Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5464, BK 11-00333

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5464, BK 11-00333

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 juli 2013
Datum publicatie
25 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:5464
Formele relaties
Zaaknummer
BK 11-00333

Inhoudsindicatie

In hoger beroep is in geschil:

1e. of er sprake was van een nieuw feit dat de oplegging van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2004 rechtvaardigde;

2e. of het perceel een aanhorigheid van de eigen woning van belanghebbende is.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

Nummers 11/00333, 11/00342 en 11/00344

uitspraakdatum: 2 juli 2013

op het hoger beroep van

de Inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

en het voorwaardelijke incidentele hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 oktober 2011, nummers AWB 10/1946, AWB 10/1947 en AWB 10/1948, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur en

op het hoger beroep van

tegen voormelde de uitspraak.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000].H27) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.113 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.353. Tevens heeft de Inspecteur belanghebbende bij beschikking € 1.938 aan heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 augustus 2010 de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.2

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000].H47) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.960 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 30.450. Tevens heeft de Inspecteur belanghebbende bij beschikking € 1.672 aan heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 augustus 2010 de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [000.00.000].H56) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.410 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 39.862. Tevens heeft de Inspecteur belanghebbende bij beschikking € 911 aan heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 augustus 2010 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.410, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 32.490. Voorts heeft de Inspecteur bij de uitspraak op bezwaar de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd tot € 881.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de onder 1.1 tot en met 1.3 vermelde uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 3 oktober 2011 nrs. AWB 10/1946 tot en met AWB 10/1948, de beroepen tegen de onder 1.1 en 1.3 vermelde uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard, het beroep tegen de onder 1.2 vermelde uitspraak gegrond verklaard en de onder 1.2 vermelde uitspraak op bezwaar, de navorderingaanslag IB/PVV voor het jaar 2004 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaken betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [A], alsmede mr. [B] en [C]namens de Inspecteur.

1.7

De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is directeur van [D] B.V. en Hotel-Café-Restaurant [E] B.V., van welke vennootschappen hij tevens (middellijk) aandeelhouder is.

2.2.

Op 26 juni 1998 heeft Hotel-Café-Restaurant [E] B.V. aan belanghebbende onroerende zaken geleverd. In de leveringsakte staat onder meer:

"Verkoper heeft blijkens een met koper aangegane koopovereenkomst, welke overeenkomst niet eerder schriftelijk is vastgelegd en waarvan de inhoud in deze akte wordt opgenomen, aan koper verkocht en (…) levert op grond daarvan hierbij aan koper, die blijkens voormelde overeenkomst van verkoper heeft gekocht en hierbij in eigendom aanvaardt:

de woonboerderij met verdere opstallen,

plaatselijk bekend [a-straat] 8 te [0000 XX] [Z], met tuin, erf, zwembad, tennisbaan en weiland, bekend ten kadaster gemeente [Z]

sectie A nummers:

  -[0001], groot een hectare zesentachtig are zestig centiare (1.86.60 hectare),

  -[0002], groot twaalf are tien centiare (12.10 are)

  -[0003], groot vier are tweeënveertig centiare (4.42 are), en

-[0004], groot elf are (11 are),

alsmede behoorlijk op het terrein afgebakende aaneengesloten gedeelten van de percelen bekend ten kadaster gemeente en sectie alsvoren,

nummer [0005] en [0006]".

2.3

In zijn aangiften IB/PVV voor 2002, 2004 en 2005 heeft belanghebbende de onder 2.2 vermelde woonboerderij aangemerkt als eigen woning in de zin van artikel 3.111, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

2.4

Bij de regeling van de onder 1.1 en 1.2. genoemde navorderingsaanslagen heeft de Inspecteur de waarde van het onder 2.2. vermelde perceel grond, kadastraal bekend gemeente [Z], sectie A, nummer [0001], groot 1.86.60 hectare (hierna: het perceel) gerekend tot de rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet IB 2001). Bij de uitspraak op het bezwaar tegen de onder 1.3 genoemde aanslag heeft de Inspecteur de waarde van het perceel eveneens tot de rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet IB 2001 gerekend.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In hoger beroep is in geschil:

1e. of er sprake was van een nieuw feit dat de oplegging van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2004 rechtvaardigde;

2e. of het perceel een aanhorigheid van de eigen woning van belanghebbende is.

3.2

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd wat is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de onder 1.1 en 1.3 vermelde uitspraken op bezwaar, vernietiging van deze uitspraken op bezwaar en vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor 2002 en de aanslag IB/PVV voor 2005 tot belastingaanslagen, berekend overeenkomstig de aangiften voor die jaren. Verder concludeert belanghebbende tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de onder 1.2 vermelde uitspraak op bezwaar, dan wel, mocht het Hof oordelen dat er sprake was van een nieuw feit dat de oplegging van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2004 rechtvaardigde, tot vernietiging van deze uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de onder 1.2 vermelde uitspraak op bezwaar en vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor 2004 tot een belastingaanslag, berekend overeenkomstig de voor dat jaar ingediende aangifte.

3.6

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de onder 1.2 vermelde uitspraak op bezwaar, bevestiging van deze uitspraak op bezwaar en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de onder 1.1 en 1.3 vermelde uitspraken op bezwaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing