Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8622, 17/00889
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8622, 17/00889
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 september 2018
- Datum publicatie
- 10 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:8622
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOVE:2017:3341, Overig
- Einduitspraak: ECLI:NL:GHARL:2019:3853
- Zaaknummer
- 17/00889
Inhoudsindicatie
Toeristenbelasting. Tussenuitspraak. Bewijsopdracht.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00889
uitspraakdatum: 25 september 2018
Tussenuitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Ommen (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 augustus 2017, nummer Awb 16/3018 in het geding tussen de heffingsambtenaar en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de jaren 2013, 2014 en 2015 aanslagen in de toeristenbelasting opgelegd.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd. Nadien heeft de heffingsambtenaar de aanslagen ambtshalve verminderd.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 augustus 2017 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar (Hof: bedoeld zal zijn: de uitspraken) vernietigd en beslist omtrent de vergoeding van het griffierecht. Andere beslissingen omtrent de aanslagen of de behandeling van de bezwaarschriften zijn in de uitspraak niet opgenomen.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaken betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2018 te Arnhem. Namens de heffingsambtenaar van de gemeente Ommen zijn verschenen [A] en [B] . De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij brief van 6 juni 2018, aangetekend verzonden aan het adres [a-straat 1] , [Z] , op de hoogte gesteld van plaats en tijdstip van de mondelinge behandeling en haar de gelegenheid geboden hierbij aanwezig te zijn. Blijkens de website van PostNL is deze brief op donderdag 7 juni om 14.15 uur aan het genoemde adres afgeleverd en is voor ontvangst daarvan getekend. Belanghebbende is evenwel niet ter zitting verschenen.
Het hoger beroep is gelijktijdig behandeld met de hoger beroepen in de zaken van [C] BV (rolnummer 17/00891) en van [D] (rolnummer 17/00890). De vertegenwoordiger van [C] BV heeft ter zitting verklaard dat belanghebbende hem heeft laten weten dat zij niet ter zitting aanwezig kan zijn, maar dat zij er geen bezwaar tegen heeft dat het hoger beroep in haar zaak, evenals bij de Rechtbank, tegelijk met de hoger beroepen in de zaken van [C] BV en van [D] wordt behandeld en dat zij er eveneens geen bezwaar tegen heeft dat van die behandeling één proces-verbaal wordt opgemaakt. Hij treedt echter niet op als vertegenwoordiger van belanghebbende.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en kopieën daarvan verstrekt aan het Hof.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert in de onderhavige jaren twaalf gemeubileerde stacaravans (hierna: de stacaravans) die zijn geplaatst op [E] te [F] , in de stukken overigens ook wel aangeduid als: de chalets. Het merendeel daarvan is langdurig verhuurd aan zogenoemde arbeidsmigranten. Op recreatieterreinen in de gemeente Ommen is permanente bewoning niet toegestaan.
De stacaravans zijn aan te merken als kampeermiddelen zoals bedoeld in de verordeningen toeristenbelasting van de gemeente Ommen voor de jaren 2013, 2014 en 2015 (hierna telkens genoemd: de Verordening toeristenbelasting).
De Rechtbank heeft de beroepen van [C] BV, ingediend met betrekking tot de aan haar opgelegde aanslagen in de toeristenbelasting voor 2010 en 2011, gegrond verklaard, de bestreden uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd en hem opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van het bepaalde in die uitspraak (de uitspraak voor 2010 is van 8 mei 2013, nummer Awb 13/190, ECLI:NL:RBOVE:2013:CA1221). In vervolg hierop heeft de heffingsambtenaar in de loop van 2013 ook de door belanghebbende over eerdere jaren betaalde toeristenbelasting gerestitueerd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslagen toeristenbelasting terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich ook in hoger beroep slechts toe op de vraag of aan de bewoners van de stacaravans aanslagen in de forensenbelasting kunnen worden opgelegd op grond waarvan de na te noemen vrijstelling in de toeristenbelasting moet worden verleend.
Belanghebbende meent dat de vorenstaande vraag bevestigend moet worden beantwoord. Zij stelt dat zij slechts langdurig en veelal voor perioden langer dan 90 dagen verhuurt. Zij stelt voorts dat zij aan de vermindering in 2013 van de aanslagen voor eerdere jaren het in rechte te honoreren vertrouwen kan ontlenen dat ook voor de onderhavige jaren geen aanslagen in de toeristenbelasting zouden worden opgelegd. Zij stelt dat vertrouwen ook te kunnen ontlenen aan telefonisch door de heffingsambtenaar gedane toezeggingen.
De heffingsambtenaar is de tegengestelde opvatting toegedaan. Hij stelt, onder verwijzing naar de stukken en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de Rechtbank, dat het onbegrijpelijk is dat de Rechtbank ervan is uitgegaan dat tussen partijen niet in geschil is dat de arbeidsmigranten die de stacaravans huren geen hoofdverblijf hebben in de gemeente Ommen. Hij stelt nadrukkelijk dat de huurders nu juist wel hun hoofdverblijf hebben in de gemeente Ommen en verwijst daarvoor naar de informatie die door belanghebbende is gegeven. Voor de personen die in de stacaravans verblijven met overnachting en die niet zijn ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeente Ommen kan toeristenbelasting worden geheven. Nu die personen niet elders hun hoofdverblijf hebben, is de zogenoemde vrijstelling forensenbelasting niet van toepassing. Hij heeft steeds na het verstrijken van een belastingjaar bij belanghebbende gegevens opgevraagd ten behoeve van de vaststelling van de toeristenbelasting. Aan de vermindering van de aanslagen voor eerdere jaren, noch aan de omstandigheid dat het tot in 2016 heeft geduurd voordat de onderhavige aanslagen zijn opgelegd, kan belanghebbende het vertrouwen ontlenen dat de onderhavige aanslagen niet (meer) zouden worden opgelegd. Op grond van artikel 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslagen slechts door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Tijdens telefoongesprekken is weliswaar de verhouding tussen de toeristenbelasting en de forensenbelasting besproken maar tevens is meegedeeld dat elk jaar opnieuw onderzoek moet worden gedaan om te bepalen of in dat jaar toeristenbelasting of forensenbelasting is verschuldigd. Een toezegging dat de onderhavige aanslagen niet zouden worden opgelegd, is niet gedaan.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan is ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrond verklaring van het beroep.