Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9544, 15/00750
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9544, 15/00750
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 november 2016
- Datum publicatie
- 2 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:9544
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2015:2401, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00750
Inhoudsindicatie
Huurrecht woning gerekend tot ondernemingsvermogen. In geval van een niet-zelfstandige werkkamer is aftrek van huurderslasten als kosten van gas, water en elektriciteit, niet mogelijk.
Belanghebbende mag op grond van opgewekt vertrouwen ook het aandeel van zijn partner in het huurrecht van de woning activeren.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 15/00750
uitspraakdatum: 29 november 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 mei 2015, nummer LEE 13/3051, in het geding tussen de Inspecteur en belanghebbende
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.796. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag vergoed van € 11.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 6.492 en de heffingsrente dienovereenkomstig aangepast.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 7 mei 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.040.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende beantwoord.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2016. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede mr. [A] , bijgestaan door [B] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegestuurd.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van een lopende procedure bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 12 augustus 2016 arrest gewezen (nummer 15/01994, ECLI:NL:HR:2016:1899; hierna: het arrest van 12 augustus 2016). Partijen hebben naar aanleiding van dit arrest nadere stukken ingediend. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Het Hof heeft het onderzoek gesloten en uitspraak aangekondigd.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende woont ongehuwd samen met [C] (hierna: de partner) in een door hen beiden gehuurde woning aan de [a-straat] 10 te [Z] (hierna: de woning). Het huurcontract van de woning is ingegaan op 2 juli 2009 De woning is gehuurd van de Stichting WoonFriesland. In het huurcontract worden belanghebbende en zijn partner zowel afzonderlijk als gezamenlijk als huurder aangeduid. De huur van de woning bedraagt € 512,76 per maand. De WOZ-waarde van de woning bedraagt voor het belastingjaar 2009 € 100.000.
Belanghebbende drijft sinds 1 januari 2008 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [D] (hierna: de onderneming). De activiteiten van deze eenmanszaak bestaan uit het ontwikkelen van software en internetapplicaties. De onderneming wordt met name vanuit een werkruimte in de woning gedreven. De woning werd in het onderhavige jaar (2009) voor 28% voor zakelijke doeleinden gebruikt.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2009 aangifte gedaan van een winst uit onderneming (voor aftrek van zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling) van € 8.019. Het belastbare inkomen uit werk en woning bedroeg volgens deze aangifte: € 8.019 (winst) - € 11.321 (zelfstandigenaftrek) + € 346 (MKB-winstvrijstelling) + € 12.185 (WWB uitkering) - € 433 (persoonsgebonden aftrek voorafgaande jaren) = € 8.796. Met dagtekening 10 mei 2012 is de aanslag IB/PVV overeenkomstig de aangifte opgelegd.
Op 11 mei 2012 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag. In bezwaar heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat het huurrecht van de woning als ondernemingsvermogen moet worden aangemerkt. Dit heeft volgens belanghebbende tot gevolg dat de huurlasten van de woning aftrekbaar zijn en dat daartegenover een bijtelling op basis van het eigenwoningforfait voor ondernemerswoningen moet worden toegepast.
Bij brief van 15 mei 2012 heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat het huurrecht als privé vermogen is aangemerkt en dat niet kan worden teruggekomen op de eerdere keuze hiervoor.
Bij brief van 18 mei 2012 heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat hij in ieder geval vanaf 1 juli 2009 een nieuwe keuzemogelijkheid heeft om het huurrecht als ondernemingsvermogen te etiketteren.
Bij brief van 15 juni 2012 heeft belanghebbende het huurcontract aan de Inspecteur overgelegd. Tevens heeft belanghebbende in deze brief gemeld dat hij de rekenhulp op de website van de Belastingdienst heeft geraadpleegd, maar dat deze rekenhulp niet langer functioneerde nadat belanghebbende had ingevoerd dat hij niet in gemeenschap van goederen is gehuwd was met zijn medehuurder.
Bij brief van 6 december 2012 informeert de Inspecteur belanghebbende als volgt:“Naar aanleiding van uw bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2009, heb ik vragen gesteld aan de regionale kennisgroep IB over het activeren van een huurrecht. Deze vragen zijn later overgenomen door de landelijke kennisgroep. Mijn vraag en het antwoord daarop zijn als volgt:Activering van een huurrecht:Samenwonend: huurcontract staat op naam van belanghebbende en zijn partner. Partner is geen onderneemster.(…)Totaal zakelijk = 13m2 + 16m2 = 29m2 (is ook 28% van het totaal).Hoe wordt de uitwerking indien hij administratief splitst? Mag hij in dat geval uitgaan van 28% van de kosten voor de huur?? Of wordt die verdeling toch anders nu het huurcontract op naam beide partners staat??Hoe wordt de uitwerking indien hij kiest voor activering van het huurrecht? Kan hij dan de helft of het geheel activeren?? Moet hij ingeval van de helft dan uitgaan van 50% van de kosten van huur onder bijtelling van 50% de helft van het woningforfait??Antwoord:In je vraag geef je aan dat er 28% van het pand als zakelijk kan worden aangemerkt. Als de ondernemer administratief wil splitsen dan mag hij 28% van de totale huur als kosten aanmerken.Als de ondernemer het huurrecht als ondernemingsvermogen wil aanmerken dan kan hij de helft van dit recht activeren. De andere helft is immers van zijn partner. Hij moet 50% van de totale huur als kosten aanmerken met een correctie van 50% van het bruto eigenwoningforfait. Dat geeft zijn aandeel in de huur voor het zakelijke deel aan. De andere helft van het zakelijke deel (onder)huurt hij van zijn partner. Hij “betaalt” hiervoor het zelfde bedrag als het bedrag dat hij per saldo voor zijn eigen helft ten laste van het resultaat heeft gebracht. De partner moet dit bedrag als ROW (ter beschikking stellen van vermogen aan een verbonden persoon) aangeven. De kosten voor de partner zijn hiervoor de helft van de huur onder correctie van een bedrag dat gelijk is aan de totale huur verminderd met het bruto eigenwoningforfait. Dit leidt voor de ondernemer tot een kostenpost van een bedrag dat gelijk is aan de totale huur verminderd met het bruto eigenwoningforfait. Voor de partner is het resultaat 0.VoorbeeldWOZ waarde pand € 200.000; bruto eigenwoningforfait 1,4% oftewel € 2.800 (tekst 2012); huur € 6.000.voor de ondernemer geldt:- kosten voor zijn deel van de huur: ½ totale huursom € 3.000 minus ½ ewforfait € 1.400; voor zakelijk deel € 1.600kosten voor het deel zakelijk deel dat hij onderhuurt van partner € 1.600- totaal € 3.200 (of totale huur € 6.000 minus totale ewforfait € 2.800!!)voor de partner geldt:- ontvangen huur van de van de ondernemer € 1.600- kosten voor dit deel: ½ totale huur minus ½ ewforfait oftewel € 1.600- per saldo een resultaat van € 0.Deze uitwerking is voorgelegd aan het landelijk overleg IB winst en akkoord bevonden. Graag ontvang ik van u een nieuwe berekening van u van de kosten van huisvesting uitgaand van bovenstaand voorbeeld.Voor de overige in aanmerking te nemen kosten verwijs ik u naar de internet site van de belastingdienst in de rubriek “Zakelijk” het hoofdstuk “Ondernemen”. U vindt daar uitleg over welke kosten zakelijk geheel, beperkt of niet aftrekbaar zijn. Met betrekking tot de energiekosten verwijs ik u naar de “Landelijke Landbouwnormen” welke u vindt in het hoofdstuk “Bijzondere Regelingen” onder “landbouw”. Daarin vindt u een uitleg over het voor privé gebruik in aanmerking ten nemen gedeelte van de energiekosten. Mogelijk biedt dit voor u een richtlijn.”
Bij brief van 20 december 2012 heeft belanghebbende op de hiervoor genoemde brief van de Inspecteur gereageerd. Hierin heeft belanghebbende een overzicht verstrekt van de over het tweede halfjaar van 2009 in aanmerking te nemen kosten met betrekking tot de gehuurde woning. Naast de huurlasten van € 3.085 heeft belanghebbende hierbij ook in die periode gemaakte overige lasten tot een bedrag van € 2.297 in aanmerking genomen.
Bij brief van 3 januari 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende erop gewezen dat artikel 3.19 van de Wet IB 2001 (hierna: de Wet) ervan uitgaat dat huurderslasten (gas, water, gebruikersdeel OZB enz.) niet afzonderlijk aftrekbaar zijn omdat deze huurderslasten niet in het forfait zijn verdisconteerd.
Vervolgens is nog enkele malen tussen belanghebbende en de Inspecteur gecorrespondeerd over de vraag of deze huurderslasten aftrekbaar zijn. Bij brief van 2 september 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende de motivering van de uitspraak op bezwaar doen toekomen. Hierbij is rekening gehouden met de volgende kosten en bijtelling over het tweede halfjaar van 2009: 100% van de huurlasten (€ 3.086), 28% van de kosten van gas, water en elektriciteit (€ 139) en 100% van het eigenwoningforfait (€ 650).
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gegaan. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 7 mei 2015 geoordeeld dat naast de kosten van gas, water en elektriciteit ook de overige kosten voor 28% in aftrek kunnen worden gebracht. De Rechtbank heeft vervolgens het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 6.040.
Bij brief van 12 juni 2015 heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld. Bij brief van 17 augustus 2015 heeft de Inspecteur het beroep gemotiveerd. Het Hof heeft belanghebbende bij brief van 21 augustus 2015 in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen en belanghebbende gewezen op de mogelijkheid binnen zes weken incidenteel beroep in te stellen. In de brief van het Hof is vermeld dat voor het instellen van hoger beroep geen uitstel kan worden verleend. Bij brief van 25 september 2015 heeft belanghebbende wegens - niet nader aangeduide - privé omstandigheden om uitstel voor indiening van het verweerschrift verzocht. Bij brief van 28 september 2015 heeft het Hof de termijn voor het indienen van een verweerschrift verlengd tot 30 oktober 2015. Bij brief van 6 oktober 2015, door het Hof ontvangen op 7 oktober 2015, heeft belanghebbende een verweerschrift ingediend, waarin tevens incidenteel hoger beroep is opgenomen.
Het standpunt van belanghebbende, het standpunt van de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar en het oordeel van de Rechtbank kunnen als volgt worden weergegeven (bedragen in €):
Baten en lasten woning (tweede halfjaar 2009) |
Belanghebbende |
Uitspraak bezwaar |
Rechtbank |
Huur |
3.086 |
3.086 |
3.085 |
Gemeente (228), Waterschap (110) en inboedelverzekering (30) |
368 |
0 |
104 |
Gas, water en elektriciteit |
495 |
139 |
139 |
Inrichtingskosten (o.a. behangen, schilderwerk) |
1.433 |
0 |
402 |
= Totaal kosten |
5.382 |
3.225 |
3.730 |
Eigenwoningforfait |
-650 |
-650 |
-650 |
Winstcorrectie |
4.730 |
2.575 |
3.080 |
Correctie MKB-winstvrijstelling (10,5%) |
-497 |
-271 |
-324 |
Inkomenscorrectie (negatief) |
-4.233 |
-2.304 |
-2.756 |
Jaarinkomen: |
|||
Inkomen werk en woning volgens aangifte |
8.796 |
8.796 |
8.796 |
Inkomenscorrectie (negatief) |
-4.233 |
-2.304 |
-2.756 |
= Vast te stellen inkomen uit werk en woning |
4.563 |
6.492 |
6.040 |
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de wijze waarop met de kosten van de door belanghebbende gehuurde woning rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van diens belastbare inkomen uit werk en woning.
Naar aanleiding van het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad van 12 augustus 2016 heeft de Inspecteur zijn standpunt dat de artikelen 3.16, 3.17 en 3.19 van de Wet met zich brengen dat in het geheel geen kostenaftrek ten aanzien van de woning mogelijk is omdat sprake is van een onzelfstandige werkruimte, laten vallen. Wel handhaaft de Inspecteur zijn in beroep ingenomen standpunt dat slechts 50% van de rechten uit het huurrecht tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende kan behoren, dat de aftrek van de huur beperkt moet worden tot 50% van de huur over het tweede halfjaar van 2009 (50% van € 3.085) en dat de bijtelling van het eigenwoningforfait 50% van € 1.300 bedraagt. Voor het aandeel in het huurrecht dat toekomt aan de partner van belanghebbende is volgens de Inspecteur, in afwijking van het eerder ingenomen standpunt, geen aftrek mogelijk. Ten slotte houdt de Inspecteur vast aan zijn ingenomen standpunt dat de overige kosten als huurderslasten moeten worden aangemerkt, waarvoor in het geheel geen aftrek mogelijk is.
Belanghebbende handhaaft in hoger beroep zijn eerder ingenomen standpunt dat door zijn keuze het huurrecht als ondernemingsvermogen te etiketteren, alle met de gehuurde woning samenhangende kosten over het tweede halfjaar van 2009 volledig in aftrek kunnen worden gebracht onder bijtelling van het volledige eigenwoningforfait over die periode. Daarnaast beroept belanghebbende zich op door de Inspecteur gewekt vertrouwen.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vaststelling van het belastbare inkomen uit werk en woning op € 6.492.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vaststelling van het belastbare inkomen uit werk en woning op € 4.563.