Gerechtshof Amsterdam, 07-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:329, 22/00175 t/m 22/00178
Gerechtshof Amsterdam, 07-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:329, 22/00175 t/m 22/00178
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 februari 2023
- Datum publicatie
- 15 februari 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2022:1422, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/00175 t/m 22/00178
- Relevante informatie
- Art. 9.5 lid 1 Wet IB 2001, Art. 51 lid 2 Zvw, Art. 3:4 Awb, Art. 13 AWR, Art. 30fc AWR, Art. 30hb lid 1 AWR, Art. 30j AWR, Art. 23 UR AWR 1994
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Belastingrente terecht in rekening gebracht. Het ligt op weg van belanghebbende dan wel zijn belastingconsulent (tijdig) een verzoek tot opleggen van een voorlopige aanslag te doen.
Uitspraak
kenmerken 22/00175 t/m 22/00178
7 februari 2023
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 9 februari 2022 in de zaken met kenmerken HAA 21/560, HAA 21/561, HAA 21/1904 en HAA 21/1905 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
2018 (HAA 21/560 en HAA 21/561)
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.010. Daarbij is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 252.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 32.711. Daarbij is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 73.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 29 december 2020, afgewezen.
2019 (HAA 21/1904 en HAA 21/1905)
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.019. Daarbij is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 139.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 36.510. Daarbij is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 19.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 1 april 2021, afgewezen.
Alle zaken
Tegen de onder 1.2. en 1.4. vermelde uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende op respectievelijk 13 januari 2021 en 9 april 2021 beroepen ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 9 februari 2022 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 16 maart 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):
“2018 (HAA 21/560 en HAA 21/561)
1. Aan eiser is met dagtekening 28 februari 2019 een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw over het jaar 2018 verzonden. In de uitnodiging staat dat de aangifte voor 1 mei 2019 moet zijn ingediend.
2. Namens eiser is op 29 april 2019 een verzoek om uitstel voor het indienen van de aangifte ingediend. Verweerder heeft uitstel voor het doen van aangifte verleend tot 1 mei 2020. Hiervan is geen schriftelijke bevestiging verzonden, omdat dit uitstel door de boekhouder van eiser via de uitstelregeling voor belastingadviseurs is aangevraagd (de BECON-regeling).
3. Verweerder heeft op 1 mei 2020 de door de adviseur ingediende aangifte van eiser ontvangen.
4. Verweerder heeft met dagtekening 19 juni 2020 overeenkomstig de ingediende aangifte de aanslag IB/PVV 2018 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.010, resulterend in een te betalen belastingbedrag van € 6.323. De belastingrente van € 252 is berekend over de periode van 1 juli 2019 tot 31 juli 2020, waarbij voor de periode 1 juli 2019 tot 1 juli 2020 is uitgegaan van een percentage van 4% en voor de periode 1 juli 2020 tot 31 juli 2020 van een percentage van 0,01%. Het bedrag aan belastingrente is als volgt berekend: (360/360 dagen) x 4% x € 6.323 (het te betalen bedrag aan belasting) + (31/360 dagen) x 0,01% x € 6.323 = € 252.
5. Verweerder heeft met dagtekening 19 juni 2020 overeenkomstig de ingediende aangifte de aanslag Zvw 2018 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 32.711, resulterend in een te betalen belastingbedrag van € 1.848. De belastingrente van € 73 is berekend over de periode van 1 juli 2019 tot 31 juli 2020, waarbij voor de periode 1 juli 2019 tot 1 juli 2020 is uitgegaan van een percentage van 4% en voor de periode 1 juli 2020 tot 31 juli 2020 van een
percentage van 0,01%. Het bedrag aan belastingrente is als volgt berekend: (360/360 dagen) x 4% x € 1.848 (het te betalen bedrag aan belasting) + (31/360) x 0,01% x € 1.848 = € 73.
6. Na correspondentie tussen eiser en verweerder heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 29 december 2020 de aanslagen IB/PVV 2018 en Zvw 2018 en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
2019 (HAA 21/1904 en HAA 21/1905)
7. Verweerder heeft met dagtekening 31 januari 2019 een voorlopige aanslag IB/PVV 2019 aan eiser opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woningvan € 19.261, resulterend in een te betalen belastingbedrag van € 1.182. Op de voorlopige aanslag staat:
“Als u gegevens wilt wijzigenControleer uw gegevens goed. Klopt alles? Dan hoeft u niets te doen. Klopt er iets niet? Dan kunt u wijzigingen gemakkelijk doorgeven. Kijk voor meer informatie op www.belastingdienst.nl/voorlopige_aanslag.
Kunt u uw voorlopige aanslag niet online wijzigen? Belt u dan met: 0800 - 023 01 07 om een papieren formulier te bestellen.”
8. Verweerder heeft met dagtekening 31 januari 2019 een voorlopige aanslag Zvw 2019 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 20.611, resulterend in een te betalen belastingbedrag van € 1.174. Op deze aanslag staat dezelfde tekst als onder 7 weergegeven.
9. Aan eiser is met dagtekening 28 februari 2020 een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw over het jaar 2019 verzonden. In de uitnodiging staat dat de aangifte voor 1 mei 2020 moet zijn ingediend.
10. Namens eiser is op 30 april 2020 een verzoek om uitstel voor het indienen van de aangifte ingediend. Verweerder heeft uitstel voor het doen van aangifte verleend tot 1 mei 2021. Hiervan is geen schriftelijke bevestiging verzonden, omdat dit uitstel door de boekhouder van eiser via de BECON-regeling is aangevraagd.
11. Verweerder heeft op 31 december 2020 de door de adviseur ingediende aangifte van eiser ontvangen.
12. Verweerder heeft met dagtekening 5 maart 2021 overeenkomstig de ingediende aangifte de aanslag IB/PVV 2019 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.019, resulterend in een (ten opzichte van de eerdere voorlopige aanslag nog aanvullend) te betalen belastingbedrag van € 6.382. De belastingrente van € 139 is berekend over de periode van 1 juli 2020 tot 16 april 2021, waarbij voor de periode 1 juli 2020 tot 1 oktober 2020 is uitgegaan van een percentage van 0,01% en voor de periode 1 oktober 2020 tot 16 april 2021 van een percentage van 4%. Het bedrag aan belastingrente is als volgt berekend: (90/360) x 0,01% x € 6.382 (het te betalen bedrag aan belasting) + (196/360 dagen) x 4% x € 6.382 = 139.
13. Verweerder heeft met dagtekening 5 maart 2021 overeenkomstig de ingediende aangifte de aanslag Zvw 2019 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 36.510, resulterend in een (ten opzichte van de eerdere voorlopige aanslag nog aanvullend) te betalen belastingbedrag van € 907. De belastingrente van € 19 is berekend over de periode van 1 juli 2020 tot 16 april 2021, waarbij voor de periode 1 juli 2020 tot 1 oktober 2020 is uitgegaan van een percentage van 0,01% en voor de periode 1 oktober 2020 tot 16 april 2021 van een percentage van 4%. Het bedrag aan belastingrente is als volgt berekend: (90/360) x 0,01% x € 907 (het te betalen bedrag aan belasting) +(196/360 dagen) x 4% x € 907 = € 19.
14. Na correspondentie tussen eiser en verweerder heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 23 maart 2021 de aanslagen IB/PVV 2019 en Zvw 2019 en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Alle zaken
15. De definitieve aanslagen IB/PVV en Zvw van eiser van de afgelopen jaren bedragen:
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
Verschuldigde belasting IB/PVV |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 1.562 |
€ 6.323 |
Verschuldigde bijdrage Zvw |
€ 0 |
€ 0 |
€ 570 |
€ 1.112 |
€ 1.848 |
Datum definitieve aanslag |
2-11-2016 |
27-10-2017 |
2-2-2018 |
23-10-2018 |
19-6-2020 |
Het Hof gaat ook uit van de hiervoor vermelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is, net als in beroep, in geschil of terecht belastingrente aan belanghebbende in rekening is gebracht. Daarnaast is in geschil of belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding.