Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10850, 16/01477

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10850, 16/01477

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 december 2017
Datum publicatie
22 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:10850
Formele relaties
Zaaknummer
16/01477

Inhoudsindicatie

Accijns. Verwijzingsprocedure HR 25 november 2016, nr. 12/05757, ECLI:NL:HR:2016:2670. Proceskosten voor hoger beroep. Bijzondere omstandigheden?

Uitspraak

Belastingkamer

locatie Arnhem

nummer 16/01477

uitspraakdatum: 12 december 2017

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane/Kantoor Roosendaal (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 29 oktober 2007, nummer AWB 07/3276, ECLI:NL:RBBRE:2007:BB8343, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] B.V. gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding voor verwijzing

1.1.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het door haar over het tijdvak 1 juni 2007 tot en met 30 juni 2007 op aangifte voldane bedrag aan accijns.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 juli 2007 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 23 juli 2007, ontvangen bij de rechtbank Arnhem op 23 juli 2007, beroep ingesteld. De rechtbank Arnhem heeft de zaak ter behandeling verwezen naar de rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank).

1.4.

De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 oktober 2007 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, een teruggaaf van accijns verleend en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 322 en gelast dat de Staat vorengenoemd bedrag vergoedt alsmede het door belanghebbende in beroep betaalde griffierecht van € 285.

1.5.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof). Belanghebbende heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Het Hof heeft zich bij uitspraak van 30 juli 2008, zaak 07/00563, ECLI:NL:GHARN:2008:79, onbevoegd verklaard en de zaak ter verdere behandeling gezonden naar het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: Hof Den Bosch).

1.6.

Hof Den Bosch heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd (Hof Den Bosch 2 november 2012, nr. 08/00581, ECLI:NL:GHSHE:2012:BY3267). Voorts heeft het Hof Den Bosch de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende die zij in verband met het hoger beroep heeft moeten maken en deze vergoeding vastgesteld op € 1.311.

1.7.

Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van Hof Den Bosch. De Staatssecretaris van Financiën heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 25 november 2016, nr. 12/05757, ECLI:NL:HR:2016:2670, (hierna: het verwijzingsarrest) het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond verklaard, het incidenteel hoger beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond verklaard, de uitspraak van Hof Den Bosch vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de proceskostenveroordeling van de Inspecteur en het geding verwezen naar het Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest.

2 Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Partijen zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest in te dienen.

2.2.

De Inspecteur heeft een conclusie na verwijzing ingediend. Belanghebbende heeft niet gereageerd.

2.3.

Het onderzoek ter zitting in de verwijzingsprocedure heeft plaatsgevonden op 28 september 2017 te Arnhem. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [A] en [B] . Belanghebbende is niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekend schrijven van 13 juli 2017 uitgenodigd voor het bijwonen van de zitting op 28 september om 11.15 uur te Arnhem. Tot de stukken van het geding behoren een afschrift van deze uitnodiging, gericht aan het door belanghebbende opgegeven adres, alsmede de van Post.nl ontvangen handtekeningenretourkaart waaruit blijkt dat de uitnodiging op 15 juli 2017 aan belanghebbende is uitgereikt.

2.4.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

3 Tussen partijen vaststaande feiten

3.1.

Het Hof beschouwt de feiten zoals die onder 2.1 tot en met 2.15 in de uitspraak van Hof Den Bosch zijn vermeld als vaststaand.

4 Het verwijzingsarrest

5 Geschil in hoger beroep na verwijzing

6 Beoordeling van het geschil

7 Proceskosten

8 Beslissing