Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4827, 14-00676 t-m 14-00685
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4827, 14-00676 t-m 14-00685
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 juni 2015
- Datum publicatie
- 3 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:4827
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2014:3746, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:85
- Zaaknummer
- 14-00676 t-m 14-00685
Inhoudsindicatie
Partijen houden verdeeld de hierna vermelde geschilpunten:
- de gevolgen die moeten worden verbonden aan de te late indiening door de Inspecteur van het verweerschrift en het nader stuk;
- de gevolgen die moeten worden verbonden aan het inbrengen van een niet geanonimiseerde uitspraak van de rechtbank Den Haag;
- is het unierechtelijk evenredigheidsbeginsel van toepassing en zo ja, is dit beginsel geschonden omdat de Inspecteur de navorderingsaanslagen niet voortvarend zou hebben vastgesteld;
- of de Inspecteur kan volstaan met het aannemelijk van het bedrag aan genoten obligatierente en/of de Inspecteur tekortschiet gelet op de op hem rustende bewijslast;
- het door de Rechtbank ten onrechte als geschilpunt duiden van het in rekening brengen van heffingsrente.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 14/00676 tot en met 14/00685
uitspraakdatum: 30 juni 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2014, nummers AWB 13/5598, 13/5999, 13/5601, 13/6225, 13/6230, 13/6231, 13/6233, 13/6235, 13/6240 en 13/6241, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de jaren 1998 tot en met 2005 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen, respectievelijk belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (hierna ook: rendementsgrondslag) voor de jaren 2001 tot en met 2005, zoals weergegeven in het hierna opgenomen overzicht. (Voor laatstbedoelde jaren is het belastbare inkomen uit werk en woning gerelateerd aan de primitieve aanslagen ongewijzigd gebleven.) Tevens is daarbij bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht de bedragen welke eveneens hierna zijn vermeld. Voorts zijn aan belanghebbende voor de jaren 1999 en 2000 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd. Ook ten aanzien van deze aanslagen is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht naar de hierna vermelde bedragen.
BK |
Middel, jaar |
Belastbaar inkomen; rendementsgrondslag; belastbaar vermogen |
Heffingsrente |
14-00676 |
Inkomstenbelasting 1998 |
ƒ 264.829 |
ƒ 30.970 |
14-00677 |
Inkomstenbelasting 1999 |
ƒ 286.054 |
ƒ 29.657 |
14-00678 |
Inkomstenbelasting 2000 |
ƒ 304.339 |
ƒ 24.255 |
14-00679 |
Inkomstenbelasting 2001 |
€ 1.546.138 |
€ 4.919 |
14-00680 |
Inkomstenbelasting 2002 |
€ 1.298.636 |
€ 3.690 |
14-00681 |
Inkomstenbelasting 2003 |
€ 1.191.252 |
€ 2.959 |
14-00682 |
Inkomstenbelasting 2004 |
€ 1.554.226 |
€ 3.372 |
14-00683 |
Inkomstenbelasting 2005 |
€ 2.133.518 |
€ 3.496 |
14-00684 |
Vermogensbelasting 1999 |
ƒ 2.362.000 |
€ 2.753 |
14-00685 |
Vermogensbelasting 2000 |
ƒ 2.083.000 |
€ 2.174 |
Bij uitspraak op bezwaar van 26 juli 2013 heeft de Inspecteur de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2005, VB 1999 en 2000 en de daarbij vastgestelde beschikkingen heffingsrente ongegrond verklaard.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 augustus 2013 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 1998 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van fl. 209.640. De beschikking heffingsrente is daarbij verminderd tot fl. 17.825.
Bij uitspraken op bezwaar van 23 augustus 2013 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslagen IB/PVV 1999 en 2000 verminderd tot aanslagen die zijn berekend naar belastbare inkomens van respectievelijk fl. 230.834 en fl. 274.467. De beschikkingen heffingsrente zijn daarbij verminderd tot respectievelijk fl. 16.617 en fl. 10.091.
Belanghebbende heeft bij brieven van 14 september 2013, ontvangen door de Rechtbank op 17 september 2013, beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van 23 augustus 2013. Bij brieven van 9 oktober 2013, ontvangen door de Rechtbank op 10 oktober 2013, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van 26 juli 2013.
De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen bij uitspraak van 19 juni 2014 ongegrond verklaard
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft nadien met dagtekening van 7 mei 2015, ontvangen op 11 mei 2015, nog een nader schrijven aan het Hof doen toekomen.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is rekeninghouder van een privé/effectenrekening bij de [de a-bank] te [C] (Zwitserland). In de aangiften IB/PVV respectievelijk VB voor de onderhavige jaren heeft belanghebbende deze bankrekening niet als inkomens- en/of vermogensbestanddeel aangegeven.
Bij gezamenlijke brief, gedateerd 6 april 2009, aan de Belastingdienst/Zuid-West, kantoor Breda hebben belanghebbende en zijn broer [D] aangegeven dat zij ieder over een rekening beschikken bij [de a-bank] en dat zij gebruik willen maken van de inkeerregeling. Bij brief van 9 juli 2009 heeft de gemachtigde van belanghebbende en diens broer informatie over de banksaldi bij [de a-bank] verstrekt.
