Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:498, 21/01852 en 21/01853

Gerechtshof Amsterdam, 14-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:498, 21/01852 en 21/01853

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 februari 2023
Datum publicatie
7 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:498
Formele relaties
Zaaknummer
21/01852 en 21/01853
Relevante informatie
Art. 3.2 Wet IB 2001, Art. 6.1 Wet IB 2001, Art. 6.2a Wet IB 2001, Art. 6.17 lid 1 onderdeel g Wet IB 2001, Art. 38 Uitv reg IB 2001

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding hoger beroep.

Uitspraak

kenmerken 21/01852 en 21/01853

14 februari 2023

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

tegen de uitspraak van 16 november 2021 in de zaak met kenmerken HAA 20/3649 en HAA 20/3650 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.396 (2012) respectievelijk van € 4.925 (2013).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 en 2013 verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.332 (2012) respectievelijk van € 3.202 (2013).

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 16 november 2021 heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard (het beroep zag overigens ook op aanslagen over de jaren 2014 en 2015). Voor zover in hoger beroep van belang luidt de beslissing van de rechtbank als volgt (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart de beroepen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-

vermindert de navorderingaanslag ib/pvv 2012 naar een verzamelinkomen van € 1.372 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

-

vermindert de navorderingaanslag ib/pvv 2013 naar een verzamelinkomen van € 2.989 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

-

(…)

-

veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade aan eiseres voor een bedrag van € 2.000;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres voor een bedrag van € 3.600, en

-

veroordeelt verweerder tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 96.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 28 december 2021 en aangevuld bij brief van 21 januari 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Eiseres is geboren [in] 1949 en was gehuwd met [A] tot zijn overlijden op 30 augustus 2014.

2012 (HAA 20/3649)

2. Eiseres heeft op 4 maart 2013 digitaal aangifte ib/pvv over het jaar 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2. De aangifte bestaat uit een belastbare winst uit onderneming ter hoogte van € 2.401. In de aangifte is voorts een bedrag van € 3.085 als totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten opgenomen, waarvan € 2.394 (77,6%) aan eiseres is toebedeeld. Tezamen met een restant persoonsgebonden aftrek

van € 5 leverde dit de totale aftrek van € 2.399 op.

3. Verweerder heeft met dagtekening 22 november 2013 een voorlopige aanslag ib/pvv 2012 aan eiseres opgelegd. Voorts heeft verweerder met dagtekening 11 januari 2014 de definitieve aanslag ib/pvv 2012 aan eiseres opgelegd. Beide aanslagen zijn conform de ingediende aangifte opgelegd.

2013 (HAA 20/3650)

4. Eiseres heeft op 19 juni 2014 digitaal aangifte ib/pvv over het jaar 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 714. De aangifte bestaat uit een belastbare winst uit onderneming ter hoogte van € 4.925. In de aangifte is voorts een bedrag van € 4.211 als totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten opgenomen, dat geheel aan eiseres is toebedeeld.

5. Verweerder heeft met dagtekening 23 juli 2014 de definitieve aanslag ib/pvv 2013 aan eiseres opgelegd, conform de ingediende aangifte.

2014 (HAA 20/3233)

(…)

2015 (HAA 20/3234)

(…)

Alle navorderingsaanslagen

10. Verweerder heeft eiseres bij brieven met dagtekening 14 maart 2017 om informatie verzocht over de aangiften ib/pvv 2012 tot en met 2015. Eiseres heeft bij brief van 21 juni 2017, ontvangen door verweerder 10 juli 2017, hierop gereageerd.

11. Verweerder heeft eiseres bij brief met dagtekening 2 augustus 2017 geïnformeerd over zijn voornemen om navorderingsaanslagen over de jaren 2012 tot en met 2015 op te leggen, omdat eiseres de gevraagde bewijsstukken niet heeft verstrekt. Hierop heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 28 augustus 2017 gereageerd; daarbij zijn geen bewijsstukken overgelegd.

