Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-09-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8427, 16/01104 en 16/01105
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-09-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8427, 16/01104 en 16/01105
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 september 2017
- Datum publicatie
- 6 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:8427
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:4882, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:173
- Zaaknummer
- 16/01104 en 16/01105
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Bezorger van dagbladen. ROW of dienstbetrekking?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 16/01104 en 16/01105
uitspraakdatum: 26 september 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 augustus 2017, nummers AWB 15/15/6703 en AWB 15/6704,
, in het geding tussen belanghebbende ende inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor De Haag (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.021. Bij beschikking is € 24 belastingrente berekend (kenmerk Hof: 16/01104).
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd, naar een bijdrage-inkomen van € 4.416 (kenmerk Hof: 16/01105).
Belanghebbende heeft tegen beide aanslagen tijdig bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente ongegrond verklaard. Er is geen uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de aanslag ZVW.
Belanghebbende is in beide zaken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). Met toestemming van de Inspecteur is het door belanghebbende tegen de aanslag ZVW ingediende bezwaarschrift aangemerkt als een (tijdig ingediend) rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag IB/PVV ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag ZVW eveneens ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft gedurende het gehele jaar 2013 dagbladen bezorgd voor [A] BV (hierna: [A] ) en [B] NV (hierna: [B] ). De werkzaamheden vonden dagelijks van maandag tot en met zaterdag plaats gedurende ongeveer twee en een half uur per dag. De te bezorgen dagbladen werden ‘s-morgens vroeg opgehaald bij de depothouder van de betreffende uitgever en dienden voor zeven uur te worden bezorgd.
Tot de gedingsstukken behoort een exemplaar van de “Voorwaarden Overeenkomst van opdracht [B1] ”, uitgegeven door [B2] , versie november 2006. Hierin is, voor zover voor dit geding van belang, het volgende vermeld:
“ Artikel 2 - Opdracht bezorgers1. De opdracht omvat:- Het (doen) (na)bezorgen van dagbladen of andere producten op door de opdrachtgever aangegeven adressen.- Het (doen) insteken on gelijktijdig met de hiervoor genoemde dagbladen (doen) bezorgen van door opdrachtgever geleverde bijlagen en folders.- Het huis-aan-huis (doen) verspreiden van dagbladen en overige producten.- Andere vergelijkbare opdrachten, zoals bijvoorbeeld het bij calamiteiten (doen) bezorgen van een informatie(nood)brief op door de opdrachtgever aangegeven adressen.2. De bezorgopdrachten inzake ochtendkranten dienen door de week vóór 7.00 uur te zijn beëindigd. Op zaterdag kan eventueel een afwijkend bezorgtijdstip gelden.3. De bezorgopdrachten inzake middagkranten dienen door de week vóór 18.00 uur te zijn beëindigd. Op zaterdag kan eventueel een afwijkend bezorgtijdstip gelden.4. De bezorgopdrachten inzake nabezorging dienen te zijn beëindigd yóór de tijdstippen zoals genoemd onder "aanvullende gegevens en bepalingen" in de overeenkomst van opdracht.5. In geval er ook op zondag wordt bezorgd (aangegeven in overeenkomst van opdracht) gelden er afwijkende tijdstippen welke in do overeenkomst moeten worden aangegeven.6. Wijzigingen in de te bezorgen adressen mogen slechts door opdrachtnemer worden doorgevoerd indien deze vermeld staan op de door opdrachtgever aangeleverde looplijst(en). Verzoeken tot wijziging van bezorgadres(sen) door derden mogen door opdrachtnemer niet worden geaccepteerd dan wet doorgevoerd.7. Bij problemen van welke aard dan ook, alsmede bij een eventueel tekort aan kranten, dient opdrachtnemer dan wet zijn vervanger direct contact op te nemen met zijn verdeelplaatsbeheerder of met de distributie afdeling Binnendienst van opdrachtgever.
(…)
Artikel 5 – Vervanging1. Opdrachtnemer is niet verplicht de opdrachten persoonlijk te verrichten en kan zich voor eigen rekening door anderen laten vervangen, dan wel laten bijstaan. Dit alles echter met dien verstande dat de bepalingen uit de Arbeidstijdenwet inzake tewerkstelling van jongeren en uit de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) nagevolgd dienen te worden.2. Indien opdrachtnemer wegens vakantie, ziekte of om welke reden dan ook tot het verrichten van zijn opdrachten niet in staat is, dient hij zelf te zorgen voor vervanging.3. In geval er sprake is van vervanging dan wel bijstand blijft opdrachtnemer zelf eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de overeengekomen opdracht.4. Opdrachtnemer zorgt er bovendien voor dat opdrachtgever direct of indirect op de hoogte wordt gesteld van de persoonlijke gegevens van de vervanger. Dit dient zo spoedig mogelijk te gebeuren, doch in elk geval ruim voordat de vervanger met de werkzaamheden is begonnen. Hiertoe dient de vervanger zich met zijn origineel, geldig en wettelijk goedgekeurd ID-bewijs tijdig te melden bij de betreffende verdeelplaatsbeheerder of rayonmanager.5. Opdrachtnemer machtigt opdrachtgever bij vervanging desgewenst zijn vervanger namens hem rechtstreeks uit te betalen. Deze rechtstreekse uitbetaling zal vervolgens in mindering worden gebracht op de vergoeding welke aan opdrachtnemer dient te worden uitbetaald.6. Indien de vervanging langer duurt dan vier weken, zal de overeenkomst van opdracht met opdrachtnemer door opdrachtgever worden ontbonden en zal een nieuwe overeenkomst van opdracht worden aangegaan met de vervanger of een andere persoon, tenzij er op dat moment zicht op is dat opdrachtnemer gezien de reden van de afwezigheid binnen redelijke termijn weer zelf in staat zal zijn de opdrachten uit te voeren. Bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht met de vervanger of een andere persoon geldt de aannameprocedure zoals hiervoor is beschreven. (…)”
Tot de gedingstukken behoort voorts een “Convenant Uitgeefsector” van 26 juni 2013 (hierna: het convenant). Hierin zijn afspraken tussen vertegenwoordigers van de uitgeefsector en van de Belastingdienst vastgelegd over de belastingheffing. Het convenant is op 1 juli 2013 in werking getreden en heeft onder andere betrekking op de fiscale behandeling van vergoedingen aan dagbladbezorgers. In het convenant is hierover, voor zover voor dit geding van belang, het volgende opgenomen.
“0 Inleiding(…)Indien in deze regeling wordt gesproken over opdrachtnemers dan worden daarmee alle functies binnen de distributieorganisatie bedoeld zoals: (…) (na)bezorger (…).(..)Indien schriftelijk contractueel is overeengekomen dat een opdrachtnemer het recht heeft zich voor het uitvoeren van de opdracht te laten vervangen door een derde dan wel dat de opdrachtnemer niet gehouden is de werkzaamheden persoonlijk te verrichten en de feiten en omstandigheden hiermee in overeenstemming zijn, is geen sprake van een arbeidsovereenkomst naar het burgerlijk recht (art. 7:610 Burgerlijk Wetboek, hierna BW) en zal voor de fiscale en sociale verzekeringsrechtelijke duiding steeds worden aangenomen dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking (zie hierna onder 1.3) dan wel van een overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW).Met betrekking tot de hiervoor genoemde functies binnen de distributieorganisatie hebben partijen vastgesteld dat met betrekking tot hetgeen schriftelijk is overeengekomen in de praktijk ook feitelijk wordt voldaan aan de begrippen vrijelijke vervanging en onverplichte persoonlijke arbeid.
(…)
Opdrachtnemers die met in het bezit zijn van een VAR WUO of VAR DGA verrichten de werkzaamheden niet in een privaatrechtelijke dienstbetrekking, als schriftelijk bepaald is dat zij zich vrijelijk kunnen laten vervangen en de feiten en omstandigheden hiermee in overeenstemming zijn. In dat geval ontbreekt de verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten en daarmede wordt aan een van de drie gestelde eisen voor de aanwezigheid van een privaatrechtelijke dienstbetrekking niet voldaan Met betrekking tot de hiervoor genoemde functies binnen de distributieorganisatie hebben partijen vastgesteld dat in de praktijk feitelijk wordt voldaan aan de begrippen vrijelijke vervanging en onverplichte persoonlijke arbeid.”
In het convenant is verder opgenomen dat indien inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden moeten worden aangemerkt, deze door middel van het “invoerprogramma IB-47” aan de Belastingdienst zullen worden doorgegeven.
Tot de gedingstukken behoort een “Convenant Dagbladen Distributie” van 4 december 2007 waarin vergelijkbare bepalingen als in het convenant uit 2013 zijn opgenomen.
[A] en [B] hebben aan de Inspecteur opgave gedaan van de aan belanghebbende in het jaar 2013 uitbetaalde bedragen. Het gaat om € 2.047 respectievelijk € 2.369.
Tot de gedingstukken behoort verder een brief van [C] (behorend tot [B] ) aan belanghebbende van januari 2015 waarin opgaaf wordt gedaan van de aan belanghebbende in het jaar 2014 uitbetaalde vergoeding. Hierin wordt opgemerkt:
“Het bedrag wat u in totaal aan bezorgvergoeding hebt ontvangen dient u in uw aangifte inkomstenbelasting 2014 te betrekken. Dit is dus inclusief de “kosten”. Op basis van wettelijke verplichtingen zijn wij gehouden deze gegevens aan de Belastingdienst te verstrekken. De door u daadwerkelijk gemaakte kosten voor deze werkzaamheden zijn zichtbaar (onbelaste uitbetaling) op de vergoedingenspecificaties die u van ons hebt ontvangen of terug kunt vinden op ons webportalBezoegers.nl. U zult kosten op basis van bewijsbare gegevens (nota’s) etc.) dienen te doen. Voor deze aftrek bent u dus zelf verantwoordelijk.Op het genoemde bedrag in deze jaaropgave zijn geen loonheffingen ingehouden, aangezien u niet in loondienst bent maar werkzaamheden verricht aan de hand van een Overeenkomst van Opdracht.”
Een jaaropgave over het jaar 2014 van [A] aan belanghebbende met dezelfde strekking (er sprake van opbrengsten uit overige werkzaamheden) behoort tot de gedingstukken.
Belanghebbende heeft aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.605. Hierin zijn voormelde bedragen niet begrepen. De Inspecteur heeft het aangegeven inkomen verhoogd met de som van beide bedragen (€ 4.416). Het belastbare inkomen uit werk en woning voor de heffing van IB/PVV is daarbij vastgesteld op € 7.021 en het bijdrage-inkomen voor de premie ZVW op € 4.416. De van [A] en [B] ontvangen bedragen zijn daarbij aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Belanghebbende en een aantal ander bezorgers hebben tegen [A] een civiele procedure aangespannen voor de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, waarbij zij gevorderd hebben voor recht te verklaren dat de eisers in dienstbetrekking staan of stonden tot [A] . Bij uitspraak van 18 april 2017, nr. 5567951, ECLI:NL:RBAMS:2017:5119, heeft deze rechtbank beslist dat belanghebbende niet in dienstbetrekking was bij [A] vanwege het ontbreken van de verplichting persoonlijk arbeid te verrichten.
3 Geschil
In geschil zijn de aanslagen IB/PVV en ZVW. Meer in het bijzonder is de kwalificatie van de van [A] en [B] (hierna: de uitgevers) afkomstige inkomsten in geschil.
Belanghebbende betoogt dat deze inkomsten moeten worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Dat een beloning wordt ontvangen voor de werkzaamheden als bezorger is niet in geschil. Volgens belanghebbende is sprake van een gezagsverhouding tussen hem en de uitgevers. Daarnaast is volgens belanghebbende sprake van een verplichting persoonlijk de betreffende arbeid te verrichten. Door de omstandigheden waaronder de werkzaamheden moeten worden verricht en de in zijn ogen zeer lage beloning daarvoor, is sprake van uitbuiting van de bezorgers. Op de inhoud van de geldende algemene voorwaarden van [B] heeft hij geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Uit die voorwaarden en ook in de praktijk blijkt in ieder geval dat de uitgevers instructies geven over de inhoud van het werk. Door de zeer lage beloning kan een bezorger - die volgens belanghebbende meestal in een zeer zwakke economische positie verkeert - het zich niet veroorloven ziek te zijn of vakantie te nemen en is daarom van vrije vervangbaarheid in werkelijkheid geen sprake. Het Hof dient volgens belanghebbende het geschil ook vanuit een ethisch oogpunt te beoordelen en dient daarom de zich in een zwakke positie bevindende bezorgers te beschermen tegen uitbuiting. Omdat sprake is van loon uit dienstbetrekking rust de verantwoordelijkheid voor het achterwege blijven van inhouding van loonheffing op de uitgevers en komt de Inspecteur niet het recht toe IB/PVV bij belanghebbende te heffen. Omdat sprake is van loon uit dienstbetrekking moet de aanslag ZVW vervallen. Daarnaast stelt belanghebbende dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden omdat hij wel wordt belast voor de genoten inkomsten, maar dat heffing bij de meeste collega’s achterwege blijft omdat de inkomsten door hen zwart worden ontvangen en de uitgevers die inkomsten niet doorgeven aan de Belastingdienst.
De Inspecteur betoogt dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. Van loon is volgens de Inspecteur geen sprake omdat belanghebbende niet verplicht is de werkzaamheden persoonlijk te verrichten. Hij wijst daarbij op de algemene voorwaarden van [B] en op hetgeen daarover in de convenanten is vastgelegd. Ook is volgens de Inspecteur geen sprake van de voor een dienstbetrekking noodzakelijke gezagsverhouding, omdat de instructiebevoegdheid van de uitgevers niet uitgaat boven de instructiebevoegdheid die in gevallen van een overeenkomst van opdracht aan de opdrachtgever toekomen.
Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van een fictieve dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4, lid 1, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 juncto artikel 2c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (gelijkgesteldenregeling) omdat niet aan de daarvoor geldende inkomenseis wordt voldaan.