Bij brief van 28 juli 2009 heeft de Belastingdienst, kantoor Breda, de ontvangst van de Verklaring Vrijwillige Verbetering Buitenlands Vermogen bevestigd. In deze brief is toegezegd dat de competente inspecteur contact zal opnemen.
Bij brief van 26 oktober 2009 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om nadere informatie te verstrekken.
Bij brief van 12 november 2009 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om akkoord te gaan met een verlenging van de termijn tot 1 juli 2010 voor het opleggen van navorderingsaanslagen met betrekking tot de belastingjaren 1997 en 2004. Deze brief is daarna met een akkoordverklaring van belanghebbende retour ontvangen door de Inspecteur.
Bij brief van 16 december 2009 heeft belanghebbende nadere informatie aan de Inspecteur verstrekt. Deze informatie heeft belanghebbende aangevuld bij brief van 16 juli 2010. De bijlagen bij deze brief vermelden overzichten van de jaarlijkse opbrengsten, de buitenlandse bronbelasting, rente en bankkosten voor de jaren 2000-2008.
Met dagtekening 19 juli 2010 heeft de Inspecteur een vaststellingsovereenkomst aan belanghebbende verzonden. Daarin heeft de Inspecteur voorgesteld om de na te vorderen IB/PVV voor de jaren 1997 tot en met 2007 en VB voor de jaren 1998 tot en met 2000 op te nemen in één navorderingsaanslag over het jaar 2007. De Inspecteur heeft belanghebbende verzocht om deze overeenkomst ondertekend te retourneren. Dit verzoek heeft hij herhaald op 19 augustus 2010.
Bij brief van 25 augustus 2010 heeft belanghebbende aan de Inspecteur laten weten dat hij geen afstand wil doen van de mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift, dat er zijns inziens over 1997 niet meer kan worden nagevorderd en dat er een vergissing is gemaakt bij de berekening van het inkomen met betrekking tot de jaren 1998 tot en met 2000.
Bij brief van 12 oktober 2010 heeft de Inspecteur voorgesteld om de nog vast te stellen navorderingsaanslag 2007, zoals bedoeld in de vaststellingsovereenkomst, te verminderen met de inkomstenbelasting en de heffingsrente over 1997 en de vermogensbelasting met de heffingsrente 1998.
Met dagtekening 31 december 2010 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslagen IB/PVV 1998 en VB 1999 aan belanghebbende opgelegd.
Bij brief van 15 februari 2011 heeft belanghebbende aan de Inspecteur meegedeeld dat hij niet akkoord gaat met de vaststellingsovereenkomst en heeft hij de Inspecteur verzocht om per jaar een navorderingsaanslag op te leggen.
Bij brief van 17 februari 2011 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een herinnering gezonden met het verzoek de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen en te retourneren. Deze brief is door belanghebbende op 19 februari 2011 ongetekend retour gezonden met de handgeschreven mededeling dat de vaststellingsovereenkomst voor hem niet acceptabel is.
De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 31 maart 2011 de overige, thans in geschil zijnde, navorderingsaanslagen IB/PVV en VB aan belanghebbende opgelegd.
De rechtbank Den Haag heeft met betrekking tot de broer van belanghebbende bij uitspraken van 27 februari 2014, zaaknummers SGR 13/7605, SGR 13/6708 tot en met SGR 13/7610, SGR 13/7612 tot en met SGR 13/7615 en SGR 13/7618 tot en met SGR 13/7620, ECLI:NL:RBDHA:2014:2670, de beroepen ongegrond verklaard.
De belastingplichtige in die zaken heeft tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld. Het Hof Den Haag heeft bij uitspraak van 25 februari 2015, nummers BK-14/00322 tot en met BK-14/00332, ECLI:NL:GHDHA:2015:389, de hoger beroepen ongegrond verklaard en de uitspraken van de rechtbank bevestigd. De belastingplichtige heeft daartegen beroep in cassatie ingesteld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Partijen houden verdeeld de hierna vermelde geschilpunten:
- -
-
de gevolgen die moeten worden verbonden aan de te late indiening door de Inspecteur van het verweerschrift en het nader stuk;
- -
-
de gevolgen die moeten worden verbonden aan het inbrengen van een niet geanonimiseerde uitspraak van de rechtbank Den Haag;
- -
-
is het unierechtelijk evenredigheidsbeginsel van toepassing en zo ja, is dit beginsel geschonden omdat de Inspecteur de navorderingsaanslagen niet voortvarend zou hebben vastgesteld;
- -
-
of de Inspecteur kan volstaan met het aannemelijk van het bedrag aan genoten obligatierente en/of de Inspecteur tekortschiet gelet op de op hem rustende bewijslast;
- -
-
het door de Rechtbank ten onrechte als geschilpunt duiden van het in rekening brengen van heffingsrente.
Verder heeft belanghebbende het Hof verzocht de onderhavige hoger beroepen aan te houden.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen. Subsidiair tot vermindering van het belastbare inkomen over de jaren 1998, 1999 en 2000 met een bedrag gelijk aan het equivalent in euro´s van 3.250 US dollar.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.