Home

Rechtbank Overijssel, 24-08-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:3341, Awb 16/3018

Rechtbank Overijssel, 24-08-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:3341, Awb 16/3018

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
24 augustus 2017
Datum publicatie
24 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2017:3341
Formele relaties
Zaaknummer
Awb 16/3018

Inhoudsindicatie

Aanslagen toeristenbelasting opgelegd over belastingjaren 2013, 2014 en 2015 met betrekking tot arbeidsmigranten die chalets huren en niet ingeschreven staan in de BRP: aanslagen ten aanzien van huurders die in een kalenderjaar gedurende 90 dagen of meer een chalet huurden, ten onrechte opgelegd; beroep gegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

Zittingsplaats Zwolle

Registratienummer: Awb 16/3018

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in de zaak tussen

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ommen, verweerder,

gemachtigde: A. Kamphuis-Schra.

[jw.sys.1.proc_jaar]/[jw.sys.1.proc_vnr]

1 Procesverloop

Met dagtekening van 15 juni 2016 heeft verweerder eiseres over de belastingjaren 2013, 2014 en 2015 definitieve aanslagen toeristenbelasting opgelegd van respectievelijk

€ 2.227,00, € 1.712,00 en € 2.846,00.

Bij uitspraak op bezwaar van 8 november 2016 heeft verweerder het tegen deze aanslagen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2017. Eiseres is verschenen.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en A.J.C. Lam.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Overwegingen

1. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder blijkens het verweerschrift besloten heeft de aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2013, 2014 en 2015 aan te passen, door toepassing van de forfaitaire heffing, waarbij per recreatiewoning wordt uitgegaan van 58,3 overnachtingen door 2,8 personen voor de jaren 2013 en 2014. Voor 2015 wordt uitgegaan van 56 overnachtingen door 3 personen. Voor de objecten waar minder overnachtingen zijn geweest dan hiervoor aangegeven, zijn de daadwerkelijke overnachtingen aangehouden. Op grond hiervan zijn de aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2013, 2014 en 2015 verminderd tot respectievelijk € 1.293,00, € 929,00 en € 1.633,00.

2. Reeds op grond hiervan wordt het beroep van eiseres gegrond verklaard en komt de uitspraak op bezwaar voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank dient voorts te oordelen of de gewijzigde uitspraak op bezwaar in stand kan blijven.

De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.

3. Eiseres is eigenaar van een aantal chalets op Buitenplaats [naam] te [plaats] . Deze chalets worden door eiseres verhuurd aan arbeidsmigranten, die na enige tijd teruggaan naar het land van herkomst of die zich laten inschrijven bij een woningbouwvereniging en na verloop van tijd een woning toegewezen krijgen.

Een aantal bewoners van de verhuurde chalets heeft zich in laten schrijven in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) van de gemeente Ommen.

Met betrekking tot diegenen die niet ingeschreven staan in de BRP heeft verweerder voor het aantal overnachtingen in één van de chalets aan eiseres aanslagen toeristenbelasting opgelegd over de hiervoor genoemde belastingjaren.

4. Eiseres heeft aangevoerd dat eind 2013 door verweerder telefonisch is meegedeeld dat vanaf dat moment forensenbelasting zou worden geheven van iedereen die langer dan drie maanden op het park verblijft, de overnachtingen van deze huurders zouden dan dus niet meer onder de toeristenbelasting vallen. Dit zou ook voor huurders gelden en langhuurders zouden als inwoners van de gemeente te beschouwen zijn. Nu blijkt dat niet het geval te zijn en worden er toch weer aanslagen toeristenbelasting opgelegd. Eiseres beroept zich op een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 mei 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2912, waarin eveneens de vraag aan de orde was of terecht een aanslag toeristenbelasting was opgelegd. Mocht de rechtbank thans afwijken van deze uitspraak, dan wil eiseres gebruik maken van de forfaitaire heffing van de toeristenbelasting.

Eiseres vindt het daarnaast onredelijk dat verweerder na drie jaar met een aanslag komt. Nu kan de opgelegde belasting niet meer doorberekend worden.

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat voor ieder jaar opnieuw de afweging dient plaats te vinden of er sprake is van forensen- of toeristenbelasting, dan wel geen van beide. Voor de forensenbelasting geldt dat deze louter kan worden opgelegd indien voldaan wordt aan, onder andere, het criterium dat er geen sprake is van hoofdverblijf van degene die de gemeubileerde woning voor zichzelf of zijn gezin ter beschikking houdt.

