Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7696, 200.100.787

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7696, 200.100.787

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 oktober 2013
Datum publicatie
28 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:7696
Formele relaties
Zaaknummer
200.100.787

Inhoudsindicatie

Mocht Ontvanger schorsende werking van een

ingesteld verzet op voet van artikel 17 Iw negeren en tot tenuitvoerlegging van de dwangbevelen overgaan?

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.100.787

(zaaknummer rechtbank Utrecht 283742)

arrest van de eerste kamer van 15 oktober 2013

in de zaak van

de Ontvanger van de Belastingdienst Utrecht-Gooi,

zetelend te Utrecht,

appellant in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

hierna: de Ontvanger,

advocaat: mr. E.E. Schipper,

tegen:

Mr. P.C. van As, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Reclame & Zo B.V.,

kantoorhoudende te Nieuwegein,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

hierna: de curator,

advocaat: mr. L.C. de Jager.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 7 juli 2010 en 14 september 2011 die de rechtbank Utrecht tussen de Ontvanger als geopposeerde en de curator als opposant heeft gewezen. Het vonnis van 14 september 2011 is gepubliceerd onder LJN BT7282.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 december 2011,

- de conclusie van eis in hoger beroep,

- de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep,

- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep,

- een akte houdende overlegging productie aan de zijde van de curator,

- een antwoordakte.

2.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten

3.1

De Ontvanger heeft over het jaar 2009 diverse naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonheffing opgelegd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Reclame & Zo B.V. (hierna: R&Z).

3.2

Op 3 juni 2009, 14 augustus 2009, 11 november 2009 en 20 januari 2010 heeft de Ontvanger terzake van deze aanslagen dwangbevelen uitgevaardigd.

3.3

Op 14 augustus 2009 heeft de Ontvanger beslag gelegd op grond van twee op 3 juni 2009 uitgevaardigde dwangbevelen.

3.4

In het beslagexploot van 14 augustus 2009 was een openbare verkoop op 23 september 2009 aangezegd. Op 8 september 2009 heeft een bespreking tussen de Ontvanger en R&Z plaatsgevonden en is overeengekomen dat de verkoopdatum zou worden opgeschort tot 15 oktober 2009 en dat R&Z op 6 oktober 2009 zou laten weten of zij haar belastingschuld geheel zou kunnen betalen dan wel gedeeltelijk, in welk geval zekerheden zouden moeten worden verstrekt.

3.5

De afspraak van 6 oktober 2009 werd, wegens verhindering aan de zijde van R&Z, uitgesteld tot 13 oktober 2009. Betaling bleek op dat moment niet mogelijk wegens gebrek aan liquide middelen, maar de verwachting aan de zijde van R&Z was dat een aantal facturen van R&Z op korte termijn zou worden betaald. De Ontvanger was vervolgens bereid om de openbare verkoop nogmaals uit te stellen.

3.6

De belastingschuld van R&Z liep op, zodat de Ontvanger in oktober en november 2009 andermaal naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonheffing heeft opgelegd. De totale belastingschuld bedroeg toen (nominaal) ongeveer € 180.000.

3.7

Op 26 november 2009 heeft de Ontvanger eenmaal beslag gelegd op grond van twee op 14 augustus 2009 uitgevaardigde dwangbevelen en eenmaal op grond van vier op 11 november 2009 uitgevaardigde dwangbevelen. Als verkoopdatum werd in beide exploten 27 januari 2010 aangezegd.

3.8

Op 8 en 9 december 2009 heeft R&Z schriftelijk verzocht om uitstel van betaling dan wel om een betalingsregeling. De Ontvanger heeft dit verzoek bij beschikking van 10 december 2009 afgewezen.

3.9

R&Z heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de directeur van de Belastingdienst. Na een hoorzitting op 7 januari 2010, waarbij R&Z haar beroep heeft kunnen toelichten, heeft de directeur van de Belastingdienst bij uitspraak van 11 januari 2010 het beroep afgewezen.

3.10

Vanaf 24 december 2009 heeft de Ontvanger wederom diverse naheffingsaanslagen loonheffing opgelegd. Op 20 januari 2010 heeft de Ontvanger op grond van vijf op diezelfde dag uitgevaardigde dwangbevelen beslag gelegd. Steeds is op dezelfde roerende zaken beslag gelegd.

3.11

De reeds aangezegde executieverkoop op 27 januari 2010 van de op 26 november 2009 beslagen roerende zaken is aangekondigd door middel van aanplakbiljetten en een advertentie.

3.12

Bij dagvaarding van 26 januari 2010 heeft R&Z verzet ingesteld tegen de executie van de dwangbevelen.

3.13

Op 27 januari 2010 heeft een openbare verkoop plaatsgevonden van de roerende zaken waarop de Ontvanger op 26 november 2009 het eerste beslag had gelegd, en mede voor de naheffingsaanslagen waarvoor op 26 november 2009 en 20 januari 2010 cumulatief beslag was gelegd. De twee aanslagen waarvoor op 14 augustus 2009 beslag was gelegd, waren in september 2009 voldaan.

3.14

Op 2 februari 2010 is R&Z op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard.

3.15

Na faillissement bedroeg de openstaande belastingschuld een bedrag van (nominaal) € 272.970.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep

5 Slotsom

6 De beslissing