12. Verweerder heeft eiseres bij brief met dagtekening 17 oktober 2017 geïnformeerd over de handhaving van zijn voornemen (zie punt 11).

13. Verweerder heeft met dagtekening 28 oktober 2017 de navorderingsaanslagen ib/pvv 2012, 2013 en 2015 aan eiseres opgelegd. Daarbij heeft verweerder de door eiseres geclaimde aftrek specifieke zorgkosten volledig gecorrigeerd.

14. Verweerder heeft met dagtekening 30 oktober 2017 de beschikking ib/pvv 2014 aan eiseres opgelegd. Daarbij heeft verweerder de door eiseres geclaimde aftrek specifieke zorgkosten volledig gecorrigeerd, waarna het verzamelinkomsten van eiseres opnieuw is vastgesteld. De verschuldigde ib/pvv is niet gewijzigd.

15. Verweerder heeft op 21 november 2017 (voor de jaren 2012, 2013 en 2015) en 8 december 2017 (voor het jaar 2014) bezwaarschriften van de gemachtigde van eiseres tegen de navorderingsaanslagen en beschikking ontvangen, welke de gemachtigde van eiseres bij brieven, ontvangen door verweerder op 9 januari 2018 (2012, 2013 en 2015) en 16 januari 2018 (2015), nader heeft gemotiveerd. Bij de bezwaren zijn geen bewijsstukken overgelegd.

16. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 15 maart 2018 een vooraankondiging op alle bezwaarschriften aan eiseres verstuurd.

17. Op 3 juli 2018 heeft een hoorgesprek met eiseres en de gemachtigde van eiseres plaatsgevonden. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt. Tijdens het hoorgesprek zijn bewijsstukken overgelegd en is, onder andere, afgesproken dat eiseres uiterlijk tot en met 3 augustus 2018 de resterende stukken ter onderbouwing van de specifieke zorgkosten kan indienen. De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 30 juli 2018 nadere stukken ter onderbouwing van de specifieke zorgkosten voor alle jaren overgelegd.”

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten en voegt hier het volgende aan toe.

2.3.

Bij de motivering van het hoger beroepschrift van belanghebbende zijn twee verklaringen van A.C.P.J. Waverijn (huisarts) gevoegd, beide met dagtekening 2 december 2021. In de verklaringen is opgenomen dat belanghebbende respectievelijk haar echtgenoot lijden aan incontinentie: bij belanghebbende met de handgeschreven aanduiding “sinds 2011” en bij haar echtgenoot met de handgeschreven aanduiding “sinds 2010”.

In bij de rechtbank overgelegde vergelijkbare verklaringen van deze huisarts (beide met dagtekening 8 januari 2018) was opgenomen dat belanghebbende respectievelijk haar echtgenoot lijden aan incontinentie/ onbedoeld vochtverlies; bij belanghebbende met de handgeschreven aanduiding “2014 2015” en bij haar echtgenoot met de handgeschreven aanduiding “2012 2013 2014”.

2.4.

Op basis van de in de hoger beroepsfase overgelegde verklaringen van de huisarts van 2 december 2021 heeft de inspecteur besloten volledig aan het hoger beroep van belanghebbende tegen de navorderingaanslagen IB/PVV 2012 en 2013 tegemoet te komen. De inspecteur heeft belanghebbende verzocht de hoger beroepen in te trekken.

2.5.

Belanghebbende heeft, bij schrijven van 14 februari 2022 aan het Hof, verklaard het hoger beroep (voor beide jaren) niet in te trekken.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende een proceskostenvergoeding toekomt voor kosten gemaakt in de hogerberoepsfase.

3.2.

Ter zitting van het Hof is komen vast te staan dat tussen partijen niet meer in geschil is dat (voor zover dat niet al is geschied) zowel de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 als de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 moet worden vernietigd.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Proceskosten

7 Beslissing