Het overgrote deel van de niet in de BRP ingeschreven huurders betreft arbeidsmigranten. Zeker in het geval van deze arbeidsmigranten is het ‘hoogst waarschijnlijk’ dat het verblijf op het park de enige verblijfslocatie is.

Wanneer iemand langer dan vier maanden in Nederland komt worden, moet diegene zich in laten schrijven in de BRP. De gemeente hoeft hierin geen actieve rol te spelen.

Op grond van artikel 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moet binnen drie jaar na het ontstaan van de belastingschuld de belastingaanslag worden opgelegd. Voor tijdvakbelastingen, zoals de toeristenbelasting, geldt dat de belastingschuld ontstaat aan het eind van het tijdvak.

5. Artikel 224 van de Gemeentewet bepaalt dat ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven, een toeristenbelasting kan worden geheven.

Ingevolge de artikelen 1 van de krachtens artikel 224 van de Gemeentewet door de gemeenteraad van Ommen vastgestelde Verordening toeristenbelasting 2013, de Verordening toeristenbelasting 2014 en de Verordening toeristenbelasting 2015 (hierna: de Verordeningen toeristenbelasting) wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisregistratie persoonsgegevens van de gemeente.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordeningen toeristenbelasting is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1 de belastingplichtige.

Ingevolge artikel 3, aanhef en onder 3, van de Verordeningen toeristenbelasting wordt de toeristenbelasting niet geheven voor verblijf van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd.

Artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt - kort gezegd - dat een forensenbelasting kan worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig malen nachtverblijf houden, of er op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

Ingevolge de artikelen 1, eerste lid, van de krachtens artikel 223 Gemeentewet door de gemeenteraad van Ommen vastgestelde Verordening forensenbelasting 2013, de Verordening forensenbelasting 2014 en de Verordening forensenbelasting 2015 (hierna: de Verordeningen forensenbelasting) wordt onder de naam ‘forensenbelasting’ een directe belasting geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen per jaar voor zich (…) een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de arbeidsmigranten, die de onderhavige chalets van eiseres huren, geen hoofdverblijf hebben in de gemeente Ommen, en evenmin ingeschreven zijn in de gemeentelijke basisregistratie persoonsgegevens.

Onder het “voor zich (…) een gemeubileerde woning beschikbaar houden” als bedoeld in artikel 223, eerste lid, Gemeentewet en artikel 1, eerste lid, van de Verordeningen forensenbelasting moet naar het oordeel van de rechtbank tevens worden begrepen het voor zichzelf huren van een gemeubileerde woning als de chalets van eiseres. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de huurders van de chalets hun hoofdverblijf elders, in ieder geval niet in de gemeente Ommen hebben wordt, als zij de chalets voor tenminste 90 dagen per jaar huren, door die huurders voldaan aan het bepaalde in artikel 223, eerste lid, Gemeentewet en artikel 1, eerste lid, van de Verordeningen forensenbelasting.

Omdat ingevolge artikel 3, aanhef en onder 3, van de Verordeningen toeristenbelasting de heffing van forensenbelasting vóórgaat op de heffing van toeristenbelasting, zijn naar het oordeel van de rechtbank de aanslagen toeristenbelasting ten aanzien van huurders die in een kalenderjaar gedurende 90 dagen of meer een chalet huurden, ten onrechte opgelegd.

7. Blijkens het overzicht dat verweerder als bijlage bij de uitspraak op het bezwaar heeft gevoegd is aannemelijk dat een of meer van de chalets, waarin eiseres gelegenheid heeft geboden tot het houden van verblijf met overnachting en op welk verblijf de bestreden aanslagen toeristenbelasting berusten, tijdens de perioden waarop de aanslagen betrekking hebben gedurende 90 dagen of meer aan een daarin verblijf houdende verhuurd waren. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval sprake voor het jaar 2013 ten aanzien van de chalets 2, 24, 27, 28. 36, 42, 77, 90 en 98, voor het jaar 2014 ten aanzien van de chalets 2, 24, 28, 77, 90 en 98 en voor het jaar 2015 ten aanzien van de chalets 2, 24, 28, 32, 36, 72, 77, 90 en 98.

De (gewijzigde) aanslagen toeristenbelasting zijn dus ten onrechte opgelegd. De gewijzigde uitspraak op het bezwaar wordt vernietigd.

8. De rechtbank is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten van rechtsbijstand in bezwaar of proceskosten.

3 Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op het bezwaar;

- gelast verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,00 aan haar te

vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van

Y. van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.