Gerechtshof Amsterdam, 16-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:731, 21/01789
Gerechtshof Amsterdam, 16-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:731, 21/01789
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 februari 2023
- Datum publicatie
- 30 oktober 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2021:10620, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1785
- Zaaknummer
- 21/01789
- Relevante informatie
- Art. 228a Gemw, Art. 229b Gemw, Art. 15.33 WMB
Inhoudsindicatie
Verordening rioolheffing en verordening afvalstoffenheffing; heeft de heffingsambtenaar de opbrengstlimiet overschreden?
Uitspraak
kenmerk 21/01789
16 februari 2023
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal, de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van 18 november 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/1649 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , woonachtig te [Z] ,
Belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 28 februari 2019 aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag afvalstoffenheffing en een aanslag rioolheffing opgelegd ter zake van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] .
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de bovenstaande aanslagen.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 18 november 2021 als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen afvalstoffenheffing;
- vernietigt de aanslagen rioolheffing, en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht, zijnde een bedrag van € 48, aan eiser te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 december 2021 en aangevuld bij brief van 2 februari 2022. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2022. De zaak van belanghebbende is – met instemming van partijen – gelijktijdig behandeld met die van [A] inzake (onder meer) door de heffingsambtenaar opgelegde aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing (kenmerk Hof: 21/01788). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“Feiten
6. Eiser is eigenaar/gebruiker van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: onroerende zaak).
2. Verweerder heeft aan eiser als eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak de onderhavige aanslagen in de rioolheffing ten bedrage van € 282,75 respectievelijk € 143,08 opgelegd. Daarnaast heeft verweerder aan eiser de onderhavige aanslagen in de afvalstoffenheffing ten bedrage van in totaal € 737,20 opgelegd. Deze aanslagen heeft verweerder, tezamen met de waardering onroerende zaak-beschikking (WOZ-beschikking) en de aanslag in de onroerendezaakbelasting vermeld op één biljet.
3. De aanslagen rioolheffing zijn gebaseerd op de ‘Verordening Rioolheffing Bloemendaal 2019’, vastgesteld door de raad van de gemeente Bloemendaal op 13 december 2018 (hierna: Verordening rioolheffing). De aanslagen afvalstoffenheffing zijn gebaseerd op de ‘Verordening Afvalstoffenheffing Bloemendaal 2019’, vastgesteld door de raad van de gemeente Bloemendaal op13 december 2018 (hierna: Verordening afvalstoffenheffing).
4. Eiser heeft tegen de aan hem opgelegde aanslagen rioolheffing bezwaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan is eiser uitgenodigd voor een hoorgesprek. Eiser heeft bij brief van 8 juni 2019 verzocht om, voorafgaand aan het hoorgesprek een concept van de uitspraak op het bezwaarschrift aan hem toe te zenden.
5. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 11 juli 2019 de conceptuitspraak op bezwaar aan eiser gestuurd. Hierop heeft eiser bij brief van 14 juli 2019 gereageerd en verzocht om ‘de paragraaf lokale heffingen’ over te leggen.
6. Met dagtekening 22 juli 2019 heeft verweerder de link naar ‘de paragraaf lokale heffingen’ aan eiser gestuurd. Eiser heeft hier bij brief van 27 juli 2019 op gereageerd en gesteld dat het erop lijkt dat de opbrengstlimiet voor zowel de rioolheffing als de afvalstoffenheffing ruimschoots overschreden is en verzoekt om een specificatie toe te zenden van de begrote baten en lasten van zowel de riool- als afvalstoffenheffing, alsmede het verschil tussen ‘de paragraaf lokale heffingen 2019’ en de ‘begroting 2019’ uit te leggen.
7. Verweerder heeft bij brief van 1 november 2019 hierop gereageerd. In de brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Riolering:
lasten taakveld 7.2 riolering € 2.909.177
baten taakveld 7.2 riolering € 3.573.268
saldo taakveld 7.2 riolering € 664.091
specificatie:
-taakveld 2.1 verkeer en vervoer € 144.725
-taakveld 6.3 inkomensregelingen € 30.000
-taakveld 0.4 overhead € 221.022
-btw € 416.300
Subtotaal € 812.047
af: taakveld 0.10 mutatie reserves € 147.956
Totaal € 664.091
Afval:
lasten taakveld 7.3 afval € 2.963.437
baten taakveld 7.3 afval € 3.796.138
saldo taakveld 7.3 afval € 832.701
specificatie:
-taakveld 2.1 verkeer en vervoer € 144.725
-taakveld 6.3 inkomensregelingen € 50.000
-taakveld 0.4 overhead € 109.101
-btw € 528.875
Totaal € 832.701”
8. Eiser heeft hierop bij brief van 4 november 2019 gereageerd en verzocht om een hoorzitting. Op 11 december 2019 heeft een hoorgesprek tussen eiser en verweerder plaatsgevonden. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt.
9. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 17 februari 2020 heeft verweerder de aanslagen gehandhaafd.
10. Ter zitting heeft verweerder een pleitnota overgelegd, waarin het volgende, voor zover van belang zijnde, is vermeld:
“Voor wat betreft de rioolheffing is in de presentatie aldus sprake van de volgende verschillen:
Lasten taakveld 7.2 riolering uit overzicht bezwaarfase € 2.909.177
Lasten taakveld 7.2 riolering uit overzicht begroting € 2.300.564
Verschil € 608.613
Dit verschil van € 608.613 betreft de doorberekening van de inkomsten van de kostenplaats GBKZ aan het taakveld riolering. Dit bedrag is als negatieve uitgaaf verrekend en dus netto weergegeven op het overzicht in de paragraaf lokale heffingen. In het overzicht dat overgelegd is in de bezwaarfase zijn deze kosten niet als negatieve uitgaven opgenomen, maar
als kosten (waarbij deze eveneens als inkomsten zijn opgenomen aan de batenzijde). Daardoor zijn in de presentatie verschillen ontstaan.
Ten aanzien van de baten geldt het volgende:
Baten taakveld 7.2 riolering uit overzicht bezwaarfase € 3.573.268
Baten taakveld 7.2 riolering uit overzicht begroting € 14.023
Verschil € 3.559.245
Dit betreft:
a. De verrekende bijdrage van de deelnemende gemeenten € 608.613
b. De opbrengst van de heffingen € 2.813.600
c. De mutatie uit de voorziening t.b.v. de 100% norm € 137.032
€ 3.559.245
[…]
Ten aanzien van de afvalstoffenheffing geldt het volgende:
Lasten taakveld 7.3 afval uit overzicht bezwaarfase € 2.963.437
Lasten taakveld 7.3 afval uit overzicht begroting € 2.596.712
Verschil € 366.725
Dit verschil van € 366.725 betreft de verrekende inkomsten van de kostenplaatsen GBKZ en de Milieustraat aan het taakveld afval. Dit bedrag is als negatieve uitgaaf verrekend en dus eveneens netto weergegeven op het overzicht in de paragraaf lokale heffingen.
Baten taakveld 7.3 afval uit overzicht verweerschrift € 3.796.138
Baten taakveld 7.3 afval uit overzicht par. lok. heffingen begroting € 351.217
Verschil € 3.444.921
Dit betreft:
De verrekende inkomsten van de kostenplaatsen GBKZ en de Milieustraat € 366.725
De opbrengst van de afvalstoffenheffing € 3.078.196
€ 3.444.921
[…]”
11. Naar aanleiding van de overgelegde cijfers ten tijde van de mondelinge behandeling van de zaak, heeft de rechtbank verweerder gevraagd om een nadere uitleg van ‘de verrekende bijdrage van de deelnemende gemeenten’, de post ‘mutatie uit de voorziening ten behoeve van de 100% norm’ en ‘de verrekende inkomsten van de kostenplaatsen GBKZ en de Milieustraat’. Verweerder heeft hier bij brief van 29 juni 2021 op gereageerd met als bijlagen een cijfermatige (nadere) onderbouwing ter zake van de rioolheffing alsmede een cijfermatige (nadere) onderbouwing ter zake van de afvalstoffenheffing.
12. Eiser heeft op de overgelegde cijfers en nadere toelichting schriftelijk gereageerd.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de rechtbank de Verordening Rioolheffing Bloemendaal 2019 (hierna: de Verordening rioolheffing) en de Verordening Afvalstoffenheffing Bloemendaal 2019 (hierna: de Verordening afvalstoffenheffing) terecht onverbindend heeft verklaard.