Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1155, 12/00441
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1155, 12/00441
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 februari 2016
- Datum publicatie
- 26 februari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:1155
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2012:1376, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2955
- Zaaknummer
- 12/00441
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Inkomsten uit seksclub. Omkering en verzwaring bewijslast wegens ontbreken vereiste aangifte. Redelijke schatting.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00441
uitspraakdatum: 16 februari 2016
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 juni 2012, nummer AWB 10/3984,
in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 125.000. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag in rekening gebracht van € 5.681. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 1.134.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de boete- en heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 juni 2012 ongegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar inzake de boetebeschikking vernietigd en de boete verminderd tot een bedrag van € 907.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
De onderzoeken ter zitting hebben plaatsgevonden op 17 januari 2013, 3 april 2014 en 22 oktober 2015 te Arnhem. Ter zitting van 17 januari 2013 zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] en [C] namens de Inspecteur. Ter zitting van 3 april 2014 zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de Inspecteur [B] en mr. drs. [D] . Na afloop van de zitting van 3 april 2014 is het Hof tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest en is het onderzoek heropend. Vervolgens heeft op 22 oktober 2015 voor de derde maal het onderzoek ter zitting te Arnhem plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [E] en door drs. [F] , en namens de Inspecteur [B] , bijgestaan door mr. [G] .
De Inspecteur heeft ter zitting op 22 oktober 2015 een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt. Een kopie van het proces-verbaal van de zitting van 22 oktober 2015 is aan deze uitspraak gehecht. Kopieën van de processen-verbaal van de zittingen van 17 januari 2013 en 3 april 2014 zijn op 23 januari 2013 respectievelijk 15 mei 2014 naar partijen gezonden.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, geboren [in] 1957 en gehuwd met [H] , is door de Inspecteur uitgenodigd om vóór 1 april 2003 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2002 te doen.
Met dagtekening 30 maart 2004 heeft belanghebbende, na daartoe te zijn aangemaand, het door hem ondertekende aangiftebiljet naar de Belastingdienst/Ondernemingen Almelo gezonden. Hierin heeft hij zijn telefoonnummer vermeld en aangekruist dat hij heel 2002 was gehuwd. Ook heeft hij de naam van zijn fiscale partner, haar geboortedatum en sofinummer vermeld. Inkomsten heeft hij niet aangegeven. De aangifte is door belanghebbende ondertekend.
Op 20 juli 2004 is door een financieel deskundige van de politie Twente een proces-verbaal opgemaakt. Hierin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Rol [X]
Uit de diverse verklaringen, afgelegd door [KK] en de prostituees (…) blijkt dat [X] eigenlijk degene is die de touwtjes in handen heeft. Hij heeft de feitelijke leiding. Dit moge blijken uit de volgende zinsneden:
Pag Naam gehoorde Verklaring
Dossier
019 [J] [X] is de baas van de seksclub
021 [K] Toen ik in [L] begon te werken moest ik € 450 betalen aan [X] . Dat geld was bestemd voor papieren om te mogen werken. [X] vertelde dat ik zonder problemen kon werken in [L] .
023 [M] De klant betaalt voor een half uur € 60. Hiervan is € 27 voor mij; en € 33 voor [X] … en …. Ik betaal € 20 huur per week aan [X] , Ik woon namelijk aan de [a-straat] te [N]
027 [O] De baas van [L] is [X]
029 [P] is de baas
032 [Q] [X] is de baas van [L]
034 [R] Toen ik bij [L] aankwam ben ik met de eigenaar [X] naar de vreemdelingenpolitie geweest om mijn papieren in orde te maken zodat ik, volgens [X] , zonder problemen kon werken. Ik moest hem daarvoor € 700 of € 800 betalen.
036 [S] [X] is de baas. Ik heb [X] € 750 betaald. [X] betaalt de advocaat en de boekhouder.
038 [T] De baas van [L] is [X] . Toen ik de eerste keer hier kwam moest ik € 450 betalen aan [X] .
040 [U] Toen ik in [L] ging werken zijn afspraken gemaakt met [X] . Ik moest voor een inlegvel geld betalen aan [X] … en ……Verder betaalde ik 120 Euro in de maand aan [X]
042 [V] Ik moest daar € 750 voor betalen aan [X] , de baas van [L] …. en ….. Ik verdien per klant per half uur € 27. Dat is 50% De rest is voor mijn baas [X] . (…)
Toerekening
Uit het voorgaande is onder meer het volgende naar voren gekomen: (…)
- -
-
De bestuursleden die op papier als bestuurder staan ingeschreven hebben geen feitelijk invulling aan hun functie gegeven; zij hebben hun functie op verzoek van [X] als papieren zetbaas uitgeoefend;
- -
-
De bestuurder, secretaris, die bij de opheffing van de stichting is aangewezen als bewaarder van de administratie is onvindbaar; op het adres waar de stichting is ingeschreven, is vermoedelijk nooit enige administratie van de stichting bewaard;
- -
-
De feitelijke leiding van Stichting [W] lag bij [X] ;
- -
-
[X] is de persoon die het geld van de prostituees int.
- -
-
Uit alles blijkt dat er veel geld in de stichting is ingekomen. Volgens het handelsregister zijn er geen baten meer in de stichting. Dan moet wel geconcludeerd worden dat de ontvangen gelden aan de stichting zijn onttrokken. In casu kan dat slechts zijn gebeurd door de persoon/personen die het feitelijke beheer over de stichting hadden.
- -
-
Op grond van vorenstaande dient naar mijn mening geconcludeerd te worden dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dat door de stichting behaald is, zoals dat is vermeld in de ontnemingsrapportage, moet worden toegerekend aan [X] .”
De Inspecteur heeft in zijn aan belanghebbende gerichte brief van 1 september 2005 vragen gesteld over onder meer de ingediende aangifte en de betrokkenheid van belanghebbende bij Club [L] en stichting [Y] en [AA] . De Inspecteur heeft in deze brief erop gewezen dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan en dat bij een eventueel bezwaar en beroep dit tot omkering van de bewijslast zal leiden.
Belanghebbende heeft, ondanks een herinneringsbrief daartoe, de vragen niet beantwoord. Vervolgens heeft de Inspecteur de onderwerpelijke aanslag, berekend naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 125.000, aan belanghebbende opgelegd.
In zijn tegen deze aanslag gerichte bezwaarschrift heeft belanghebbende vermeld dat in verband met zijn faillissement de inkomsten uit arbeid voor het jaar 2002 € 15.640 hebben bedragen.
Tot het dossier behoort een op 1 oktober 2008 gedagtekend overzichtsproces-verbaal (hierna: OPV), opgemaakt door ambtenaren van de Belastingdienst/FIOD-ECD. Hierin wordt verslag gedaan van een strafrechtelijk onderzoek jegens - onder andere - belanghebbende. Onderzocht is onder meer of belanghebbende de aangifte IB/PVV voor het jaar 2002 opzettelijk onjuist heeft gedaan. De Officier van Justitie heeft op 3 juli 2009 toestemming gegeven het OPV te gebruiken voor de heffing en invordering van belasting.
In onderdeel 3.3 (blz. 8) en onderdeel 3.3.2.2 (blz. 9) van het OPV is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Onderstaand wordt gerelateerd over de Inkomstenbronnen van verdachte [X] gedurende de periode 2002 t/m 2005. (…) [X] was vanaf 2002 middels rechtspersoon [BB] BV en haar bestuurder Stichting [CC] betrokken bij de verhuur van het pand [a-straat] te [N] dat onder de naam [L] als seksclub in gebruik is. [X] was gedurende de (onderzoek)periode januari 2002 t/m 28 augustus 2003 (datum sluiting van de club) tevens betrokken bij de exploitatie van de seksclub [L] , [a-straat] te [N] . [X] werkte daar, hij haalde de dagopbrengst op, regelde de inschrijving van de dames die als prostituee werkzaam waren in club [L] bij de Kamer van koophandel en had hij contact met de politie inzake de verblijfsvergunningen. De seksclub werd geëxploiteerd door Stichting [W] waarvan onder meer verdachte [X] bestuurder was. In seksclub [L] werd tevens een horecagedeelte geëxploiteerd. De exploitatie van het horecagedeelte was vermoedelijk ondergebracht bij Stichting [AA] . Verdachte [X] was tevens bestuurder van Stichting [AA] . Daarnaast werden de appartementen in het pand [a-straat] te [N] (1e verdieping boven seksclub [L] ) verhuurd aan dames die als prostituee in seksclub [L] werkzaam waren. De appartementen werden vermoedelijk geëxploiteerd door Stichting [DD] en/of Stichting [AA] . [X] was als bestuurder betrokken bij zowel Stichting [DD] als Stichting [AA] . Daarnaast heeft [X] met zijn ondernemingen aannemerswerkzaamheden verricht, goederen geleverd en hieruit vermoedelijk inkomen gegenereerd. (…)
In de administratie van [X] werd een aanvraag C.A.R. verzekering op doorlopende basis voor Aannemersbedrijf [EE] , [b-straat] , [FF] aangetroffen. Onder punt 3, jaaromzet in de afgelopen twee jaren, staat vermeld: Jaaromzet 2002: € 100.000,--. Jaaromzet 2003: € 150.000,--. Onder punt 2 staat vermeld dat [GG] de directie voert en tevens dat doorgaans 2 personeelsleden in dienst zijn. Als algemeen bekend in de aannemersbranche kan worden gesteld dat 10% van de omzet als opbrengst wordt gecalculeerd, hetgeen betekent dat [X] in 2002 vermoedelijk € 10.000,-- winst heeft gemaakt. Dat [X] werkzaamheden heeft uitgevoerd met zijn aannemersbedrijf kan worden opgemaakt uit de onderstaande documenten: In de administratie van [X] werd een pakbon aangetroffen van [HH] BV gericht aan [EE] BV, [b-straat] te [FF] betrekking hebbende op de levering van 642 kg profiel. Tevens werd een vrachtbrief CMR d.d. 30- 10- 2002 betrekking hebbende op de aflevering van betonstaal te [II] , Duitsland”
In het OPV zijn verklaringen opgenomen die door verschillende personen zijn afgelegd. Voor zover van belang luiden deze als volgt:
[JJ] (blz. 24, 25, 26, 28, 29 en 32): “Die Mercedes had ik van [X] gekregen. Dat was in feite een beloning voor de werkzaamheden die ik deed in de club. [X] betaalde ook de brandstof voor de Mercedes. (…)
De stichting [W] was van [X] . (…)
[X] had de exploitatie van de club in handen, hij bleef als enige over. [X] runde de club. (…)
Ook toen ik grote sommen geld op verzoek van [X] bij de bank in [I] stortte, heb ik het niet over loon of andere verdiensten gehad. (…)
[X] nam de lijsten en het geld mee. Op de dagen dat ik zelf aanwezig was, vooral op vrijdag en zondag, haalde [X] de kassa leeg en nam vervolgens het geld en de lijst mee. (…) De opbrengsten van de parenavonden werden door mij in het kantoor gelegd. Dit geld werd ook door [X] meegenomen. De kamerhuur werd tot aan de sluiting in augustus 2003 op de computer bijgehouden. Dit gebeurde op de laptop die [X] in de club had neergezet. (…)
Er waren in elk geval twee speelautomaten. [X] heeft de automaten zelf gekocht. De opbrengst was ook voor [X] . (…)
In het verleden was de verdeling fifty/fifty tussen het meisje en de club. Ik weet dat deze percentages iets zijn gewijzigd. Deze tarieven zouden dus van 1 januari 2002 van toepassing kunnen zijn. Het onderste gedeelte van wat u mij laat zien (Hof: een handgeschreven tarievenlijst) herken ik als het handschrift van [X] . (…)
De inkomsten uit [L] waren voor [X] en niet voor mij.”
[KK] , vanaf december 2002 in [L] werkzaam, (blz. 43, 44, 45, 46): “Dat de meisjes, op het moment dat ze in club [L] begonnen te werken, € 1.000 aan [X] moesten betalen. (…)
Dat hij, ondanks het feit dat hij voorzitter is geweest, niet in het bezit is van administratie. Dat als er administratie is deze bij [X] moet liggen. Dat hij betwijfelt of er überhaupt wel administratie is. Dat [X] en [LL] geen enkel zicht hadden op de barinkomsten. Dat er niets werd bewaard. (…)
Dat door hem lijsten werden bijgehouden waarop de tijdsduur voor de kamerhuur en de consumpties die de dames hadden gebruikt werden vermeld. Dat hij nooit met de dames afrekende. Dat alleen [X] en [LL] dit deden. Dat deze werkwijze gedurende de gehele periode dat hij in club [L] heeft gewerkt zo is gebleven. (…) Dat ook andere personeelsleden geen bemoeienis met het afrekenen met de dames hadden. (…) Dat er in de beginperiode wel avonden waren waarop € 20.000 tot € 30.000 binnenkwam. Dat hij het verbazingwekkend vond dat hier in het geheel niets van werd bijgehouden. (…) Dat de opbrengst (Hof: omzet prostitutie) volledig voor [X] en [LL] was. (…)
Dat het geld (Hof: omzet, horeca, en gokkast) aan het eind van de avond werd opgehaald door [X] of [LL] . Dat deze werkwijze heeft plaatsgevonden tot het moment dat hij is gestopt in juli 2003.”
[MM] (blz. 46): “Dat het bedrijf [L] toebehoort aan de heer [X] en mevrouw [LL] . Dat de inkomsten van [L] naar de heer [X] en mevrouw [LL] gingen.(…)
Dat [X] in [L] de chef was en dat mevrouw [LL] ook een soort cheffin was.”
[NN] (blz. 48 en 49): “Dat [LL] hem heeft gevraagd of hij in club [L] wilde helpen. Dat dit was omdat [X] geopereerd moest worden en ze een personeelsprobleem hadden. Dat dit was in de zomer van 2002. Dat hij in totaal ongeveer 3 maanden in club [L] heeft gewerkt. (…) Dat hij barwerkzaamheden heeft verricht. (…)
Dat als hij werd afgelost hij de kassa niet telde. Dat als hij de club afsloot hij het geld in een tas in het kantoortje legde. Dat hij niet weet hoe het verder met het geld ging. Dat dit de volgende dag door [X] of [LL] werd opgehaald.”
[OO] (blz.54): “Dat Mevrouw [LL] daar (Hof: club [L] 2002-2003) werkte, zij heeft daar een tijd gewerkt. Dat zij volgens [OO] bedrijfsleidster/barkeepster was. Dat volgens hem [X] de baas was. (…)
[X] was de baas. Iedereen moest verantwoording af leggen aan [X] , ook [LL] . [LL] moest ook alles overleggen met [X] .”
[PP] (blz. 57): “Dat hij bij het aannemersbedrijf van [X] in loondienst is. Dat hij al bijna 18 jaar, met een onderbreking van een paar jaar, bij [X] werkt. Dat hij allerhande werkzaamheden verricht voor [X] . Dat hij netto € 320 in de week krijgt. Dat hij zijn salaris contant krijgt. (…) Dat hij vanaf 2002 altijd bij [X] in loondienst is geweest.”
Voorts is in het OPV het volgende vermeld:
“Verklaring verdachte 1, [X] (Hof: blz. 67): (…)
Vervolgens heeft verbalisant (…) het volgende voorgehouden:
Dat [X] in 2002 met Club [L] (…) een netto winst heeft behaald van minimaal € 646.600,--. Dat [X] in 2002 met zijn eenmanszaak een winst heeft behaald, uitgaande van 10% van zijn omzet ten bedrage van € 100.000, van minimaal € 10.000,--. Dat [BB] BV een resultaat ten bedrage van € 21.525,-- heeft ontvangen zijnde de huuropbrengst van het pand [a-straat] te [N] . Dat [LL] op haar naam twee spaarbankboekjes had bij de [a-bank] te [I] (Duitsland), waarvan [OO] gemachtigde was. Dat het saldo op rekening [00000] op 31 december 2002 € 372.665,40 bedroeg. Dat het saldo op rekening [00001] op 31 december 2002 € 162.392,76 bedroeg. Dat volgens een verklaring van [LL] dit geld van [L] , [X] , is. Dat volgens een verklaring van [OO] dit geld van [L] is.
Vraag verbalisanten: wat wilt u hierop verklaren?
Antwoord gehoorde: mooi dat die mensen zoveel geld hebben. Dat is hun probleem. Ze moeten maar met bewijzen komen. Ik heb bewijzen dat het niet zo is. (…)
Verklaring verdachte 4 [JJ] (Hof: blz. 75, 76 en 77): (…)
Dat de door haar in haar verklaring aangeduide “bewuste persoon” de persoon [X] betreft. Dat het geld wat zij op de bankrekening van de [a-bank] in [I] stortte opbrengsten betrof uit club [L] . Dat [X] haar vroeg het geld op de bankrekening van de [a-bank] te storten. Dat [X] haar bedragen meegaf van tien- twintig- of dertig duizend DM per keer. (…) Ik denk dat de stortingen doorgingen zolang ik bij [L] heb gewerkt, dat moet tot 2000 zijn geweest. Daarna is er een periode niets gebeurd. (…)
Noot verbalisanten: wij tonen gehoorde document D.7.5, zijnde een [a-bank] , rekeningnummer [00000] (…)
Vraag verbalisanten: wat wilt u over deze rekeningen vertellen?
Antwoord gehoorde: Dit zijn de spaarbankboekjes waarop ik het geld van de bewuste persoon stortte. (…) De stortingen en opnamen hadden allemaal betrekking op dezelfde bewuste persoon. Ik zie nu ook op rekening [00000] dat ik op 20 december 2001 de laatste storting heb gedaan. Op 25 september 2003 heb ik volgens het boekje nog en opname gedaan. Het saldo op het boekje van € 315.538,94 heb ik korte tijd later opgehaald en afgegeven aan de bewuste persoon. Het saldo van rekening [00001] van € 39.892,76 heb ik ook zeer korte tijd na de laatste opname van het boekje van 24 september 2003 opgehaald en afgegeven aan dezelfde bewuste persoon. (...)
Ik heb geen opgaaf gedaan aan de belastingdienst omdat het geld niet van mij was. (…) Ik heb hier aan meegewerkt omdat ik bepaalde gevoelens had voor die bewuste persoon die mij gevraagd heeft om het geld bij de [a-bank] in [I] te storten.(…)
[X] vroeg mij, ik denk dat dit in 1996 is geweest, om voor hem een bankrekening op mijn eigen naam te openen. Dit heb ik vervolgens gedaan bij de [a-bank] . Later heb ik nog een rekening op mijn naam voor [X] geopend bij de [a-bank] . (…) Ik wist ook dat het geld van [X] op deze manier buiten het zicht van andere mensen zou blijven. Het was voor mij duidelijk dat het zwart geld was.”
Blijkens het proces-verbaal van de jegens belanghebbende gehouden strafzitting op 28 april 2014 door de rechtbank Overijssel (zittingsplaats Almelo), heeft [JJ] - als getuige -, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“(…) Ik heb nooit een zakelijke relatie met [X] gehad. Mijn inkomsten genoot ik uit mijn bedrijf: [QQ] . (…) Op uw vraag of ik een spaarrekening bij de [a-bank] in Duitsland had zeg ik nee. Wel stonden er spaarrekeningen op mijn naam. (…) ik heb op verzoek van [X] de rekeningen geopend. Ik heb dat gewoon gedaan. Ik kon toen geen nee zeggen. (…) Er is op mijn naam ook een rekening bij de [b-bank] geopend. (…) Ik ben regelmatig bij de [a-bank] geweest. (…) Soms ging ik alleen en soms samen met [X] . Ik moest dan geld storten. (…) Het geld dat ik bij de bank stortte kreeg ik van [X] . (…) Alles deed ik op verzoek van [X] . (…) De verdiensten van [QQ] werden niet op de rekening bij de [a-bank] gezet. Het geld dat op deze rekening werd gestort was van [X] . Volgens mij was het geld van [L] . (…) Wel heb ik € 240.00,00 in opdracht van [X] overgemaakt aan [RR] . (…) [RR] had niets met de spaarrekening te maken. Hij was wel gemachtigd. Ik heb geen idee waarom [RR] gemachtigd was. Waarom [X] niet gemachtigd was, weet ik niet. De verklaring die ik bij de FIOD heb afgelegd dat als mij wat zou overkomen [RR] bij het geld kon en hij wist dat het geld naar [X] moest klopt. (…) Ik weet niet waarom ik op 22 juni 2004 anders heb verklaard dan in een eerdere verklaring. Ik weet niet waarom ik dat gedaan heb. Ik heb eerst gezegd dat het geld van mij was. Ik wist dat dat niet klopte.”
Ter zelfder zitting heeft [OO] – als getuige – voor zover van belang, de volgende verklaring afgelegd:
“Ik ken mevrouw [LL] als zo’n 25 jaar. Tot 10 jaar geleden woonden we samen. (…) Ik denk dat ze achter de bar stond en dat ze betaald werd door [X] . (…) Wat de rekeningen bij de [a-bank] betreft: deze staan op naam van [LL] . Mijn naam staat er ook op. (…) Ik denk dat geld op de rekening van [L] afkomstig was. Waar moest het anders vandaan komen. (…) Ik heb € 10.000,00, met goedkeuring van [LL] , laten overmaken naar mijn dochter voor een buikcorrectie. Ik heb daar nooit met [X] over gesproken. (…) Ik kan me niet herinneren of [X] gezegd heeft dat het van [L] was. Ik heb geen idee waarom ik dat destijds zo stellig heb verklaard (…)”
Belanghebbende is op 27 april 2012 door de strafkamer van de rechtbank Almelo, onder meer voor het doen van een onjuiste aangifte IB/PVV 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Hiertegen heeft belanghebbende hoger beroep aangetekend. De strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn arrest van 16 december 2013 overwogen dat niet is gebleken dat aan verdachte ter zitting van de rechtbank Almelo op 4 en 16 april 2012 de gelegenheid is gegeven om gebruik te maken van het laatste woord, zodat het onderzoek in eerste aanleg aan nietigheid lijdt. Vervolgens heeft het hof de zaak naar de rechtbank Overijssel, locatie Almelo teruggewezen om het onderzoek ter terechtzitting opnieuw een aanvang te laten nemen. Deze rechtbank heeft na het onderzoek ter openbare terechtzittingen van 28 april 2014 en 21 oktober 2014 op 4 november 2014 vonnis gewezen. Belanghebbende is daarbij voor onder meer het doen van een onjuiste aangifte IB/PVV 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Voormelde rechtbank heeft in haar vonnis (onderdeel 8.1) onder meer het volgende overwogen:
“Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door de opbrengsten van zijn seksclub [L] en andere bedrijven te verzwijgen voor de Belastingdienst. Hij stalde deze opbrengsten buiten het zicht van de Belastingdienst, via anderen, op een tweetal Duitse bankrekeningen en betaalde met die opbrengsten het verkapte loon, bestaande uit etentjes, kleding, een keuken en sieraden van zijn mede-exploitant [LL] . (…) Verdachte heeft geldstromen aan het zicht van de Belastingdienst willen onttrekken door het opzetten van een woud aan stichtingen met steeds wisselende bestuurders die niet of nauwelijks wisten waarom ze als zodanig moesten optreden. Telkens was het verdachte die op de achtergrond de touwtjes in handen had.”
Tegen het strafvonnis van de rechtbank Overijssel heeft belanghebbende hoger beroep aangetekend.
Alhoewel de Inspecteur de onderwerpelijke aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 125.000 heeft opgelegd, volgt uit het onderhavige dossier dat hij op grond van het nadien gestarte strafrechtelijke onderzoek van mening is dat deze aanslag in feite te laag is vastgesteld. In zijn bij de Rechtbank ingediende verweerschrift heeft de Inspecteur aangegeven dat het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2002 eigenlijk op € 658.832 had dienen te worden vastgesteld. Kort samengevat is dit bedrag als volgt berekend:
a. inkomsten uit aannemerswerkzaamheden € 10.000
b. exploitatie sexclub [L] : horeca € 286.181
c. exploitatie sexclub [L] : bordeel € 331.751
d. exploitatie sexclub [L] : verhuur appartementen € 22.500
e. exploitatie sexclub [L] : gokkasten € 8.400
De in 2.15 onder b. genoemde horeca-inkomsten heeft de Inspecteur als volgt berekend:
Omzet: 43 klanten per dag, maal 360 dagen, maal € 20 besteding per klant = € 309.600
Inkoopwaarde 100/1322, maal € 309.600 = € 23.419
Theoretische opbrengst € 286.181
Ter ondersteuning van de 43 klanten per dag verwijst de Inspecteur naar verklaringen van [KK] , bevestigd door [JJ] (gemiddeld 42 klanten per dag) en [NN] (44 klanten per dag). De brutowinst van 1.322 percent, waarbij de inkoopprijzen overeenstemmen met inkoopfacturen van drankleveranciers, is als volgt berekend:
Artikel |
Inkoop per flesje/vat in € |
Aantal glazen per fles/vat |
Inkoop per glas in € |
Verkoopprijs per flesje/glas in € |
Brutowinst in € |
Brutowinst % |
Cham Dor (piccolo) |
0,50 |
12,-- |
11,50 |
2300% |
||
Bier |
80,25 |
220 |
0,3648 |
3,-- |
2,6352 |
723 % |
Coca cola (Fris) |
1,91 |
6 |
0,3183 |
3,-- |
2.6817 |
842% |
Gemiddeld % |
1322% |
De in 2.15 onder c. genoemde bordeelinkomsten heeft de Inspecteur als volgt berekend:
Opbrengst huur volgens jaarstukken en kasboekjes van elf prostituees € 167.751
Theoretische betaalde huur overige prostituees € 485.660
Totaal ontvangen huur kamers en faciliteiten € 653.411
Kosten € 893,50 x 360 dagen € 321.660
Netto opbrengst bordeelgedeelte € 331.751
Van elf prostituees zijn jaarstukken en kasboekjes voor het jaar 2002 aangetroffen. Hieruit bleek een gemiddelde weekomzet van € 1.280 per prostituee. Gemiddeld genomen werd 55% (€ 704) afgedragen aan de seksclub/belanghebbende. In totaal derhalve € 167.751. Vervolgens werd op basis van inschrijvingen in het Handelsregister dan wel volgens de uit de controles van de zedenpolitie blijkende gegevens (zie bijlagen 63 tot en met 99 bij het verweerschrift ingediend bij de Rechtbank) bepaald welke overige dames gedurende (een deel van) het jaar 2002 als prostituee in [L] hebben gewerkt. Rekening houdend met de gemiddelde weekomzet en het afdrachtpercentage (het percentage van de omzet dat dient te worden afgedragen aan [L] ) heeft de Inspecteur de bordeelomzet van overige prostituees (dan de elf met jaarstukken en kasboekjes) berekend op € 485.660. De kosten zijn gebaseerd op een handgeschreven notitie (bijlage 100 bij het verweerschrift ingediend bij de Rechtbank) aan de hand van waarschijnlijk belanghebbende.
De in 2.15. onder d. genoemde verhuurinkomsten (dit betreft de verhuur van woonruimte aan de prostituees) heeft de Inspecteur als volgt berekend:
Opbrengsten volgens jaarstukken en kasboekjes van elf prostituees € 7.850
Theoretische opbrengst appartementen overige prostituees € 14.650
Totale opbrengst appartementen € 22.500
De in 2.15. onder e. genoemde opbrengsten gokkasten heeft de Inspecteur als volgt berekend: 12 x € 700 = € 8.400.
Ter onderbouwing van deze berekening heeft de Inspecteur verwezen naar een verklaring van [KK] (bladzijde 45 van het OVP) die de opbrengst per maand heeft geschat op een bedrag tussen de € 400 en € 1.000.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de onderhavige aanslag IB/PVV tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Daarbij is onder meer aan de orde de vraag of de bewijslast te dezen dient te worden omgekeerd en verzwaard vanwege de omstandigheid dat de vereiste aangifte niet door belanghebbende is gedaan.
Belanghebbende is van mening dat de aanslag te hoog is vastgesteld en dat de Inspecteur zich niet kan beroepen op omkering en verzwaring van de bewijslast.
De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zittingen toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.
Belanghebbende concludeert kort gezegd tot vermindering van de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.640. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.