling van de huurpenningen kan vorderen van [telecomprovider A] en dat belanghebbende zich voor (door)betaling van de huurpenningen tot de grondeigenaren (de Landlords) zal moeten wenden. Maar ook als het recht van vruchtgebruik wel rechtsgeldig zou zijn gevestigd, zouden de vorderingen van belanghebbende naar het oordeel van het gerechtshof Den Haag niet toewijsbaar zijn, omdat [telecomprovider A] zich terecht heeft beroepen op onrechtmatig handelen en/of misbruik van bevoegdheid door belanghebbende. Het gerechtshof heeft hieromtrent onder meer het volgende overwogen:

“4.2 Het hof stelt voorop dat hoewel vruchtgebruik meestal voorkomt in de erfrechtelijke sfeer, andere toepassingen niet zijn uitgesloten. In de praktijk komt vruchtgebruik voor in financieringsconstructies en wordt vruchtgebruik ook toegepast uit fiscale motieven. De enkele omstandigheid dat [X B.V.] – naar eigen zeggen – laatstgenoemde motieven had voor het sluiten van de Akten, is onvoldoende om te oordelen dat geen sprake is van een rechtsgeldig gevestigd vruchtgebruik. Bijkomende omstandigheden kunnen echter maken dat toch niet van een rechtsgeldige constructie kan worden gesproken. Daarvan is in het onderhavige geval sprake.

(…)

4.8

Verder heeft [telecomprovider A] er terecht op gewezen dat opvallend is dat de meeste Overeenkomsten zijn aangegaan voor een kortere termijn dan de periode waarvoor het recht van vruchtgebruik is verleend. Op het moment dat de Overeenkomst eindigt, is er immers geen vorderingsrecht meer waarover het vruchtgebruik zich uitstrekt en ontstaan geen “nieuwe vruchten”. (… ) Aan de essentialia om van een vruchtgebruik te kunnen spreken is dan immers (ook om die reden) niet (meer) voldaan. [X B.V.] probeert echter door middel van in de Akten opgenomen verplichtingen een voortgezet vruchtgebruik af te dwingen. In de Akten is immers (zakelijk weergegeven) bepaald, dat

i. de Landlord verplicht is te dulden dat [X B.V.] (op eigen naam, dan wel op naam van de Landlord) met betrekking tot de antennelocatie een nieuwe huurovereenkomst aangaat met [telecomprovider A] ;

ii. de Landlord op eerste verzoek van [X B.V.] zonder vergoeding zal meewerken aan de vestiging van een (nieuw) recht van vruchtgebruik op de huurpenningen, alsmede op alle andere geldelijke verplichtingen welke als vorderingsrecht voortvloeien uit de onder i bedoelde overeenkomst.

Deze verplichtingen zouden bij een recht van vruchtgebruik op de antennelocatie niet nodig zijn geweest.

4.9

Dit een en ander betekent dat [telecomprovider A] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat van een rechtsgeldig gevestigd recht van vruchtgebruik in de Akten geen sprake is. Het gesloten stelsel van het goederenrecht verzet zich tegen een vruchtgebruik zoals in de Akten weergegeven. (…) Daarmee is de rechtsgrond aan de vorderingen van [X B.V.] jegens [telecomprovider A] komen te ontvallen. De vorderingen kunnen daarom niet worden toegewezen. [X B.V.] zal zich voor (door)betaling van de huurpenningen tot de Landlords moeten wenden.”

2.9.

Op het door belanghebbende tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag ingestelde cassatieberoep heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 30 september 2022, nr. 21/01195 (ECLI:NL:HR:2022:1331), onder meer het volgende overwogen en beslist:

“3.1 Onderdeel 1 van het middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat geen rechtsgeldig recht van vruchtgebruik is gevestigd. Het onderdeel klaagt onder meer dat het hof heeft miskend dat voor het antwoord op de vraag of een rechtsgeldig recht van vruchtgebruik is gevestigd, beslissend is of hetgeen partijen zijn overeengekomen zich als vruchtgebruik laat kwalificeren en of aan de vestigingseisen is voldaan. De contractsvrijheid brengt mee dat een vruchtgebruik mag worden ingericht zoals partijen dat wensen, zolang dit niet in strijd komt met het wezen van het vruchtgebruik. Hetgeen het hof in zijn arrest heeft vastgesteld, kan niet de conclusie dragen dat geen sprake is van een geldig vruchtgebruik, aldus het onderdeel.

3.2

Art. 3:201 BW bepaalt dat vruchtgebruik het recht geeft om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. Hetgeen door inning van aan vruchtgebruik onderworpen vorderingen wordt ontvangen, behoort aan de hoofdgerechtigde toe en is eveneens aan het vruchtgebruik onderworpen (art. 3:213 lid 1 BW). Uit deze bepalingen vloeit voort dat het recht van vruchtgebruik op vorderingen niet kan dienen om zich hetgeen door inning van die vorderingen wordt ontvangen, toe te eigenen. Dat zou immers erop neerkomen dat het geïnde tegelijkertijd het goed is waarop het vruchtgebruik rust en de vrucht. Het gesloten stelsel van goederenrechtelijke rechten brengt mee dat geen recht van vruchtgebruik kan worden gevestigd dat niet aan de wettelijke omschrijving voldoet.

3.3

Het hof heeft niet miskend dat beslissend is of hetgeen partijen zijn overeengekomen zich als vruchtgebruik laat kwalificeren. Het hof heeft die vraag onder ogen gezien en ontkennend beantwoord. Gelet op wat hiervoor in 3.2 is overwogen, is juist het oordeel van het hof dat in de Akten geen rechtsgeldig vruchtgebruik is gevestigd omdat daarin is bepaald dat hetgeen wordt geïnd op de aan [belanghebbende] in vruchtgebruik gegeven vorderingen, als vrucht aan [belanghebbende] toekomt. De hiervoor in 3.1 weergegeven klachten falen derhalve.

3.4

De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in geschil of zich in het onderhavige geval een belaste verkrijging heeft voorgedaan in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wet BRV). Meer specifiek is in geschil of belanghebbende bij de in onderdeel 4 van de rechtbankuitspraak vermelde akte een samenstel van rechten en verplichtingen heeft verkregen dat een belang vertegenwoordigt bij een recht waaraan een onroerende zaak kan worden onderworpen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, vierde volzin, Wet BRV.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing