Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9147, 17/01401 en 17/01402

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9147, 17/01401 en 17/01402

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 oktober 2018
Datum publicatie
26 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:9147
Formele relaties
Zaaknummer
17/01401 en 17/01402

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Kosten in verband met terugvorderen alimentatie aftrekbaar? Bevoegdheid navordering.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 17/01401 en 17/01402

uitspraakdatum: 16 oktober 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 november 2017, nummers AWB 17/1678 en 17/1679, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.889 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.515. Bij beschikkingen is een vergrijpboete van € 3.847 opgelegd en is de belastingrente berekend op € 1.667.

1.2.

Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.452 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.870. Bij beschikkingen is een vergrijpboete van € 2.341 opgelegd en is de belastingrente berekend op € 710.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente verminderd en de beschikkingen vergrijpboete vernietigd.

1.4.

Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is [in] 1987 gehuwd met [A] (hierna: de ex-partner).

2.2.

Belanghebbende heeft vanaf 18 november 2010 aan de ex-partner alimentatie betaald.

2.3.

Het huwelijk is [in] 2011 ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

2.4.

Belanghebbende heeft procedures opgestart om de door hem aan zijn ex-partner betaalde alimentatie terug te vorderen.

2.5.

Belanghebbende heeft in een brief van 12 mei 2014 aan de Inspecteur gevraagd of de kosten die betrekking hebben op het terugvorderen van bedoelde betaalde alimentatie (hierna: de kosten) aftrekbaar zijn.

2.6.

De Inspecteur heeft bij brief van 24 juni 2014 aan belanghebbende meegedeeld dat de kosten niet aftrekbaar zijn.

2.7.

Belanghebbende heeft in een e-mail van 24 juni 2014 aan de gemachtigde geschreven:

‘Ik heb eindelijk een reactie van de Belastingdienst, maar dermate vaag en onbillijk dat ik toch de advocaatkosten wegens onverschuldigde alimentatie als aftrekpost wens op te voeren.

De Belastingdienst zal die post waarschijnlijk afwijzen, maar dat is de enige manier waarop ik procedureel deze onbillijkheid kan aanvechten.

Dus om procedurele reden:

svp aangiftes aanpassen voor de gemaakte kosten voor het bestrijden van de alimentatieverplichting, zie mijn opgave daarvan, en vervolgens de aangiftes 2012 en 2013 inzenden, uiteraard ook voor mijn echtgenote [B] .’

2.8.

Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV 2012 en 2013 de kosten in mindering gebracht op het inkomen uit werk en woning onder de vermelding ‘Kosten alimentatie’. De door belanghebbende in die jaren betaalde alimentatie is in deze aangiften vermeld onder ‘Betaalde alimentatie’.

2.9.

De aanslagen IB/PVV 2012 en 2013 zijn door de Inspecteur conform de aangiften opgelegd.

2.10.

De civiele kamer van het Hof heeft op 23 april 2015, kenmerk 200.148.491/01, geoordeeld dat de ex-partner de alimentatie dient terug te betalen. Tevens is de ex-partner veroordeeld tot betaling van de kosten van het onderzoeksbureau (€ 17.005,10) en de gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 45.000.

2.11.

Belanghebbende en de ex-partner zijn op 25 augustus 2015 overeengekomen dat de ex-partner niets meer aan belanghebbende is verschuldigd. De alimentatie is niet terugbetaald.

2.12.

De Inspecteur heeft navorderingsaanslagen opgelegd omdat naar zijn mening de kosten niet aftrekbaar zijn. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikkingen vergrijpboeten opgelegd en belastingrenten berekend.

2.13.

In de uitspraken op bezwaar is gedeeltelijk aan de bezwaren van belanghebbende tegemoetgekomen. De vergrijpboeten zijn komen te vervallen en de kosten gemaakt ter behoud van de arbeidsongeschiktheidsuitkering zijn alsnog in aftrek aanvaard.

2.14.

Belanghebbende heeft vergeefs beroep ingesteld.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de kosten aftrekbaar zijn en zo nee, of de Inspecteur mag navorderen. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. De Inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan. Tussen partijen is niet in geschil dat noch sprake is van een nieuw feit noch van kwade trouw. Evenmin is tussen partijen in geschil dat als de kosten aftrekbaar zijn, deze in de onderhavige jaren drukken.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing