Gerechtshof Amsterdam, 22-10-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3132, 23/70 t/m 23/80
Gerechtshof Amsterdam, 22-10-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3132, 23/70 t/m 23/80
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2024
- Datum publicatie
- 20 november 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg:, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/70 t/m 23/80
- Relevante informatie
- Art. 3.126 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
NA's IB/PVV 2008 t/m 2018. Vergrijpboeten vernietigd in bezwaar. Kwalificatie Easy Future Plan, in 1999 afgesloten bij een Belgische verzekeraar. Levensverzekering? Box 1 of box 3. Vermindering NA 2018 naar aanleiding van Kerstarrest. Imsv vanwege overschrijding 4 jaarstermijn (bezwaar, beroep, hoger beroep).
Uitspraak
kenmerken 23/70 tot en met 23/80
22 oktober 2024
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. S.F. van Immerseel)
tegen de uitspraak van 24 november 2022 in de zaken met kenmerken HAA 21/2210 tot en met HAA 21/2220 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2018 de navolgende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en vergrijpboeten opgelegd en belastingrente in rekening gebracht:
jaar |
belastbaar inkomen |
belastbaar inkomen box 3 |
boete |
rente |
2008 |
12.287 |
5.538 |
415 |
683 |
2009 |
67.020 |
4.633 |
1.041 |
505 |
2010 |
15.748 |
4.557 |
1.025 |
445 |
2011 |
16.354 |
4.043 |
909 |
362 |
2012 |
16.638 |
3.452 |
776 |
282 |
2013 |
15.921 |
3.941 |
886 |
283 |
2014 |
15.971 |
4.407 |
991 |
264 |
2015 |
15.924 |
4.691 |
1.055 |
225 |
2016 |
16.756 |
5.130 |
1.154 |
184 |
2017 |
16.733 |
5.202 |
1.170 |
124 |
2018 |
17.043 |
5.239 |
1.179 |
62 |
Bij uitspraken op bezwaar van 27 maart 2021 (2008-2011), 16 april 2021 (2012) en
30 maart 2021 (2013-2018) zijn de navorderingsaanslagen en de rentebeschikkingen gehandhaafd en de vergrijpboeten vernietigd.
Tegen de uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroepen ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 24 november 2022 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 januari 2023 en aangevuld bij brief van 7 februari 2023. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Met dagtekening 8 februari 2023 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2018 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.043 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 476.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 2. Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“Het Easy Future Plan
1. Eiseres is geboren [in] 1958 en is ongehuwd. Op 14 juli 1999 heeft eiseres een Easy Future Plan afgesloten ( EFP ) bij het Belgische Alpha Life , dochtervennootschap van de Generale Bank in Brussel . De huidige uitvoerder van het EFP is het Belgische AG Insurance/ BNP Paribas Fortis .
2. Over het EFP staat onder meer het volgende vast:
- Titularis /verzekeringnemer en verzekerde is eiseres (zie punt 1 en de ondertekening van
het contract en artikel 1 AV).
- In het contract staat (zie punt 5 van het contract - onder het kader):
“Ik schrijf in op het EASY FUTURE PLAN , een levensverzekeringscontract gekoppeld aan
beleggingsfondsen, en betuig mijn instemming met de Algemene Voorwaarden […]”.
- In de Algemene Voorwaarden (AV) staat “Hoe werkt het levensverzekeringscontract?”
(artikel 3.1):
“Het contract is een levensverzekeringscontract dat aan beleggingsfondsen gekoppeld is. Dit betekent dat de stortingen, na aftrek van de kosten, besteed worden volgens de hierna bepaalde modaliteiten aan de aankoop van eenheden van die beleggingsfondsen, waarbij een eenheid een fractie van elk fonds belichaamt. De waarde van het contract in elk fonds verkrijgt men door het totale aantal verworven eenheden te vermenigvuldigen met de waarde van de overeenstemmende eenheid; zij is op ieder ogenblik beschikbaar.”
- Bij “Keuze van de beleggingsmodaliteiten” staat (punt 3 contract):
“VRIJ BEHEER: verdeling van de stortingen [...] E.F.P. EQUITIES 100%”
- In de Algemene Voorwaarden (AV) “Hoe werkt het levensverzekeringscontract?” staat
(artikel 3.2):
“De overlijdensdekking Up Life is optioneel […]”.
- Er is geen “aanvullende overlijdensdekking up life” overeengekomen (punt 5 contract).
- In de Algemene Voorwaarden (AV) “Hoe werkt het levensverzekeringscontract?” staat
(artikel 3.3):
“Bij het overlijden van de verzekerde neemt het contract een einde en betaalt de
Maatschappij het kapitaal bij overlijden uit zoals het hiervoren is bepaald. Dat kapitaal wordt verhoogd met het kapitaal bij overlijden Up Life indien de titularis die aanvullende overlijdenswaarborg heeft gesloten zoals ze hiervoren is bepaald.”
- De definitie van “Het kapitaal bij overlijden” luidt (artikel 2.2 AV):
“bij overlijden van de verzekerde betaalt de Maatschappij aan de begunstigde de waarde van het contract, met een minimum dat gelijk is aan het totaal van de door de titularis gedane stortingen, verminderd met de eventueel reeds door de titularis verrichte opnemingen.”
- Begunstigden bij overlijden van eiseres zijn haar wettelijke erfgenamen (punt 1 [het Hof begrijpt: punt 2] contract).
- Stortingen zijn gedefinieerd als (artikel 2.1 AV):
“de door de titularis betaalde verzekeringspremies. De kosten afgehouden van de stortingen bedragen 3%.
[...]”
- Er is geen periodieke storting overeengekomen. Onder “Storting bij de ondertekening”
staat (punt 4 contract):
“Ik machtig de Generale Bank ertoe mijn bovenvermelde zichtrekening te debiteren met het bedrag van de eerste storting van BEF 3.661.080 [minimum EUR 2.500 (BEF 100.000)]”
2. Naast de eerste storting van € 90.755 (BEF 3.661.080) is in het jaar 2000 een
bedrag van € 30.738 gestort; tezamen dus € 121.493. Andere stortingen zijn er niet geweest.
Er zijn geen opnames geweest. Er is ook geen gehele of gedeeltelijke afkoop, terugbetaling
of uitkering geweest.
3. De waarde van de beleggingen van het EFP was op 1 januari van de jaren 2005,
2008, 2009, 2010, 2011 en 2012 in elk geval minder dan de totaal ingelegde premies
van € 121.493.
4. Op tot het dossier behorende eindejaarsoverzichten van de verzekeraar van het EFP
komen de volgende teksten voor:
“Tegelijk vindt u op www.bnpparibasfortis.be/beleggingsverzekeringen en via PC banking uitvoerige informatie over de samenstelling van uw Easy Fund Plan ”
en
“Levensverzekeringscontract Tak 23 gekoppeld aan beleggingsfondsen”
De aangifteregeling en navorderingen
5. Eiseres heeft de waarde van het EFP niet opgenomen in haar aangiften ib/pvv voor
de jaren 2008 tot en met 2018.
6. De Belastingdienst heeft op 5 november 2019 aan eiseres specifieke vragen gesteld
over buitenlands vermogen. Daarop heeft eiseres een verklaring over het door haar
aangehouden vermogen ingevuld en heeft daarin onder meer opgave gedaan van het EFP . In dat kader heeft eiseres ook verklaard dat het EFP bedoeld is als haar pensioenvoorziening, omdat zij via haar werk vrijwel geen pensioen kon opbouwen.
7. De Belastingdienst kondigt aan het EFP als box 3 bezitting te beschouwen en
voornemens te zijn de gedane aangiften ib/pvv op dat punt te corrigeren. Tussen eiseres en
de Belastingdienst wordt gecorrespondeerd over de aangekondigde correcties en boeten.
Eiseres is inmiddels arbeidsongeschikt geworden en ontvangt dan een WAO-uitkering. Tot
het dossier behoort een brief van 12 mei 2020 van de Belastingdienst aan eiseres waarin
staat:
“Naar aanleiding van uw brief van 6 mei 2020, waarin u verzoekt om de door mij
aangekondigde navorderingsaanslagen en de boete kwijt te schelden, deel ik u het volgende mee.
Ik kan niet aan uw verzoek tegemoetkomen. De reden hiervoor is, dat volgens de opgave van de BNP Paribas Fortis bank het een levensverzekeringscontract Tak 23 betreft. Deze Tak 23 verzekeringen zijn kapitaalverzekeringen, die belast zijn in box 3. Op het moment dat u daar later periodieke uitkeringen van gaat ontvangen, zijn deze uitkeringen onbelast. Het saldo van de bankrekening, waarop de bedragen gestort worden, is wel weer in box 3 belast.”
8. De navorderingsaanslagen en boetes worden opgelegd zoals aangekondigd. Het
EFP is daarin als box 3 bezitting meegenomen.
9. Tot het dossier behoort een publicatie van de Belastingdienst van 14 februari 2020
naar aanleiding van een WOB-verzoek getiteld Memo Aandachtspunten projecten Verhuld
Vermogen (het Memo). Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“1 Inleiding
[…]
Vanaf hoofdstuk 7 zijn onderwerpen opgenomen die geheel of gedeeltelijk van toepassing zijn op alle rekeningprojecten. Omdat dit memo ziet op meerdere projecten is het van belang om telkens weer te beoordelen of een onderdeel wel of niet van toepassing is. Dit memo is uitsluitend bedoeld voor intern gebruik. Het memo is een handreiking voor behandelaren Verhuld Vermogen om invulling te geven aan de eigen discretionaire bevoegdheid om belastingaanslagen vast te stellen en boeten op te leggen.
[…]
8 Herkomst (van vermogen)
Algemeen
De herkomst van vermogen dient altijd te worden onderzocht. Daarom wordt bij de
behandeling van elke Verhuld Vermogen-post om zowel een overzicht van de opnames en stortingen in de 12-jaarsperiode als om een overzicht van de inkomsten (gesorteerd per soort) gevraagd. Belangrijke stortingen en opnames zijn daarom relevant. Daarbij onderzoeken we tevens of de inkomsten alsnog belast moeten worden en/of er sprake is van schenking c.q. een erfenis. We vragen dus uitdrukkelijk naar de herkomst van het geld.
[…]
Belgische TAK verzekeringen
Het is bekend dat de spaarders eind 2009 in België drie mogelijkheden hadden: contant opnemen, inkeren in Nederland of een TAK-verzekering afsluiten.
[volgt zwartgemaakte tekst]
Soorten TAK-verzekeringen
Er zijn verschillende TAK-verzekeringen bekend o.a.:
• TAK 21: hierbij is het kapitaal gewaarborgd en is sprake van een spaar/beleggingsproduct;
• TAK 23: is een levensverzekering gekoppeld aan een beleggingsfonds, zonder kapitaal waarborg;
• TAK 26: is een beleggingsvorm in een spaarverzekering met garantie en een vaste looptijd;
• TAK 44: een combinatie van TAK 21 (zekerheid) en TAK 23 (risico).”
Ter zitting hebben partijen bevestigd dat deze feiten niet worden betwist en ook het Hof zal van deze feiten uitgaan. Hetzelfde heeft te gelden voor hetgeen is opgenomen onder rechtsoverweging 13 van de uitspraak van de rechtbank:
“13. Partijen zijn het erover eens dat ingeval eiseres gelijk krijgt, de navorderingsaanslagen verminderd dienen te worden tot de volgende bedragen:
-De navorderingsaanslag ib/pvv 2008 tot een bedrag van € 283,
-De navorderingsaanslag ib/pvv 2009 tot een bedrag van € 143, en
-De navorderingsaanslagen ib/pvv 2010 tot en met 2018 tot nihil.”
Het Hof heeft nog de volgende aanvulling.
Bij zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de inspecteur de onder 1.5 vermelde verminderingsbeschikking voor het jaar 2018 gevoegd. Naar aanleiding van het “Kerstarrest” van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963 (https://pzz.to/click?uid=92743&referrer=https%3A%2F%2Fwww.hetrechtenstudentje.nl%2Fjurisprudentie%2Fbelastingrecht%2Feclinlhr20211963-hoge-raad-biedt-rechtsherstel-en-belast-werkelijke-rendement-box-3-voor-2017-en-2018-in-strijd-met-het-evrm%2F&target_url=http%3A%2F%2Fdeeplink.rechtspraak.nl%2Fuitspraak%3Fid%3DECLI%3ANL%3AHR%3A2021%3A1963&text=ECLI%3ANL%3AHR%3A2021%3A1963), heeft de inspecteur het box 3 inkomen voor dit jaar verminderd. Hierbij is het EFP ten onrechte meegenomen als spaartegoed in plaats van belegging of overig vermogen, met als gevolg dat er een te grote vermindering is verleend, aldus de inspecteur. De inspecteur heeft toegezegd hier voor het jaar 2018 geen gevolgen aan te verbinden.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is, evenals in eerste aanleg, in geschil is of de waarde van het EFP terecht in box 3 in aanmerking is genomen.