Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7651, 14/00983 en 14/00984
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7651, 14/00983 en 14/00984
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2015
- Datum publicatie
- 23 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:7651
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2014:4787, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1159
- Zaaknummer
- 14/00983 en 14/00984
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Afwaardering vordering. Onzakelijke lening?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 14/00983 en 14/00984
uitspraakdatum: 13 oktober 2015
nummer /
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 juli 2014, nummers AWB 13/4321 en AWB 13/4322, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd over het jaar 2009, berekend naar een belastbaar bedrag van € 686.508. Tevens is bij beschikking € 12.627 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd over het jaar 2010, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.786.354. Tevens is bij beschikking € 7.588 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen en beschikkingen heffingsrente. De Inspecteur heeft de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 31 juli 2014 de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2015 te Arnhem. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door [A] (directeur) en [B] (accountant), bijgestaan door de gemachtigden mr. [C] en mr. [D] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [E] en [F] .
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, welke aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Per 30 juli 2009 is [G] B.V. (hierna: [G] ) de enige aandeelhoudster van belanghebbende. Op 7 juli 2009 heeft belanghebbende alle aandelen in [H] B.V. (hierna: [H] ) verkregen van [I] B.V. (hierna: [I] ). [I] had de aandelen [H] op 3 januari 2008 overgenomen van [J] B.V. Met ingang van 1 oktober 2009 vormen belanghebbende en [H] een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
[G] is tevens voor 46% aandeelhoudster in [I] . [I] heeft 100% van de aandelen in [K] B.V. (hierna: [K] ), welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhoudster is van [L] B.V., [M] B.V. (hierna: [M] ) en [N] B.V. (hierna: [N] ).
De genoemde vennootschappen, met uitzondering van [L] B.V., houden zich direct of indirect bezig met arbeidsbemiddeling, re-integratie, personeelsbeheer en aanverwante activiteiten op het gebied van arbeid en gezondheid.
Op 4 maart 2008 heeft [H] een lening van € 1.500.000 verstrekt aan [K] en [M] . Deze lening is door tussenkomst van [I] verstrekt, in die zin dat [H] het bedrag aan [I] heeft betaald en dat [I] het bedrag aan [K] en [M] heeft betaald. Op 2 juni 2008 is een schriftelijke kredietovereenkomst van geldlening opgesteld ter zake van deze geldverstrekking (hierna: de lening). De rente op de lening bedroeg 7%. Er zijn geen zekerheden gevraagd of gesteld en er is geen aflossingsschema opgesteld.
Op het moment van verstrekking van de lening was zowel het eigen vermogen van [K] als het eigen vermogen van [M] negatief. Hun beider resultaten waren ook negatief. [a-bank] heeft per 4 maart 2008 een gewijzigde kredietovereenkomst met [K] en [M] gesloten. Daarbij is de omvang van de tot dat moment bestaande kredietfaciliteit verminderd van € 1.900.000 naar € 1.700.000. Voorts zijn door de bank, naast een achterstelling van de vordering van [H] , als aanvullende zekerheden bedongen: borgstelling van € 200.000 door [I] en een pandrecht op vorderingen op de Staat inzake de schadeclaim uit hoofde van de inburgeringstrajecten.
[K] en [M] zijn op 2 december 2008 failliet verklaard; [I] op 2 maart 2010. [N] B.V. heeft haar activiteiten op 2 december 2008 gestaakt en is [in] 2010 failliet verklaard.
Op de lening van [H] aan [K] en [M] is een bedrag van € 345.754 afgelost. Belanghebbende heeft voor 2009 en 2010 aangifte Vpb gedaan. Zij heeft in elk van beide jaren 50% van € 1.154.246 (de hoofdsom van de lening van [H] aan [K] en [M] (€ 1.500.000) minus de aflossing à € 345.754), oftewel € 577.123 per jaar, als afwaardering van die vordering ten laste gebracht van haar fiscale resultaat.
In het Gecombineerd Faillissementsverslag van 3 maart 2009 met betrekking tot [K] en [M] is vermeld dat het geconsolideerde resultaat van beide vennootschappen in 2007 € 2.702.558 negatief was. Verder heeft de curator – voor zover hier van belang – in dit verslag het volgende geschreven:
“1.7 Oorzaak faillissement:
Het onderzoek naar de precieze oorzaken van het faillissement is nog gaande. Afgaande op van de directie verkregen informatie, heeft de curator vooralsnog de indruk dat door de problemen in de inburgerings- en reïntegratie markt (welke ten dele lange voorfinancieringstrajecten voor [M] met zich brachten) de kostenstructuur (met name gelet op het aantal personeelsleden en het grote aantal vestigingen) van [M] niet (meer) paste bij de door [M] gerealiseerde omzetten.
Op basis van de thans aan de curator bekende gegevens verkeerde de [M] Groep eind 2007 al in de problemen. (...)
Vordering van bank(en)
Huisbankier van [M] en [K] was [a-bank] N.V. Door [a-bank] is aan [M] en [K] onder hoofdelijke aansprakelijkheid een krediet in rekening-courant verstrekt van maximaal € 1.500.000. Het krediet was per datum faillissement opgezegd en uit dien hoofde had de bank een opeisbare vordering van circa € 801.997,77. (...)
Beschrijving zekerheden
Tot zekerheid voor de betalingsverplichtingen uit hoofde van het krediet zijn (door [K] en [M] ) de volgende zekerheden aan [a-bank] verstrekt:
- hoofdelijke aansprakelijkheid;
- Verpanding voorraden, inventaris en vorderingen op derden;
- Saldo- en rentecompensatie met betrekking tot de door [M] en [K] bij de bank
gehouden rekeningen;
- Bankborgtocht van [I] (...)”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende de afwaardering van de vordering in 2009 en 2010 ten laste van haar winst kan brengen.
Belanghebbende stelt zich, kort en zakelijk weergegeven, op het standpunt dat de lening onder zodanige (zakelijke) voorwaarden is verstrekt dat terecht en tot een juist bedrag is afgewaardeerd ten laste van de winst.
De Inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan op de zitting is toegevoegd, is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, en tot het opleggen van aanslagen conform de door hem ingediende aangiften. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.