Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7134, 15/00038
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7134, 15/00038
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 september 2015
- Datum publicatie
- 2 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:7134
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:176, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00038
Inhoudsindicatie
Wet woz. Bezwaar. Schending hoorplicht? Plaats van hoorzitting. In woning.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00038
uitspraakdatum: 22 september 2015
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Bronckhorst (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 januari 2015, nummer AWB 14/4788, in het geding tussen de heffingsambtenaar en
de erven van [X] te [Z] (hierna: belanghebbenden)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 1 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2013 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2014 vastgesteld op € 338.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2014 (OZB) vastgesteld.
Op het bezwaarschrift van belanghebbenden heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 276.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 januari 2015 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, en de heffingsambtenaar opgedragen opnieuw uitspraken op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbenden hebben een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbenden dr. ir. [A] en dr. [B] , alsmede de heffingsambtenaar in de persoon van [C] .
De gemachtigde van belanghebbenden heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Dr. ir. [A] , werkzaam bij [D] , heeft namens belanghebbenden een bezwaarschrift ingediend tegen de WOZ-beschikking 2014. In dit bezwaarschrift is onder meer het volgende opgenomen:
“14. Hoormogelijkheid:
Gemachtigde verzoekt, op grond van de machtiging, door de gemeente Bronckhorst in persoon te worden gehoord indien en voordat dit bezwaarschrift geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen/ongegrond wordt verklaard.”
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 16 mei 2014 onder andere het volgende geschreven:
“U hebt verzocht om voor de uitspraak op bezwaar te worden gehoord. Tegelijk met de inpandige opname vindt de hoorzitting plaats.
(deze werkwijze heeft als juridische grondslag de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ->, ECLI:NL:GHARL:2014:236 van 14-01-2014, 13/00485).
U (en uw cliënt) worden daarbij in de gelegenheid gesteld aanvullende grieven naar voren te brengen.
De inpandige opname en hoorzitting vinden plaats op :
Dinsdag 3 juni 2014 tussen 08.00 – 09.00 uur.”
Bij brief van 20 mei 2014 heeft de gemachtigde van belanghebbenden als volgt gereageerd:
“(…) ik ga niet akkoord met de inhoud van uw brief.
(…)
Belanghebbende verleent aan de gemeente toestemming voor een taxatie door de gemeente.
U kunt in onderling overleg met belanghebbende daar een afspraak voor maken over datum en tijdstip.
Belanghebbende stelt echter niet haar onroerende zaak ter beschikking voor het houden van een hoorzitting omdat een vigerende rechtsgrond daartoe ontbreekt.”
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 26 mei 2014, verzonden op 27 mei 2014, onder andere het volgende geschreven:
“Met uw brief van 20 mei 2014 geeft u aan het niet eens te zijn met de door mij, namens de
taxateur, geplande hoorzitting en inpandige opname inzake de onroerende zaak [a-straat] 1 te
[Z] .
Zoals de Hoge Raad heeft besloten met de uitspraak van 15 mei 2009
(ECLI:NL:HR:2009:BI3751) bepaald [sic] de heffingsambtenaar de plaats en tijdstip van een
hoorzitting. U en uw cliënt zijn hiervoor met mijn brief van 16 mei 2014 uitgenodigd.
De reden van de inpandige opname is mede gelegen in de opmerkingen die u zelf in uw
bezwaarschrift noemt, zoals de onlogische indeling van het object, aanwezigheid van
asbest in het dakbeschot en de situatie op de zolder. De gemeentelijk taxateur wil de
opname in het kader van een goede afhandeling van uw bezwaar combineren met een
hoorzitting.
Uiteraard krijgt u en/of cliënt ruim de gelegenheid uw standpunten toe te lichten, deze
worden dan meegewogen bij de uiteindelijke beslissing op uw bezwaar. Dit is naar mijn
mening een efficiënte werkwijze.
Uw opmerking dat ik met uw cliënt een afspraak kan maken voor een taxatie, kan ik
overigens niet plaatsen. Die afspraak heb ik immers gemaakt met mijn brief van 16 mei
2014 aan u en uw cliënt inzake de hoorzitting en inpandige opname.
Uw reactie is dan ook geen reden mijn standpunt in deze te wijzigen.
De aangekondigde hoorzitting en inpandige opname op dinsdag 3 juni 2014 vinden dan
ook doorgang zoals gepland. U bent daarvoor reeds uitgenodigd.
Voor de volledigheid wijs ik u er op dat volgens artikel 50 van de Algemene wet inzake
Rijksbelastingen - dat ingevolge artikel 30 van de Wet WOZ van toepassing is voor het
bepalen van de WOZ-waarde - is bepaald dat degene die een gebouw of grond in gebruik
heeft verplicht is desgevraagd toegang te verlenen aan een door de heffingsambtenaar
aangewezen deskundige (dat is in dit geval de taxateur).”
Bij brief van 1 juni 2014 heeft de gemachtigde van belanghebbenden als volgt gereageerd:
“Belanghebbende gaat niet akkoord met de door u bepaalde dan wel voorgestelde, naar
belanghebbende begrijpt, onlosmakelijke combinatie van inpandige opname en hoorzitting.
Uw verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2009:BI3751) omtrent de
bepaling door de heffingsambtenaar van tijd en plaats van een hoorzitting kan u niet baten.
Immers, een bestuursorgaan kan, naar maatschappelijke opvatting dan wel naar
rechtsopvatting, slechts een plaats voor een hoorzitting aanwijzen indien dat bestuursorgaan
met betrekking tot die beoogde plaats van hoorzitting, de betreffende beschikkingsbevoegdheid dan wel de betreffende zeggenschap dan wel de betreffende toestemming voor het betreffende feitelijk gebruik heeft verkregen.
De gemeente Bronckhorst heeft niet de betreffende beschikkingsbevoegdheid dan wel de
betreffende zeggenschap dan wel de betreffende toestemming tot het betreffende feitelijk
gebruik met betrekking tot de onroerende zaak van belanghebbende, gelegen aan [a-straat] 1
te [Z] , voor het houden van een dergelijke hoorzitting.
Immers, belanghebbende heeft in het geheel geen toestemming verleend voor het houden van
een hoorzitting op het opgemelde adres.
Belanghebbende heeft de behartiging van haar belangen ter zake aan een gemachtigde en
eventuele deskundige(n) overgedragen omdat zij van opvatting is dat zij de benodigde
deskundigheid ter zake ontbeert en zelf dus niets ter zake naar voren heeft te brengen dan wel
heeft toe te voegen.
Belanghebbende is, onder meer, op grond van bovenstaande van opvatting dat de door u
aangekondigde onlosmakelijke combinatie van inpandige opname en hoorzitting op de door u
eenzijdig bepaalde datum van 3 juni 2014 om 08:00 uur ’s morgens geen doorgang kan vinden.
Een dergelijk afspraak voor 3 juni 2014 om 08:00 uur op het adres [a-straat] 1 te [Z]
bestaat naar de opvatting van belanghebbende dus helemaal niet.
Het heeft, naar de opvatting van belanghebbende, dan ook geen zin dat u zich op bovengenoemde datum en tijdstip op bovengenoemd adres meldt.
Belanghebbende verleent (vanzelfsprekend) aan de gemeente Bronckhorst wel toestemming
voor een inpandige opname waarvoor nog, in onderling overleg tussen belanghebbende en
gemeente, een voor beiden passende afspraak omtrent datum en tijd kan worden gemaakt.
Belanghebbende zal tijdens die inpandige opname geen vragen van de taxateur of van anderen van de gemeente Bronckhorst beantwoorden, immers, belanghebbende is van opvatting dat zij de benodigde deskundigheid ter zake ontbeert en dat zij daarom een gemachtigde en eventuele deskundige(n) heeft ingeschakeld en zelf dus niets ter zake naar voren heeft te brengen dan wel heeft toe te voegen.
De laatste alinea van uw brief omtrent, onder meer, art. 50 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, is voor belanghebbende onbegrijpelijk.
Immers, er is in mijn vorige brief aan u reeds toestemming met betrekking tot het uitvoeren
van een inpandige opname door de gemeente verleend en wel op een nog nader, in onderling
overleg tussen belanghebbende en gemeente, vast te stellen datum en tijd.
Belanghebbende ziet daarom uit naar uw voorstellen omtrent een passende datum en tijd voor
een inpandige opname.
Ik zie als gemachtigde uit naar uw voorstellen omtrent een passende datum en tijd voor de
hoorzitting op een plaats anders dan de onroerende zaak van belanghebbende en waarvoor de
gemeente direct contact met mij als gemachtigde kan opnemen omdat ik de belangen van
belanghebbende ter zake behartig.”
De inpandige opname alsmede de hoorzitting hebben niet plaatsgevonden.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar heeft gehandeld in strijd met de wettelijke bepalingen inzake de hoorplicht.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden.
De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag ontkennend, belanghebbenden bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en bevestiging van de uitspraken op bezwaar.
Belanghebbenden concluderen tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.