Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2482, 15/00400
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2482, 15/00400
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 maart 2016
- Datum publicatie
- 8 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:2482
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2820
- Zaaknummer
- 15/00400
Inhoudsindicatie
Hondenbelasting. Discriminatie?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00400
uitspraakdatum: 30 maart 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 maart 2015, nummer AWB 14/2721, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Wierden (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag hondenbelasting opgelegd voor twee honden van € 114 (tweemaal € 57).
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 maart 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [A] namens de heffingsambtenaar.
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is woonachtig in de gemeente Wierden en is houder van twee honden.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de heffing van hondenbelasting in strijd is met bepalingen van nationaal en internationaal recht. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de heffing van hondenbelasting op enigerlei wijze discriminatoir is.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de uitspraak van de Hoge Raad van 18 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:917) buiten beschouwing moet worden gelaten. De Hoge Raad is ten onrechte ervan uitgegaan dat alleen honden grote vervuilers zijn en andere dieren in mindere mate of niet. Belanghebbende wijst op de foto’s die hij met zijn nadere stuk heeft ingebracht. Er is sprake van ongelijke behandeling. De artikelen 93 en 94 van de Grondwet staan toetsing van nationale bepalingen aan internationaal recht toe. De bevoegdheid om een gemeentelijke verordening te maken, vloeit voort uit artikel 127 van de Grondwet, niet uit artikel 226 van de Gemeentewet. Artikel 226 van de Gemeentewet is in strijd met artikel 1 van de Grondwet, met artikel 26 van het IVBPR en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM. Artikel 226 van de Gemeentewet zegt niets over de vervuiling van de wegen door honden. Deze bepaling kent geen bestemmingsdoel. Dat alleen honden de wegen vervuilen, is niet waar. De overlast van bijvoorbeeld paarden is groot. De gemeente ruimt geen hondenpoep op en maakt geen kosten ten behoeve van honden. 287 van de 408 gemeenten heffen hondenbelasting. Het is niet terecht dat hondenbezitters in de eerstbedoelde gemeenten meer moeten bijdragen aan de algemene middelen en daardoor worden benadeeld. Door het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet krijgen burgers geen eerlijk proces en wordt wettelijke discriminatie gecreëerd. Groot-Brittannië, Frankrijk en Spanje hebben de hondenbelasting ook afgeschaft. Dat hondenbezitters in 121 gemeenten geen hondenbelasting hoeven te betalen, levert ook discriminatie op. Alle burgers in Nederland moeten gelijk worden behandeld.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 18 oktober 2013 op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de aanslag hondenbelasting.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.